Discussiegroep

Onderwerp: Winkelman's strategie voor Brabant

Totaal berichten: 1.340
1.671 keer gelezen
2 reacties
Categorie: Overig Mei 1940 / Bewapening en legerzaken
F. Mertens stelde in een andere discussie de volgende reactie beschikbaar. Omdat het aldaar off-topic is, wil ik het graag in een aparte draad beantwoorden. Ter referentie als ‘casus’ het bericht van F. Mertens hieronder integraal weergegeven. Daaronder zal ik mijn antwoord op F. Mertens in twee delen posten.

FM:]
Zeer interessant, en ik kan me voor een groot deel in de redenering vinden. Vaak vraag je jezelf af wat nu precies de reden is om op sommige plaatsen wel een berg lintjes uit te reiken, terwijl andere daden volledig vergeten lijken te worden. Waarschijnlijk hebben legers inderdaad de neiging om glorieuze, welgevallige acties op deze manier in het voetlicht te plaatsen (Ik kan het trouwens alleen maar volledig eens zijn met de mening dat onze legerleiding in Vesting Holland totaal gefaald heeft. Het zit mij nog altijd dwars dat die paar Duitse restanten niet opgeveegd zijn en het Ie Legerkorps is vrijgemaakt als strategische reserve)en falen te verhullen. Niet alleen het Nederlandse leger trouwens. Neem de regen van VC's in Rorke's Drift na het debacle van Isandlwana of de VC's die de na de zinloze charge van de 21st lancers bij Omdurman werden uitgedeeld.

Alleen vraag ik me af of dit een bewust poging is van de marine om Rotterdam te kapen. Hoewel ik de eerste ben om te bevestigen dat de rol van de marine in Rotterdam schromelijk overdreven wordt en dat de marine haar PR heel wat beter weet uit te buiten dan de landmacht -nog altijd trouwens, zoals die onderzeeër voor Somalië maar weer eens bewees- denk ik niet dat deze lintjesregen hier een strategisch onderdeel van was. Want als dit het geval was geweest, waarom zijn de mariniers dan verhoudingsgewijs zo karig met beloningen bedeeld, en waarom zijn de discrepanties tussen de verschillende schepen dan zo groot? Juist de mariniers waren het perfecte vehikel geweest om de verdediging van Rotterdam als een marine triomf uit te buiten, maar juist zij zijn verhoudingsgewijs karig van medailles voorzien.

Ik verheug me trouwens op dat boek over de operaties in Brabant. Hoewel ik me nog altijd afvraag wat de opties van onze legerleiding eigenlijk waren. Het sterk verdedigen van de Peel-Raam stelling was ook met Franse coöperatie levensgevaarlijk geweest. Zo dicht als de stelling bij Duitsland lag, zo ver lag hij van Franse versterkingen. En gezien de verwachting dat de Duitsers een Schlieffen plan II wilden uitvoeren, was hier de elite van het Duitse leger te verwachten geweest. De Duitse divisies die op 10 mei voor Mill lagen, waren van heel wat minder kaliber. Om met de in Nederland voorhanden troepen de verwachte Duitse aanval het hoofd te bieden, hadden er in Noord-Brabant mijns inziens minimaal twee legerkorpsen gestationeerd moeten worden, wat of de Grebbelinie volledig had blootgelegd of Nederland volledig zonder strategische en operationele reserve had gelaten. En zelfs dan was het een groot risico geweest.

Maar wat waren in Noord-Brabant onze alternatieven? Hadden wij onze troepen terug kunnen trekken nadat Frankrijk en België duidelijk te kennen hadden gegeven de Peel-Raam stelling niet te ondersteunen? Was een verder terug gelegen Oranje-Stelling mogelijk geweest? Het idee meer naar het Westen Antwerpen te dekken en contact met de geallieerden mogelijk te maken heeft mij altijd aangesproken. Zeker gezien het feit dat de veiligheid van Antwerpen wel een cruciale prioriteit van de geallieerde legers was. Of was dit laatste te zeer in tegenspraak met onze neutraliteit? Hadden we misschien een bruggenhoofd over de rivieren moeten handhaven om als het ware een uitvalspoort in Noord-Brabant te hebben van waaruit het veldleger een Frans of Duits leger in de flank kon bedreigen bij een aanval door Brabant? Het verbaast mij nog altijd dat er binnen de defensiepolitiek zo weinig aandacht was voor deze kwestie. Alles draaide om de veiligheid van de Vesting Holland terwijl die voor de handhaving van onze neutraliteit van inferieur belang was. Het ging Frankrijk, Duitsland en Engeland om Limburg, Brabant en de Schelde, niet om de verdediging van Amsterdam. Maar goed, dit is een andere discussie. Hoewel ik wel geïnteresseerd ben naar verdere ideeën over alternatieven voor Noord-Brabant (in Limburg hadden we nu eenmaal helemaal geen manoeuvre ruimte om meer te doen dan de bruggen over de Maas op te blazen en voor wat vertraging te zorgen, wat trouwens keurig is gedaan). [FM einde]
» Dit bericht is geplaatst op 16 december 2012 15:09
Totaal berichten: 1.340
In Noord-Brabant waren er in principe allerhande alternatieven geweest, zij het niet dat Reynders met Wilson heel specifiek kozen voor het fixeren van de op papier al bestaande Peel concentratie. Ik heb de afgelopen jaren o.m. gestudeerd op de totstandkoming van deze Peel-Raamstelling en eigenlijk komt het erop neer, dat dit (uiteindelijk) vooral de stelling van J.J.C.P. Wilson was. Deze had indertijd tijdens zijn studie aan de HKS (hogere krijgsschool) de Peelconcentratie bestudeerd en was prompt tot specialist gebombardeerd. Dat ging zo binnen onze legerelite.

Toen Reynders in 1935 als CGS aantrad had ons leger eigenlijk nauwelijks een valide defensie. Zelfs de plannen waren allemaal sterk gedateerd en beslist niet toegesneden op het opponerend leger dat vijf jaar later te velde zou verschijnen. In datzelfde jaar werd om meer budget gevraagd en het leerstuk van de strategische overval door GS en Veldleger opgepakt. In 1936 waren de eerste gevolgen zichtbaar en vanaf dat moment werden plannen uitgewerkt voor de permanente inrichting van onze grensbeveiligingen. Dat zou uiteindelijk uitmonden in de bescheiden stelsels in het noorden, de IJssellinie en de Maaslinie. De echte betonnen handtekening onder die linies kwam echter pas in het voorjaar van 1939 tot stand, toen de eerste spade in de grond werd gestoken. Voordien waren slechts rivierkazematten bij grote bruggen aangelegd en waren grenseenheden overigens geacht in het open veld stelling te nemen.

Vervolgens werd nagedacht over de rest van het stelsel. De hoofdstellingen met name. Reynders verzocht Wilson te onderzoeken of de Peel concentratie – overigens ontstaan vanuit een heel andere gedachte dan die van de invasie van Nederland sec – nog opportuun kon zijn, nu gedurende het laatste decennium zoveel ontginning van het gebied had plaatsgevonden en zoveel verharde wegen waren aangelegd. Dat nam veel van de natuurlijke sterkte van de Peel regio weg. Wilson bewaakte zijn kindje echter met verve en gaf aan dat er weliswaar extra maatregelen genomen moesten worden, maar dat de Peel stelling nog steeds grote kwaliteiten had. Het Veldleger was het oneens met Wilson. Roëll was een fel tegenstander van de Peelstelling en datzelfde gold, in minder uitdrukkelijke mate, voor zijn opvolger in 1937, de generaal Van Voorst tot Voorst, evenzo. Beide heren van het Veldleger waren voor een Oranjestelling. Een stelling waarvan een aantal varianten bestond overigens.

Reynders vertrouwde echter volledig op Wilson, was bovendien niet altijd blij met de assertieve Roëll, wat Reynders een beetje een druktemaker vond. Vermoedelijk is het juister om te stellen dat Reynders en Wilson een vergelijkbare eigenzinnige denktrant hadden en elkaar dus in dat opzicht spaarden. Daarvan ben ik meer sporen tegen gekomen. Kritiek vanuit het Veldleger dat de Peel-stelling te kwetsbaar was, het Duitse leger geen kans bood om er voorlangs weg te draaien (!) en bovenal niet aangeleund bij de grens was, wuifde Reynders eenvoudig weg. Reynders en Wilson hebben over met name het laatste beide voor- en naoorlogs de grootst mogelijke tendentieuze analyses verkondigd, die het zogenaamd, ook achteraf, gelijk zouden hebben gegeven. Zoals dat Duitse eenheden een stelling niet zouden omtrekken omdat ze standaard voor de rechtstreekse route zouden kiezen, en bovendien dat de stelling in werkelijkheid ook niet was omtrokken. Beide zijn en waren gevallen van voor eigen parochie preken. Alsof de Duitse strategie in mei en juni 1940 niet juist de indirecte aanval behelsde! Overigens is er een bekende schrijver over de gebeurtenissen die het presteerde om deze onhoudbare retorica anno nu nog te verdedigen, en met verve. Feit (!) is dat de Peelstelling al op de eerste dag dat zij werd getest bij Weert werd omtrokken door de sterke 1e Aufklärungsabteilung met zijn ca. 50 pantserwagens en gemotoriseerde infanterie. Dat deze omtrekking verder niet groots werd uitgebuit, had slechts te maken met het feit dat de Peel-Raamstelling al massaal was doorbroken door Duitse eenheden. Wilson en Reynders meenden echter dat de omtrekking door 1.AA normaliter zou zijn gepareerd door de Lichte Divisie. Niet alleen is dat hoogst onwaarschijnlijk, door de zeer bescheiden kracht van die divisie – wat wel zou blijken in en om Dordrecht – maar tevens zou de divisie nauwelijks in staat zijn geweest de concentraties te realiseren om een dusdanig sterke gepantserde verkenningseenheid te pareren. Nee, de Peel-Raamstelling was van een gedrochtelijke soort. Een zwevende stelling, zonder diepte. Een relikwie van de 19e eeuw, echter gebouwd in 1939, omdat het CGS en politiek goed uitkwam.

Interessant is dat de Peel concentratie (niet de gefixeerde Peel-Raamstelling) een concentratie was die ervoor had moeten zorgen dat Duitse troepen Oost-Brabant zouden mijden om een Schlieffen-achtige strategie te realiseren. Uitgangspunt bleef dat Duitsland Nederland niet naar het leven stond. Ook de GS realiseerde zich dat een nieuw Franco-Duits conflict Duitsland niet opnieuw de fout zou doen laten maken om slechts door de Maasvallei bij Visé en Luik op te trekken maar de grotere boog te kiezen door Nederland Limburg en wellicht Brabant. Vervolgens ontstond binnen GS/HKS de discussie wat het uiterst povere Nederlandse veldleger tegen zo’n Duits leger zou kunnen inbrengen. Bitter weinig was de mening van vrijwel allen. Het waren vooral deze officieren, die het vaker bestudeerde concept van concentraties verder westelijk in Brabant weer opperden. Daarbij waren twee varianten van de Oranjestelling aan de orde. De lange variant – een linie Goirle-Tilburg-Den Bosch – was volledig ingesteld op een Duits demarché door Noord-Limburg en Oost-Brabant. Daarbij werd de Duitsers ‘manoeuvre ruimte’ geboden om de wijde boog onder de Maas te maken richting België, maar diende de linie Den Bosch – Tilburg als bumper voor de grens van wat Duitsland aan ruimte werd geboden. Dat was een militaire gedoogconstructie, waarbij Duitsland enerzijds de kans werd geboden om een flink stuk van het zuidoosten van het Nederlands grondgebied te gebruiken voor een initieel offensief, maar waar anderzijds in de Oranjestelling ferm weerstand zou worden geboden als de Duitse ambitie verder zou gaan. Deze diagonale stelling zouden we curieus genoeg terugzien als “noodscenario” in de portfolio van mogelijkheden van de C-Peeldivisie, Schmidt.

De korte variant van de Oranjestelling lag van grens tot Tilburg naar Geertruidenberg, tussen de laatste twee plaatsen achter het Wilhelminakanaal. Deze stelling is ook de (op)stelling die voor de Belgen en Fransen uitstekend aansloot. Ze werd verlengd op Belgisch grondgebied achter het kanaal van Turnhout en viel binnen de plannen van de voorverdediging van Antwerpen, die met name Gamelin aanhing. Er werd op 11 mei zelfs een vorm van een Oranjestelling verwezenlijkt, zij het door Franse troepen. Voor Tilburg zouden 4.RDP en 6.RC de linie vormen, en een GRDI zou tussen Tilburg en Geertruidenberg het laatste facet bezetten. Dat zo’n lichte bezetting geen lang leven beschoren zou zijn, is evident. Het was in de werkelijkheid van 11 mei een voorverdediging geworden. Het zou echter een kansrijke stelling zijn geweest in geval van voorbereiding en concentratie van Nederlandse troepen. Tilburg zou echter zonder meer ten prooi zijn gevallen aan een grote mate van vernieling en rampspoed. Een zaak die bij de GS meewoog gedurende het interbellum. Wat was men bereid te offeren? De Peel-Raamstelling was in dat opzicht veel verder van de grote steden verwijderd, hoewel Eindhoven en Den Bosch aanzienlijke risico’s liepen.

De reden waarom Reynders ondanks veel kritiek van binnenuit aan de PR bleef vasthouden is naar mijn volle overtuiging vooral ijdelheid geweest. Zoals Reynders sowieso door naijver lijkt te zijn geplaagd. In veel van zijn handelingen, jegens alle attachés, jegens Roëll, maar zeker die jegens Dijxhoorn, is dit te herkennen. De laatste was overigens niet alleen zijn functioneel meerdere, maar ook in ijdelheid absoluut onovertroffen. Dijxhoorn tuimelde er haast van achterover. Het leidde ertoe dat Reynders niet open stond voor nieuwe ideeën en Dijxhoorn zijn standpunten ook in beton goot. Toch zijn er door Reynders in stilte onderzoeken gedaan naar de Oranjestelling. Ik heb gegevens gevonden dat er in de mobilisatieperiode 1939/1940 sonderingen zijn verricht door genie officieren, nog in opdracht van Reynders, in de sector van de Oranjestelling. Het zal echter zo zijn dat de investeringen die vanaf voorjaar 1939 werden gedaan in de Peel-Raamstelling de zaak hebben beklonken. Vanaf dat moment was er geen lichtvaardige kanteling van de defensie in Brabant meer mogelijk. Dat acht ik overigens nog steeds een zaak die aan Wilson en Reynders kan worden opgehangen. De achterliggende gedachte van hun fanatieke steun voor de Peelstelling miste wat mij betreft iedere vorm van een houdbare, diepere filosofie over een voortgezette strijd tegen Duitsland. Dat is overigens een kwestie die in België en Frankrijk ook zo geobserveerd werd. Hoewel die landen natuurlijk net zo goed opportuun te werk gingen, was de duiding door Duitse, Franse en Belgische stafofficieren van onze Brabantse defensie eendrachtig negatief.

Winkelman zag wel de onhoudbaarheid van de Peelstelling in. En tot genoegen van veel militairen, met uitzondering uiteraard van Wilson, die inmiddels al een tijd chef operatiën was op het AHK. In plaats dat Wilson vervolgens zijn pet aan de wilgen hing – zeker toen hij bewust werd dat zijn stelling in april 1940 definitief ten grave werd gedragen – zou hij het verlaten van de Peelstelling slikken. Mijn overtuiging is dat Wilson diep van binnen allang wist dat die Peelstelling alleen bij Nederlandse kaartoefeningen enig cachet had, maar tegenover een Duits leger hoogstens enkele dagen kon figureren. Hij zal het best hebben gevonden dat Winkelman intervenieerde, hoewel ook Wilson naoorlogs deed alsof Reynders en hij alles wat op 10 en 11 mei in Brabant gebeurde feilloos hadden voorspeld. De (weder)vraag had volstaan: waarom dan toch die Peelstelling, meneer Wilson?

Er was mijns inziens voor Nederland op hoofdlijnen slechts een tweetal opties aan de vooravond van een Duitse inval. Onmiddellijke capitulatie – naar Deens voorbeeld – of een van begin af aan uitgesproken verbonden verdediging voerend. De tussenweg, die Winkelman en de Regering kozen, vind ik onverdedigbaar en veroordeel ik als visieloos. Die tussenweg zou immers slechts leiden tot een onvermijdelijk verlies, tegen onvermijdelijk aanzienlijke kosten terwijl enige doelmatigheid m.i. ontbrak. Nederland was in geen enkel opzicht geoutilleerd voor een oorlog die langer duurde dan een week. De meest basale zaken – wapens en munitie voorop – ontbraken voor meer dan een week intensieve strijd. Voor de luchtafweer en sommige type artillerie vuurmonden was hoogstens voor enkele dagen munitie. In de meest optimale situatie met een functionerend continubedrijf konden onze munitiefabriek een procent of 2-3 van de dagelijkse oorlogsconsumptie bij produceren. Dat is dus nihil. Alleen al op basis van dit fundamentele argument had Nederland slechts de twee keuzes waar ik mee aanving. (einde deel 1)
» Deze reactie is geplaatst op 16 december 2012 17:10
Totaal berichten: 1.340
(deel 2)
Reynders koos – zij het niet voluit – voor de verbonden strijd. Reynders zag tenminste in dat de belangrijkste strijd in Nederland onder, en niet boven de rivieren zou worden gevoerd. Daarin was Reynders in alle opzichten al boven Winkelman te ambiëren als opperbevelhebber, omdat zijn basale uitgangspunt tenminste ‘realisme’ was. Dat Reynders ook allerhande (potentiële) zwakke punten in zijn dispositie van eenheden had – zo was de Duitse luchtlanding in het stelsel van Reynders desastreus geweest – kunnen we gemakshalve (‘for argument sake’) vergeten. Immers alleen achteraf is een feilloze defensie denkbaar.

Winkelman koos voor ‘van alles een beetje niets’. Zijn schildpadstrategie van de verdediging van Vesting-Holland was een Middeleeuwse reflex, gespeend van iedere vorm van modern militair denken. Het had geen enkel realisme in zich en schepte een valselijke belofte van kansen door concentratie van krachten, door terugtrekken op de slotburcht in de tijd dat vliegtuigen en zwaar geschut in stenen muren niet veel uitdaging vonden. De ‘collateral damage’ van de terugtrekking op, en het hoofdgevecht binnen Vesting Holland was navenant groter; de rekening dus vermoedelijk veel hoger dan de ‘tegenstander in de provincie’ (met het veldleger) opvangen. Daarnaast was de keuze van Winkelman halfbakken. Het was vanuit ieder militair standpunt gezien wezenloos om een Legerkorps en Lichte Divisie in Brabant te houden in de ferme wetenschap dat die na een inval direct zouden moeten terugtrekken. Waarom zo’n gevaarlijke manoeuvre pas na een inval, vooral als de misleiding die ermee bereikt vrijwel zeker slechts in het voordeel van de aanvaller lijkt te werken? Het leidde er eerder toe dat de Duitsers nog sneller door Brabant stootten dan ze hadden voorzien. Men had immers meer eenheden geconcentreerd omdat men er naast enige Franse of Britse divisies nog zo’n 60.000 Nederlandse militairen met aanzienlijke artilleriesteun verwachtte. Dat werden er minder dan de helft zonder artillerie. Wie misleidde Winkelman hiermee en in wiens voordeel was dit? Naar mijn mening was de misleiding in vrijwel ieder scenario slechts in het voordeel van de aanvaller. Een neutraliteitskwestie, zoals ook wel eens aangevoerd, kan niet aan de orde zijn. Dan zou het stelsel Snijders in 1914 eens bekeken moeten worden ter vergelijking.

Of Winkelman er nu zelf zo in geloofde of slechts de serviele dienaar was van een dicterende Regering, zoals we naoorlogs nog talloze CGS’en als politici in uniform hebben zien figureren, kan ik onvoldoende beoordelen. Daarvoor staan mij te weinig details van de overwegingen van Winkelman ten dienste. Ik weet wel dat Winkelman de mijns inziens eerste politicus op de stoel van een CGS/OLZ functie is geweest. En ik kan (inmiddels) wel beoordelen dat Winkelman geen groot tacticus was, maar hoogstens een organisator en bemiddelaar. En ook daarin liet hij opmerkelijke steken vallen, hoewel ik zijn chef-staf landmacht (HFM van Voorst), die nooit besproken lijkt, zelfs ronduit zwak acht. Veel van de ‘fouten in het veld’ waren vooral een gevolg van een zwakke landmachtstaf in Den Haag en veel minder van een falende OLZ, die tenslotte alleen over hoofdlijnen ging. Als we zien wat er in april en mei op het AHK gebeurde – waar een zeer oncollegiale sfeer hing en enorm gekonkeld werd – kan dat eigenlijk alleen maar de chef-staf worden kwalijk genomen. Die was duidelijk niet voor zijn taak geschikt, daar waar zijn voorganger veel meer ontzag genoot.

Winkelman gaf de verdediging van Noord-Brabant volledig op en stond daarmee diametraal op de strategische uitgangspunten die de Generale Staf al het gehele interbellum nastreefde. Winkelman was ook in dat opzicht een dissonant. De GS had vrijwel alle grote krijgsspellen en manoeuvres gedurende het interbellum afgestemd op scenario’s die zich (in hoofdzaak) onder de grote rivieren hadden afgespeeld. De GS zag niet alleen in dat in ieder oorlogsscenario in west Europa Nederland in elk geval ten zuiden van de Maas (ten dele) zou worden bezet, maar dat ook bij een ongelimiteerde aanval op het land de cruciale slag vermoedelijk onder en niet boven de Maas zou worden gevoerd. Winkelman besliste anders. Hij verliet het scenario van de Generale Staf geheel en ging in feite terug naar een strategie die in 1672 nog beproefd was, met overigens nagenoeg eenzelfde armoedige prelude als aanleiding voor de toen opgedrongen schildpadstrategie. En ook in 1672/1673 was een buitenlandse ondersteuning nodig om de slecht voorbereide republiek de kansen te doen laten keren. De GS had weliswaar de Vesting Holland ook als een Alamo in gedachte, maar niet voordat een tegenstander buiten de poorten fel zou zijn bestreden door het Veldleger. En juist die component pelde Winkelman af tot een schijnvertoning, waarbij bovendien in Noord-Brabant zo’n 25.000 man kansloos zouden worden opgeofferd. Er werd ze niets vergund, zelfs geen alternatieve verdediging scenario’s of een plan-de-campagne hoe om te gaan met Franco-Hollandse interactie. Een liaison staf kon er niet vanaf. Voor de interactie in Brabant met de Fransen moest de toch al zwaar overbelaste C-Peeldivisie, nota bene slechts een kolonel, maar zelf zorg dragen. We zetten onze generaals liever in om lege forten te bewaken (Fruyt van Hertog), lege scholen te commanderen (Gen-maj van Lawick) of luchtverdedigingskringen te bestieren (gen-maj Sillevis, Gen-maj Nauta Pieter).

Ikzelf vind de gang van zaken in Brabant vanaf april 1940 eerlijk gezegd niet eens slechts een blunder van formaat, maar tevens een brevet van onvermogen van het duümviraat Winkelman-Van Voorst tot Voorst. In hun kielzog de in passiviteit excellerende Commandant Veldleger JJG van Voorst (als groot contrast met zijn juist zeer assertieve voorganger, Roëll). Hoe kun je facilitair zo weinig bieden aan een kolonel met 25 bataljons (= meer dan een legerkorps aan gevechtstroepen), die niet alleen aan een overmachtige tegenstander zal worden overgeleverd, maar tevens met Franse troepen zal moeten afstemmen. Zelfs op 10 mei kon vanuit het AHK overste Wilson – nota bene hoofd sectie 1 (Operatiën) – op de vraag van kolonel Schmidt “Wat zijn de instructies voor samenwerking met de Belgen en Fransen” slechts antwoorden “Handelt u naar eigen inzicht, kolonel”. Was dat een spontaan tot de Auftragstaktik bekeerd Algemeen Hoofdkwartier of was dat een landmachtstaf die op fnuikende wijze een hoge veldcommandant met een legerkorpssterkte aan de grillen van het moment overliet, in het ernstigste conflict dat het land sinds 1795 overkwam? Mijn conclusie heb ik al verklapt. Die hoef ik niet te herhalen. Ik vind het echter onvoorstelbaar dat dit (non)beleid totaal niet door de PEC is gekapitteld eind jaren veertig.

Winkelman tastte af bij Fransen, Belgen en Britten wat hij kon verwachten. Hij kreeg (zo goed als) nul op het rekest. De Fransen toonden een voorwaardelijke interesse in het opmarcheren naar West-Brabant in het geval de Duitse aanval een optie voor een dusdanige strategie zou billijken. De Fransen bleven o.m. terughoudend, omdat Nederland niets bood c.q. te bieden had. De Belgen verbonden zich aan de Fransen en zeker niet aan een verlengde Peel-Raam. De Belgen gaven aan dat een Nederlands-Belgische samenwerking zonder gestes van de Nederlanders niet aan de orde kon zijn. De Britten boden niets; hadden ook niets. Medio 1939 was het Britse leger nog de helft kleiner dan het gemobiliseerde Belgische. Overigens wisten de Britten hun legerzwakte voor de partijen goed te verbergen. Dat Nederland strategisch gezien ook bijzonder weinig te bieden had, is duidelijk. We vormden een uithoek, slechts zijdelings interessant in een groot west Europees conflict. Als we besloten tot verzet, zou dat vooral een offer zijn dat in het teken van het geheel zou staan. Ons offer zou niet slechts de Nederlandse zaak kunnen dienen. Nederland was daarvoor echter absoluut niet klaar. Het introverte calvinistische landje van Kuijper en Colijn was erg egocentrisch, wat de overigens niet geheel onbevooroordeelde Belgische raadgever van de koning (gen-maj Raoul van Overstraeten) ook aangaf toen hij Nederland isolatiepolitiek verweet. Een politiek waar overigens zijn meester zich sinds 1936 evenzo aan had gelaafd, zij het minder puriteins en kortzichtig als “den Ollander”…

Daarmee was in april 1940 aan Winkelman duidelijk dat steun van de bondgenoten voor de Nederlandse strijd niet zou komen. Vanaf dat moment kon hij zichzelf niet meer wijs maken dat terugtrekken op Vesting-Holland in anticipatie op Geallieerde steun gebeurde. Voor zover dat werd aangevoerd is een drogreden geweest. Winkelman die de Moerdijkbruggen niet liet opblazen omdat de Fransen nog zouden komen, is pure misleiding van zijn eigen hoop en entourage geweest, want Gamelin heeft hem absoluut niet wijsgemaakt in het telefoongesprek dat Franse troepen naar Rotterdam zouden opmarcheren. Hij kan hoogstens gezegd hebben dat dit ultimo tot de kansen behoren zou als eerst de Duitse aanval tot staan was gebracht, maar de marorders die Gamelin voordien aan Georges had gegeven en voorjaar 1940 waren uitgewerkt, gingen niet verder dan ontplooiing onder de Maas. De vraag om vier divisies naar Vesting Holland, die Winkelman via Van Voorst Evekink aan het GQG had voorgelegd, was afgewezen. Niets zou men krijgen, behalve een staf van vier officieren voor de noodzakelijke afstemmingen. Eenzelfde liaisongroep stuurden wij naar Brussel, Parijs en Londen. Dat Winkelman toestond dat tijdens de meidagen allerhande hoaxen rond Franse hulp ontstonden is hem ernstig verwijtbaar. Zijn ondercommandanten handelden navenant en dit leidde tot het gegeven dat het Duitse bruggenhoofd bij Moerdijk nimmer door de Lichte Divisie werd bedreigd. Een strategische blunder, gebaseerd op misleiding die Winkelman zichzelf eigen had gemaakt. Dat de Fransen Moerdijk zouden hernemen. Nee, dat de Fransen er baat bij zouden hebben om Moerdijk te hernemen. Dat het in feite de Fransen juist baatte Moerdijk in Duitse handen te laten en zo een belangrijk deel van de Duitse troepen in Brabant af te geleiden via Moerdijk naar Vesting Holland, zou toch Winkelman en zijn strategen ook door het hoofd moeten zijn geschoten?

Het terugtrekken op de terp (die Vesting Holland heette), en wachten tot het water zakken zou, was geen realistische overweging. Al helemaal niet meer toen in de ochtend van 10 mei direct bleek dat er geen offensief werd ontplooid dat alleen Limburg en Brabant zou betrekken. Winkelman’s verzegelde enveloppes in depot bij de attachés – met het verzoek om troepensteun en wapens – waren niets anders dan vragen naar de bekende weg. Nederland zelf bood niets, gaf niets en wenste op voorhand niet eens geheime bilaterale gesprekken te voeren over strategische zaken, met niemand niet. Wat verwachtte Den Haag dus nu eigenlijk?

Terugtrekken op Vesting Holland was in dat opzicht op militair-rationele gronden dus een absurde overweging. Het was als de patiënt die weet dat zijn been moet worden geamputeerd, maar zijn been vlak voor de zaag komt, terugtrekt, zonder dat dit het proces zal beëindigen, slechts pijnlijk zal rekken.

Kortom …

De m.i. enige wezenlijke strategie was geweest om alle Veldleger eenheden te concentreren achter de Valleistelling en onder de Maas, op grofweg het smalste deel van Nederland. Twee legerkorpsen aan weerszijde van de grote rivieren en de Lichte Divisie als manoeuvre eenheid uiteraard onder de Maas. De traditionele cavalerie kon men dan boven de grote rivieren houden. De buitengewesten had ik veel lichter bezet dan Winkelman deed, want een groot aantal bataljons opofferen om de tegenstander een halve dag te vertragen is in een mini leger als het Nederlandse een nodeloos offer. Die troepen hadden grotendeels beter op de fronten van VH kunnen liggen. Voor Vesting Holland waren (binnen de beschikbare middelen) de vestingeenheden een ruim voldoende bezetting. Een verstandige overweging kon zijn om binnen de Vesting een tweetal veldleger brigades van deels mobiele eenheden te houden om twee manoeuvre eenheden beschikbaar te hebben voor noodgevallen, zoals een kleinschalige luchtlanding. Zulke troepen konden prima uit de provincie worden gehaald. Voor het overige had men zich volledig op Noord-Brabant en het centrale front moeten concentreren. Dat wil zeggen: als men weerstand wilde plegen en onmiddellijke capitulatie dus niet aan de orde was.

De laatste optie ben ik nooit voor geweest. Onmiddellijke capitulatie past niet bij verbondenheid en verbonden strijd was het enige met een duurzaam belang voor Nederland. Zelf ben ik van mening dat weerstand gepleegd diende te worden, om de doodeenvoudige reden dat Nederland ook nog koloniën had en zich weerbaar diende te tonen. Anders zou Indië een veel te uitdagende prooi voor Japan lijken. Engeland zou ons geen tweede keer – zoals in 1815 – vrijwel belangeloos de Archipel terug in de schoot werpen, ondanks onze verkeerde keuzes. Als Nederland zich niet tegen een inval verzetten zou en deze dus lijdzaam ondergaan, waarom zou Japan dan niet trachten de Indische Archipel verrassend te bezetten? En welke positie zou Nederland in moeten nemen in de wereld nadien? In het internationale spectrum was er dus – zeker anno mei 1940 toen de overdadige overmacht van Duitsland (en de onmacht van Frankrijk en het VK) toch nog niet zo helder voor ogen stond als een half jaar later – goede reden om verzet tegen een inval te plegen.

Als dat verzet dan gepleegd diende te worden, dan wat mij betreft slechts dat verzet, dat het beste en het meeste in het teken van de verbonden strijd stond; dat in verbondenheid met anderen de meest duurzame effecten zou sorteren. Een strijd, die immers in de Indische Archipel ontegenzeglijk ook aan de orde zou zijn. Want alleen tegen Japan, met de modernste marine ter wereld, vechten, zou Nederland met zijn bescheiden marine en futiele KNIL landleger nooit kunnen. Ergo, in mijn beleving, bleef daarom slechts over het uitdrukkelijk verbinden van ons veldleger met de troepen der verbonden landen. En wat mij betreft had dat in Noord-Brabant dienen te gebeuren door de helft van ons Veldleger daar in te zetten. De zorgen die de GS had ten aanzien van vernietiging van eenheden of het afsnijden van eenheden – bezwaren die door Winkelman en enkele gelijkgestemden werden aangevoerd – raakten op de keper beschouwd immers kant noch wal. De schildpad die zijn kop intrekt kan niet meer happen, maar nog slechts wachten op het onvermijdelijke mes dat het schild verwijderd, waarna de soep haast vanzelfsprekend dreigt. Stel dat de twee legerkorpsen in Noord-Brabant na een dagenlange strijd verloren waren gegaan, in welke zin was daarmee dan een zaak verloren gegaan, die in het scenario Winkelman – het ouderwetse beleg van de Vesting Holland – niet per saldo zou zijn verloren? Was Winkelman zijn strategie – het 3e Legerkorps uit Brabant verplaatsen naar de dode hoek van de Vesting Holland (de Waal-Linge stelling) – dan ook maar enigszins verstandiger als men kijkt naar het werkzaam inzetten van het Veldleger, schakelde de OLZ niet zelf zijn 3e Legerkorps daarmee uit? In Winkelman zijn strategie was het Veldleger tot stellingleger gedegradeerd op een vesting die niets anders verdedigde dan geïsoleerde Nederlanders en werd dus al bij voorbaat gekozen voor een kansloze verdediging. En waarom zou je een kansloze verdediging, die ook op termijn niets bijdraagt, überhaupt voeren? Dan had je beter de optie “direct capituleren” kunnen activeren, want offeren om het offeren was geen Nederlands uitgangspunt.

Mijns inziens was het een keuze tussen de voluit verbonden strijd of directe capitulatie, waarbij ik de laatste optie zelf nooit zou hebben geambieerd om de redenen die ik heb gegeven.(slot)
» Deze reactie is geplaatst op 16 december 2012 17:11

Plaats hier uw reactie

Opgelet: We behouden ons nadrukkelijk het recht voor om nieuwe berichten of reacties die voor de thematiek van onze websites en de discussiegroep irrelevant zijn, onbetamelijk of onbegrijpelijk geformuleerd zijn, ongewenste politieke of commerciële lading hebben of inbreuk maken op de privacy van nog levende personen niet te plaatsen. Uw reactie zal pas na goedkeuring door de beheerders zichtbaar zijn in de discussiegroep.

De inhoud van berichten - en daarin vermeldde gegevens en personalia - wordt na publicatie niet gewijzigd en/of verwijderd, tenzij daarvoor een dwingende aanleiding is. Berichtenschrijvers zijn zelf verantwoordelijk voor het toetsen van de inhoud van hun berichten voordat deze worden gepost.

Zie voor meer informatie de Gebruiksvoorwaarden. Tevens verzoeken wij u om kennis te nemen van de FAQ (veelgestelde vragen), wellicht dat uw vraag daar al beantwoord wordt.

Wenst u een gescande foto of ander beeldmateriaal op te nemen bij uw bericht, e-mail deze naar info@grebbeberg.nl en wij verzorgen de plaatsing (meestal nog dezelfde dag).

Bericht:   * 
Uw naam:   * 
 
E-mailadres:     * 
Om ongewenste (spam)berichten op onze website te beperken vragen wij u hieronder een eenvoudige controlevraag te beantwoorden. Berichten worden alleen geaccepteerd indien deze vraag correct is beantwoord.
1 + 1 =     * 
*) = verplicht veld  

2554