Belevenissen van Reinier Kampman, de facteur van M.C.-II-19 R.I.

... vóór, tijdens en kort na de inval der Duitsers op 10 mei 1940

p. 1

De compagnie zware mitrailleurs, onderdeel van een reservebataljon, waarbij ik ben ingedeeld, wordt bij de mobilisatie, eind augustus 1939, opgeroepen naar Deventer, waar we voorlopig, in afwachting van onze nadere bestemming, worden ondergebracht in een school.

Klik hier voor een uitvergroting
Reinier Kampman in het uniform van het instituut "Vooroefening" (Zware mitrailleurs) te Almelo (1932-1933) » meer
In de nacht van 31 augustus op 1 september vertrekken we om 5 minuten over twaalf per trein uit Deventer. De mitrailleurs worden op platte wagons met dezelfde trein vervoerd. Via Amersfoort komen we in de vroege morgen aan in Overberg, waar onze sectie in een kerkje wordt gelegerd. De volgende dag gaat het over De Klomp en Veenendaal naar Maanderbuurt. We overnachten op de deel van een boerderij. 's Morgens bij het opstaan grote hilariteit vanwege de vliegenpoep, die onze gezichten 's nachts een sproetig uiterlijk heeft gegeven. In de loop van de morgen wordt afgemarcheerd naar Wageningen.

De compagnie wordt voorlopig ingekwartierd bij burgers langs de Nude, onze sectie op de zolder bij de groente- en fruithandelaar Schuurman. De dochter is getrouwd met een Duitser, die in hetzelfde pand het beroep van kapper uitoefent. De eerste dagen brengen we werkeloos door. We beleven hier nog een hachelijk moment, wanneer we tijdens onze siësta, in diepe rust verzonken op het gespreide stro, plotseling worden opgeschrikt door een ontploffing. Wat is het geval? Uit een kastje blijkt een blik met kruit, waarschijnlijk voor het gebruik in de boomgaard achter het huis tegen de vogels, te zijn gevallen, waardoor wat van dit goedje in het stro terecht is gekomen en door een smeulende sigarettenpeuk tot ontbranding is gekomen. De schrik is groot en de kans op brand niet minder, daar het stro al vlam heeft gevat. In minder dan geen tijd ben ik met mijn koffertje beneden. Gelukkig loopt het nog goed af.

Zoals gezegd valt er voor ons nog niets te doen dan eten en slapen. Persoonlijk heb ik als facteur natuurlijk een taak, namelijk de post te verdelen onder de manschappen en ze te voorzien van postzegels, briefpapier en enveloppen.

Na enige tijd krijgt de compagnie haar definitieve onderdak. Het compagniesbureau, dat eerst in "Nudenoord" van de familie Volmer was gevestigd, wordt verplaatst richting Wageningen bij de familie Sonneveld, Nude no. 26. Het grootste gedeelte van de compagnie verhuist naar het "Instituut voor Plantenveredeling", waar de zolder voor dit doel ontruimd wordt. De rest krijgt zijn kwartieren aan weerszijden van de Nude bij burgers. De treinsoldaten met hun paarden en de keuken blijven op "Nudenoord".

Klik hier voor een uitvergroting
Groepsfoto manschappen M.C.-II-19 R.I. (augustus 1939) » meer
In de loop van de herfst en de winter wordt de compagnie dan eindelijk aan het werk gezet met het maken van stellingen aan de weg naar Achterberg ten noord-oosten van Rhenen. De winter wordt streng en de manschappen moeten bijten maken in het inmiddels geïnundeerde gebied van de Waterlinie.

Ik heb nu geregeld kantoorwerk, dat o.a. bestaat uit het uitschrijven van verlofpasjes en vervoerbewijzen en dergelijke. Het facteurschap heb ik overgedragen aan Jan Wiggers uit Zwinderen. Ondertussen ben ik bevorderd tot korporaal. Op het bureau is nu ook Frits Hoen, die ik uit Almelo ken, werkzaam. Later is hij N.S.B.er en gaat als vrijwilliger naar het Oostfront (zijn hele familie was fout).

Ook Oude Nijhuis uit Borne, de oppasser van onze kapitein Wezepoel, was later van de partij. De commandant van het Bataljon, Groot-majoor Van Apeldoorn, ventte later in Almelo met "Volk en Vaderland".

Het soldatenleven gaat nu zijn geregelde gang. Op tijd met verlof. Het amusementsleven voor de militairen komt ook op gang; af en toe worden er avonden georganiseerd door "O & O" (Ontwikkeling en Ontspanning) en de bioscoop heeft niet te klagen over belangstelling. Op 18 november verschijnt het eerste nummer van "De Wacht", weekblad voor de gemobiliseerde Weermacht en het Nederlandsche Volk (Voor gemobiliseerden 3 cent per no., voor burgers 10 cent, per kwartaal franco p.p. f 1,30. Het laatste nummer, dat in mijn bezit is, dateert van 27 april 1940.) De thuis onmisbaren krijgen zakenverlof .

Klik hier voor een uitvergroting
Recruten van het instituut "Vooroefeningen" (zgn. "zes-wekers") op de Willemskazerne te Arnhem (1932)
Klik hier voor een uitvergroting
Manschappen van het instituut "Vooroefeningen" bij de Mekkelenberg, ten oosten van Almelo (1932-1933)

p. 2

Tot tweemaal toe wordt de alarmtoestand afgekondigd en moet de compagnie verhuizen naar Rhenen. Er zijn de laatste tijd geruchten van spionage in de Grebbelinie en het doorgeven van inlichtingen aan Duitse vliegtuigen (die 's nachts dit gebied zouden overvliegen) door middel van lichtsignalen. (Gespioneerd is er zonder twijfel, daar het stellinggebied voor een ieder vrij toegankelijk was, naar ik meen; in ieder geval de eerste tijd.)

Omdat ongehuwde ambtenaren in militaire dienst salarisvermindering te wachten staat, trouwen we op 20 april.

Wanneer ik nog één keer nadien met verlof thuis ben geweest, treedt op dinsdag 7 mei, voor de derde maal tijdens deze mobilisatie, de alarmtoestand in. Het zal ook deze keer wel weer met een sisser aflopen, denken wij. Het bataljon vertrekt tegen de avond naar Rhenen. De bureau-inventaris, inclusief het personeel, wordt op een der vrachtauto's, die nu bij massa's worden gevorderd, overgebracht. Onze kribben en strozakken gaan dezelfde weg; het is een gezeul en gesjouw van jewelste. De verlofgangers, die overal op de vertrekstations zijn teruggestuurd, kankeren met animo, terwijl ze hun spullen bijeen zoeken. De zolder van het instituut wordt gaandeweg leeg en eindelijk is de laatste strozak opgeladen en wordt er afgemarcheerd. De jongens, die fietsen hebben, waaronder ik, gaan natuurlijk per fiets.

Klik hier voor een uitvergroting
Het bureau van M.C.-II-19 R.I. in de oude sigarenfabriek van Ouwehand te Rhenen (1939-1940) » meer
Evenals bij het vorige alarm, wordt ook nu ons bureau ondergebracht in de oude sigarenfabriek van Ouwehand. (hier en daar liggen nog restjes sigaren, die geleidelijk in rook opgaan.)

Met de soldaten Bolscher uit Bornerbroek en Hofman, (die naar ik meen Hoen verving, omdat deze met een longaandoening uit de circulatie was) slaap ik hier 's nachts, daar bewaking noodzakelijk wordt geacht. Dit is juist onze bedoeling; het is hier aanmerkelijk rustiger dan in de Wilhelminaschool, waar de andere manschappen hun kwartier hebben.

De 8e en 9e mei verlopen rustig, hoewel de graad van strijdvaardigheid hoger is dan bij de vorige keren. Desondanks is er zelfs nog een concours voor de muziekkorpsen van de verschillende in Rhenen gelegerde onderdelen.

In de nacht van 9 op 10 mei, worden we uit onze slaap gewekt door het gerinkel van de telefoon; ik neem het bericht op. De kalme stem van luitenant F. van Capelle deelt mee, dat de oorlogstoestand is ingetreden en geeft verdere instructies. Ik ben nu klaar wakker en het wordt me wat "unheimisch" te moede, maar toch vraag ik of dit mogelijk "als oefening" is bedoeld, "Nee, het is bittere ernst" zegt de luitenant. De anderen zijn nu ook in de benen gekomen en gaan de verschillende mensen, zoals de wachtcommandant, de administrateur en de fourier waarschuwen. Ook de hospitaalsoldaten, die naar de verbandplaats moeten. Ik bel ondertussen de kapitein in het hotel op de Grebbe. Terwijl ik wacht, hoor ik aan de andere kant van de lijn druk geloop en gepraat, kapitein Wezepoel blijkt dan ook al op de hoogte van de toestand te zijn.

Klik hier voor een uitvergroting
Van Rootselaer en Ter Brake voor het bureau M.C.-II-19 R.I. aan de Nude te Wageningen (1939-1940) » meer
Sergeant-majoor-administrateur Van Rootselaer was om gezondheidsredenen afgekeurd en al enige tijd geleden vervangen door Ter Brake (eerder fourier) , terwijl sergeant Groeneveld fourier werd. De plaatsvervangend Administrateur en de Fourier komen nu ook naar het bureau en het is maar afwachten; we praten wat en gissen hoe ernstig de toestand kan zijn. Bolscher, Hofman en ik kruipen maar weer onder de dekens en de anderen maken het zich gemakkelijk in de aanwezige stoelen. Ze praten op gedempte toon en dan sluimer ik in.......

Opeens schrik ik wakker. Het is of iemand met de vuist een reuze mep op de tafel geeft. We vliegen overeind en vragen wat er gebeurd is. Het antwoord geeft het luchtdoelgeschut, dat vlakbij staat opgesteld. De explosies daveren en het gebouw trilt op zijn grondvesten. Het begint te dagen, het is omstreeks vier uur en nu dringt vliegtuiggeronk tot ons door. Buiten gekomen zien we op grote hoogte talloze vliegtuigen, de ene groep na de andere, uit het oosten komende, overtrekken. Geleidelijk komen ze lager en in de loop van de morgen worden in onze omgeving ca. 17 Duitse machines, meest Junckers, neergeschoten. De meeste vallen brandend omlaag en we zien dat uit enkele de inzittenden zich met parachutes trachten te redden.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Herhalingsoefeningen M.C.-II-19 R.I. in Doesburg

p. 3

Het bureau vertrekt naar Werkhoven met de administrateur, de fourier en de oppasser rustkamer Fré Vosselman uit Deventer. De 5e sectie, waartoe ook ik behoor, wordt opdracht gegeven patrouille te lopen aan de noordkant van de stad. De bewoners van Rhenen worden geëvacueerd en we mogen alleen hen laten passeren, die zich in de richting van de Rijn bewegen, waar ze met schepen naar veiliger oorden zullen worden overgebracht. Bij de boerderij, waar we moeten zijn, worden we onthaald op limonade. De bewoners verlaten dan hun woning en laten alles, op enkele onmisbare zaken na, achter. Een briefje voor het raam vraagt de voorbijganger de hond te eten te willen geven. De nog aanwezige eetbare waren, flesjes bier en limonade zijn spoedig in onze magen verdwenen.

Klik hier voor een uitvergroting
Huizen aan de Wilhelminastraat te Rhenen, tegenover de Wilhelminaschool (19 april 1981)
We krijgen een waarschuwing door, dat een gezet persoon, in een grijs kostuum, telefoonverbindingen tracht te verstoren. Bij aantreffen moet onmiddellijk worden geschoten.

Een plotselinge aanval door Stuka's (Sturzkampfflugzeuge) op het nabije luchtdoelgeschut, doet ons verhuizen naar een veiliger oord, maar niet nadat ik met de karabijn driemaal op een laagvliegende Stuka heb geschoten; natuurlijk zonder enig resultaat. Dat zijn de enige patronen die ik die oorlogsdagen zou verschieten.

In de namiddag horen we talrijke explosies,veroorzaakt door het laten springen van de verschillende bruggen in de omgeving door onze troepen. Tegen de avond gaan we terug naar de boerderij en bekijken de ca. 3 meter diepe kraters die de Stukabommen hebben geslagen. Het grasland is meters rond de trechters overdekt met zand. Het is merkwaardig, dat er geen ruitje van de op ca. 40 meter afstand liggende huizen is gesneuveld. Wel hebben de neervallende stenen verschillende dakpannen gekraakt.

De gehele dag klinkt het geronk van de Duitse vliegtuigen boven onze hoofden. De nacht wordt doorgebracht in de Wilhelminaschool. Van slapen komt niet veel. In de verte donderen de kanonnen en licht onafgebroken de hemel op van het mondingsvuur.

Zaterdag, 11 mei.

De zware mitrailleurs van onze compagnie, die achter de school staan opgesteld, worden aangevallen door vliegtuigen. Omdat het gevaar voor een bombardement op de school niet denkbeeldig is, wordt het vuren op vliegtuigen verboden en de compagnie ondergebracht in de huizen aan de overkant van de Wilhelminaschool. Ook hier worden korte metten gemaakt met de achtergelaten etenswaren en ingemaakte vruchten.

Klik hier voor een uitvergroting
Groepsfoto manschappen M.C.-II-19 R.I. bij een oefening op Harskamp (5 januari 1940) » meer
Lichte granaten springen nu overal in de omtrek en verschillende gebouwen worden in de loop van de dag beschadigd. Gelukkig ligt de rij huizen waar we bivakkeren in de richting oost-west en is dus minder kwetsbaar voor de projectielen, die uit de richting Wageningen komen.

Ik breng de laatste post rond, terwijl het granaatscherven regent. Er is ook post voor de commandopost van het bataljon in het badhuis, voorheen Oude mannen en vrouwenhuis aan de Nieuwe Veenendaalseweg. Ik tref daar, behalve Majoor Van Apeldoorn ook kapitein Wezepoel aan. Het blijkt, dat ik de enige facteur in Rhenen ben, de anderen moesten met de administratie terugtrekken achter de frontlinie.

Zo nu en dan komen de kameraden aandragen met snoep en rookartikelen uit de door de burgers verlaten winkels; in Rhenen zijn nu nog alleen militairen, die in een soort roes verkeren, vandaar deze uitspattingen. 's Middags moet de 5e sectie munitie vervoeren naar de stellingen; ik moet op de fietsen en verdere uitrustingsstukken passen.

's Nachts valt er zwaar artillerievuur op Rhenen, omgekeerd beschiet onze artillerie Wageningen, waar de Duitsers reeds zitten. Bouwmeester, Rouwenhorst, Brouwer en ik slapen op de bovenverdieping, voor zover er van slapen sprake kan zijn.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting

p. 4

Zondag, 12 mei, 1e Pinksterdag.

De 1e sectie, onder leiding van 1e luitenant Folmer, wordt naar de Grebbe gecommandeerd. Voor de groep is op de berg geen mitrailleuropstelling aanwezig en zij moet zonder dekking in het bos in stelling gaan. Het is dan ook geen wonder, dat na korte tijd luitenant Folmer sneuvelt,vermoedelijk als slachtoffer van een sluipschutter, die mogelijk vanuit een boom een gemakkelijke prooi vond onder de onervaren en ongedekte Hollandse militairen. Men spreekt van 16 vermisten, maar dat blijkt later wel mee te vallen. Soldaat Evert Bos wordt bij deze gelegenheid zwaar gewond door een buikschot en komt in een ziekenhuis in Arnhem terecht, naar ik meen. Een en ander horen we pas enige tijd later.

Klik hier voor een uitvergroting
Stellingen graven te Rhenen (1939-1940) » meer
De jongens van de secties, die de stellingen bemannen aan de straatweg naar Achterberg, merken 's morgens de directe aanwezigheid van de Duitsers. Hier en daar vinden ze achter de stellingen stokjes in de grond gestoken met vaantjes met de doodskop, het embleem van de SS-Standarte "Der Führer", die daar 's nachts geplaatst moeten zijn, Ook wordt beweerd, dat van achter de stellingen op hen wordt geschoten. Verder schijnen de Duitsers een soort vuurwerk af te schieten dat achter de stellingen met enkele knallen explodeert en zo de indruk wekt van achteren beschoten te worden. Dit alles is duidelijk bedoeld verwarring te stichten en onze militairen te demoraliseren.

Verder doen allerlei geruchten de ronde. Zo zouden Duitse soldaten, verkleed als boeren of nonnen, of gestoken in Hollandse uniformen trachten op deze manier te penetreren in de Hollandse linies. Gevangen genomen Hollandse soldaten worden gebruikt als dekking voor hetzelfde doel. Dergelijke gevallen zijn inderdaad gesignaleerd, zoals later zou blijken.

In de etalages van de winkels, die de eigenaren hebben moeten verlaten bij de evacuatie, liggen de eetwaren en rookartikelen nog uitgestald. Het is oorlog en dan gelden andere normen. De winkels worden geplunderd met toestemming van hoger hand. De menagemeesters leggen ook een voorraadje aan, dat later nog van pas zal komen, ook de humor ontbreekt niet. Een opgezette Panter, reclameobject van een sigarenwinkelier voor zijn Pantersigaartjes, wordt midden op straat gezet als afschrikwekkend middel tegen de naderende Duitsers.

De eerste ongeregelde en totaal ontredderde groepen Hollandse soldaten, die contact met de Duitsers hebben gehad, westelijk van de Grebbe, komen in Rhenen aan, een ellendig gezicht en niet bevorderlijk voor het moreel van diegenen, die deze twijfelachtige eer nog niet hadden.

De 5e sectie brengt de nacht door in de ondergrondse commandopost van de zogenaamde "Ruglijn" waar ons reserve-bataljon in stelling ligt. Als ik over de rand van de toegang kijk, hoor ik het fluiten van de overvliegende projectielen. De kapitein is nu ook in de commandopost, de enige keer, dat ik hem daar zie in die dagen.

Maandag, 13 mei, 2e Pinksterdag.

De 5e sectie wordt aangewezen om een munitiedepot aan de Veenendaalseweg te bewaken. Geen prettige opdracht, daar het terrein onder artillerievuur ligt. We leggen ons in dekking achter de zware beuken. Voor en achter ons exploderen de brisantgranaten. Na een half uurtje vinden we het welletjes en trekken we ons een paar honderd meter terug in de richting van de Koerheuvel met zijn watertoren, die ook al een paar voltreffers heeft gekregen. In de Beukenlaan worden we verrast door eigen artillerievuur, de granaten kraken op een meter boven onze hoofden door het geboomte. Dan komt er ook nog mitrailleurvuur uit de richting van Rhenen bij; zoals later zal blijken, ook door eigen troepen afgegeven. Zij, die ons bestoken verkeren in de mening, dat we Duitsers zijn. Allen raken in paniek, en een chaotische toestand is het gevolg. We sluiten ons aan bij een groep huzaren, die op de vlucht zijn geslagen. Bij een artillerie-opstelling gekomen wordt tegengesproken, dat de Duitsers reeds in Rhenen zouden zijn, zoals we stellig dachten, en men raadt ons aan naar onze stellingen terug te gaan. We doen dat en komen terecht bij de 4e sectie. Ik ben nauwelijks in een ondergrondse schuilplaats, als er een aanval op onze stellingen wordt gedaan door vliegtuigen, die een dozijn bommen laten vallen. De groepsschuilplaats wordt bij iedere bominslag door elkaar geschud, het zand valt tussen de kieren van de plankenzoldering door, die het gelukkig niet begeeft. Later blijkt, dat de bommen op enkele meters afstand achter de stellingen zijn gevallen; we hebben dus geweldig geluk gehad.

Klik hier voor een uitvergroting
Manschappen behorende tot het 2e stuk van de 2e sectie M.C.-II-19 R.I. bij het Instituut voor Plantenveredeling in Wageningen (1939-1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Enige manschappen van de 5e sectie M.C.-II-19 R.I. op de zolder van het Instituut voor Plantenveredeling aan de Nude te Wageningen (1939-1940) » meer

p. 5

Na deze aanval, die bij de leiding blijkbaar de doorslag heeft gegeven, komt de order, dat we op eigen gelegenheid terug moeten trekken.

Van enige leiding, behalve dan van onze onderofficieren, en een vaandrig, heb ik, persoonlijk althans, niets gemerkt. Luitenant Folmer was gesneuveld; kapitein Wezepoel zat met Groot-majoor Van Apeldoorn waarschijnlijk veilig in de bataljons-commandopost (zie pagina 3) te Rhenen. Sergeant-majoor Evers, waaraan we gedurende de mobilisatie toch wel het een en ander te danken hadden, liet zich enkele dagen vóór de 10e mei afkeuren en ging naar huis; ook hij bleek later N.S.B.er te zijn. De andere vaandrig werd hysterisch, met hem was niets meer te beginnen.

Klik hier voor een uitvergroting
Spoorbaanweg te Rhenen met zicht op de spoorbaan (1939-1940) » meer
Wanneer de laatsten de stelling verlaten, explodeert vlak bij de uitgang een granaat en verbrijzelt het hoofd van soldaat Knegt en raakt soldaat Smelt gewond, die tot Amerongen op een mitrailleurkar wordt meegenomen.

Het terugtrekken ontaardt in een massavlucht. Overal langs de wegen liggen weggeworpen uitrustingsstukken, munitie, achtergelaten stukken geschut en andere wapens. Weer doen allerlei geruchten de verwarring toenemen. Zo wordt aangeraden het wapenschildje met de Nederlandse leeuw op de voorzijde van de helm te verwijderen, omdat dit het afketsen van kogels zou verhinderen. Dus allen, die dit geloven doen dit met pionierschop of bajonet. Het nu vrijgekomen blanke metaal moet met modder worden besmeerd om niet een duidelijk mikpunt voor de vijand te worden. Ik doe niet mee aan deze onzinnige maatregel. In Elst worden we opgevangen en opnieuw gegroepeerd. We moeten in stelling gaan achter het talud van de weg naar het veer over de Rijn. We krijgen fietsen uit de hier verzamelde voorraad. Dan komt er een nieuwe order: we moeten naar voren, dus naar het oosten, om op het volgende kruispunt de vijand op te wachten. Nu kunnen we alle hoop op verder behoud wel opgeven. In een cantine langs de weg krijgen we drinken en noodrantsoenen uitgereikt. Eten hebben we deze dagen nauwelijks gezien en de noodrantsoenen smaken ons heerlijk en we komen weer enigszins tot ons zelf. Dan komt het bericht: verder terugtrekken, wat we maar al te graag doen.

Klik hier voor een uitvergroting
Nudenoord aan de Nude te Wageningen (augustus 1982)
Zo ver het oog reikt is de Rijndijk, waarover de troepen terugtrekken, naar het westen, één grote slang soldaten. Er boven vliegen Duitse vliegtuigen, die blijkbaar alleen maar onze bewegingen in de gaten houden en niet aanvallen. Dat komt ons voor als een wonder. Met hun boordwapens zouden ze duizenden doden aan de reeds gesneuvelden kunnen toevoegen, maar gelukkig gebeurt er niets van die aard.

In Amerongen krijgen we warm eten en onze zenuwen weer een beetje in bedwang. Hier ontmoet ik vriend Willem Groeneveld, wat wel heel toevallig is. Dan trekken we verder terug tot Cothen. Gelukkig hebben we nu fietsen; na de doorgestane vermoeienissen een weldadig vervoermiddel.

Met drie soldaten, waaronder Johan Schothuis uit de Wateregge bij Almelo, en J.B. van der Klamp, Politiewacht op het Gemeentehuis; wat dit eigenlijk inhoudt is ons niet duidelijk. Wanneer een van ons na enige tijd naar de fietsen gaat kijken, zijn deze evenals de gehele troep, die blijkbaar verder is teruggetrokken, verdwenen, zonder ons te waarschuwen. We kunnen ons hierover niet meer druk maken en gaan slapen.

Dinsdag, 14 mei.

De volgende morgen, verschaffen we ons fietsen uit de werkplaats van een fietsenmaker en verlaten het doodstille, geëvacueerde dorp Cothen. Onderweg passeren ons infanteristen, lopend over de bermen van de weg in ganzenmars, in de richting van de vijand. We rijden naar het westen, naar fort Honswijk, want dat moet onze eigenlijke bestemming zijn. Daar aangekomen, vragen we aan de fortwachter of het 19e hier is, wat volgens hem niet het geval is. Waarschijnlijk vertrouwt hij ons niet, na al die geruchten over verklede Duitsers. We rijden dus maar door naar Vreeswijk. Van hier zien we vliegtuigen cirkelen boven Honswijk. Ik denk nog even over de mogelijkheid de brug over de Lek over te gaan naar Gorkum, waar mijn schoonfamilie woont. Later zou blijken, dat ook Gorkum moest evacueren, dus gelukkig maar, dat ik dit plan niet uitvoerde.

Klik hier voor een uitvergroting
Etenhalers van M.C.-II-19 R.I. bij het Instituut voor Plantenveredeling aan de Nude te Wageningen (1939-1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Voor het bureau van M.C.-II-19 R.I. aan de Nude te Wageningen (1939-1940) » meer

p. 6

In Vreeswijk komen we sergeant Wigman tegen en van hem horen we, dat het 19e wel degelijk op Honswijk is (Wigman blijkt later ook N.S.B.er te zijn). We besluiten dan maar terug te keren naar het fort, hoewel we ons daar zullen voelen als ratten in de val.

Binnen het fort aangeland, komen we in een wanordelijke troep terecht, niets is hier geregeld. Ik meen, dat er ongeveer 3000 man was samengebracht in dit oude fort. Telkens klinkt een hoornsignaal van een hoornblazer als er een vliegtuig nadert en we verdwijnen in de kazematten. Ook nu blijft het bij verkenning van de situatie en vallen er geen bommen en blijven we ook verschoond van mitrailleurvuur. Het blijft me altijd nog een raadsel, waarom zoveel militairen hier werden geconcentreerd, om hen als het ware op een presenteerblaadje aan de Duitsers aan te bieden.

Klik hier voor een uitvergroting
Groepsfoto manschappen van M.C.-II-19 R.I. (1937-1940) » meer
's Middags komt een bericht, dat er pantserwagens in de omgeving zijn gesignaleerd. Vanaf de wallen valt echter niets van die aard te bespeuren.

Tegen de avond komt plotseling een ordonnans het fort binnen met de mededeling, dat Nederland gecapituleerd heeft. Hij wordt beschimpt en niet geloofd. Toch volgt even daarna de officiële bevestiging van de overgave. Onder de manschappen spelen zich ontroerende tonelen af. Ik zie nog les de Lange uit Rijssen, een jood, In tranen uitbarsten en ook vele anderen laat dit moment niet onberoerd.

Wat later blijkt het fort te zijn omsingeld door de Duitsers. Dan verschijnt aan de ingang één, zegge één Duits officier, die beveelt de wapens neer te leggen. Een hoogst gevaarlijk moment, één schot door een emotioneel geladen iemand van onze jongens en het wordt een bloedbad. Gelukkig weet een onzer officieren de gemoederen te kalmeren en is het gevaar bezworen. Wapens en verdere uitrustingsstukken worden op een hoop gegooid, waarna we het fort Honswijk verlaten. Later hoor ik dat de soldaten Hemmink van de Gravenboerderij Groot Getkate bij Almelo en Holterman van een boerderij bij het Twente-kanaal, zich aan gevangenneming hebben weten te onttrekken, door zich te verschuilen in het lange gras, om na onze aftocht in het donker ook te vertrekken. In een verlaten villa in de buurt verschaffen ze zich burgerkleren en komen veilig en als vrij man in Almelo aan.

Wij, krijgsgevangenen, lopen uur na uur door de nacht, onder bewaking, naar het oosten en komen tegen het licht worden in Wijk bij Duurstede, waar we, zonder te hebben gegeten, worden ondergebracht in een school, waar we een paar uur mogen slapen.

Woensdag, 15 mei.

Klik hier voor een uitvergroting
Manschappen van M.C.-II-19 R.I. (1937-1940) » meer
De volgende morgen gaat het verder; jammer dat we onze fietsen hebben moeten achterlaten op Honswijk. Over Amerongen bereiken we Rhenen. De stad ligt in puin. Het viaduct over de spoorlijn is opgeblazen en we moeten zuidelijker de lijn oversteken. In de tuintjes naast de weg (Zwarteweg, red.) langs de spoorlijn zien we de eerste gesneuvelde Duitse soldaten. Deze zijn nog niet weggehaald; verder, naar de Grebbe op aan zijn ze alle reeds verwijderd en met vrachtauto's afgevoerd. Op het kruispunt, waar we weer op de grote weg komen, ligt een dode Nederlandse officier.

Op de Grebbeberg, tegen de hellingen aan weerszijden van de weg, liggen onze gesneuvelde jongens, zo als ze zijn gevallen, In de meest vreemde houdingen. Ik zie er een met een boekje, misschien een bijbeltje, in zijn hand, waaruit hij misschien in zijn laatste momenten nog troost heeft weten te putten. Het is voor ons, die nog nooit zo iets hebben gezien, een vreemd en onwezenlijk schouwspel. Bij de bunker, rechts onder aan de berg, liggen uniformen en uitrustingsstukken, als getuigen van een hevige strijd, her en der verspreid. Overal langs de Nude zien we puinhopen van de verwoeste huizen. Daar een nog rokende ruïne met de verkoolde kadavers van 4 paarden en enkele varkens. Ook in de weiden liggen hier en daar dode paarden, waarvan een weeë lijkenlucht ons nu en dan bereikt.

Klik hier voor een uitvergroting
De administratieve krachten op het bureau van M.C.-II-19 R.I. (1939-1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
De administratieve krachten op het bureau van M.C.-II-19 R.I. (1939-1940) » meer

p. 7

Vrachtauto's met Duitse militairen passeren ons. Het valt ons telkens weer op welk een verschil er is tussen de uitrusting van ons en die van de Duitsers. Zij zijn tot de tanden bewapend. Handgranaten in de schachten van hun laarzen en patroonbanden om de nek. Dat was het eerste wat ons opviel, toen we op Honswijk voor het eerst Duitse soldaten te zien kregen. Met hun camouflagepakken en bewapening lijken ze wezens uit een andere wereld. We zijn dan ook totaal niets gewend op dit gebied en het wordt ons dan ook hoe langer hoe meer duidelijk, dat er tegen deze overmacht aan getrainde, en reeds in de oorlog met Polen ervaring opgedaan hebbende soldaten, weinig is uit te richten. Een bewaker vertelt ons, dat de Hollanders dapper hebben gevochten en dat er heel veel Duitsers voor de Grebbe zijn gevallen, wat ons, onder de gegeven omstandigheden, zoals men zal kunnen begrijpen, toch goed doet.

Klik hier voor een uitvergroting
Eén der briefjes onderweg, tussen Rhenen en Arnhem, door mij (Kampman) als krijgsgevangene afgegeven aan toeschouwers langs de weg. Enkele kwamen ter bestemder plaatse. (15 mei 1940)
Ik geef briefjes af aan toeschouwers van onze lange kolonne krijgsgevangenen, met het adres van mijn familie te Almelo en de woorden: "Ik leef, Reinier". Twee of drie van deze levenstekens bereiken hun doel. Op de Nude blijkt ook fotograaf Brusse uit Enschede reeds vroeg ter plaatse, om voor de pers foto's te maken.

Honger en dorst kwellen ons. Een Duitse soldaat op een passerende vrachtauto houdt ons een doos met koekjes voor, maar de doos valt op straat en de lekkernijen vallen tussen de paardekeutels, wat voor sommige van onze jongens geen beletsel is om te grijpen wat er te grijpen valt.

Wageningen, waar ook bijna alles in puin ligt, trekken we via de Rijndijk langs. Op het uiterwaard langs de Rijn krijgen we rust. Zo nu en dan brengen teruggekeerde burgers ons drinkwater, dat hier door de omstandigheden schaars is. Op het uiterwaard staat een Nederlands militair tweedekkertje, een lachertje bij vergelijking met de moderne gevechtsmachines van de Duitsers; het heeft hier een noodlanding moeten maken. Toch raken we onder de indruk van de moed, die de piloot aan de dag heeft gelegd, om met een dergelijke machine zijn opdrachten uit te voeren.

We moeten weer verder. De Heelsummers en Renkummers bereiden ons een reusachtig onthaal. Grote hoeveelheden brood, melk, enz. worden met auto's aangevoerd naar het landgoed "Belmonte", rechts van de weg gelegen op de Wageningse Berg (thans Arboretum), waar we de nacht, dicht op elkaar gekropen, in de openlucht moeten doorbrengen. Het is 's nachts erg koud en van slapen komt natuurlijk niets. Het is afwisselend rust en beweging om warm te blijven.

Donderdag, 16 mei.

We weten nog steeds niet wat er met ons gaat gebeuren. We vervolgen onze weg naar Arnhem. Onderweg krijgen we weer brood en drinken van burgers. In Arnhem aangekomen, worden we geconsigneerd op het exercitieterrein van de Menno van Coehoornkazerne. Vele militairen ontvangen bezoek van familie en kennissen. Er zijn weer vele goede gaven, bijeengebracht door de Arnhemse burgerij. Waarom ik nu juist een pyama vraag en krijg, weet ik niet, maar hij zou me toch nog goed van pas komen.

Klik hier voor een uitvergroting
Hofman en Wiggers voor het Instituut voor Plantenveredeling aan de Nude te Wageningen (1939-1940) » meer
's Avonds gaan we, weer lopend natuurlijk, op weg naar Westervoort, om daar per goederentrein naar een onbekende bestemming in Duitsland te vertrekken. In die drie dagen hebben we ca. 70 km gelopen, na alle ontberingen en weinig eten. Geen wonder, dat het moreel geen honderd procent is en de onzekerheid van wat ons nog te wachten staat ons voortdurend bezig houdt. Sommigen denken, dat we naar het front in Frankrijk zullen worden gestuurd, ook al omdat onze trein in zuidelijke richting rijdt, naar we denken.

Het gaat langzaam vanwege de militaire treinen, die natuurlijk voorrang hebben. Het gebonk van de wagons klinkt ons als kanongebulder in de oren en geeft de indruk, dat we het front reeds naderen. Wie dagenlang het geknal van vuurwapens en exploderende projectielen heeft moeten aanhoren, klinken harde geluiden uit het gewone leven als geweerschoten. Nog tijden na die oorlogsdagen en de krijgsgevangenschap, kon het dichtvallen van het deksel van een broodkar me doen opschrikken en die ervaring zullen vele oudgedienden uit 1940 ook hebben gehad.

We komen echter niet aan het front terecht, maar, langs omwegen, o.a. over Wesel, in een voormalig concentratiekamp te Meppen, waar we tot en met 19 mei blijven, ondergebracht in barakken, waar eerder politieke tegenstanders van het Nazi-regiem, werden opgeborgen.

Klik hier voor een uitvergroting
De Wilhelminaschool aan de Wilhelminastraat in Rhenen (19 april 1981)
Klik hier voor een uitvergroting
Het Instituut voor Plantenveredeling aan de Nude te Wageningen (19 april 1981)

p. 8

Hier krijgen we van de kampcommandant, voor de actieve dienst blijkbaar afgekeurd vanwege zijn stijve been, te horen, dat de Führer vindt, dat we dapper hebben gevochten en dat we spoedig naar Holland mogen terugkeren. Elke dag geeft hij ons verslag van de vorderingen, die het Duitse leger in Frankrijk maakt, waarna we hoera roepen, dat hij hogelijk weet te waarderen. Brood en soep worden ons met mondjesmaat toebedeeld en verder is het rust op de plaats.

Maandag, 20 mei.

We verlaten kamp Meppen en lopen naar kamp Versen, een kilometer of zes noord-westelijk van Meppen, waar we worden geregistreerd. Het noodverband moeten we inleveren, de noodrantsoenen mogen we houden.

Dinsdag, 21 mei.

Klik hier voor een uitvergroting
Registratienummer bij aankomst in krijgsgevangenkamp in Duitsland (mei 1940)
Vertrek naar het kamp Luckenwalde, ten zuiden van Berlijn. Dicht opeen gepakt met 40 man in 1 goederenwagon reizen we, met veel oponthoud en langs omwegen, naar ons einddoel, waar we de volgende dag, naar ik meen, arriveren. We worden in grote tenten ondergebracht. We liggen als haringen in een ton, of beter nog als lepeltjes in een lepeldoosje, op houten schotten, voorzien van een dun laagje stro en zonder dekens. De pyama uit Arnhem trek ik 's nachts over mijn uniform aan. Overjassen hadden we, denk ik, geen van allen meer. Overdag is het snikheet in de tenten, 's nachts erg koud. Wat het eten betreft moeten we het doen met een stuk brood, ongeveer 4 sneden, en een kom soep per dag, dus te weinig om van te leven en te veel om dood te gaan. Je moet goed op je brood en je lepel passen, want, en het is treurig om het te zeggen, de gappers sliepen niet. Werken hoeven we niet, vandaar ons karige voedselpakket. W.C.'s is een weidse naam voor de gelegenheden waar we onze behoefte moeten doen. Het is een barak met langs de kanten een naar voren schuin afhellend schot met vierkante gaten, waar je niet al te lang op kan blijven zitten. Het geval is in ieder geval beter dan in het kamp te Meppen, waar een latrine, bestaande uit een vierkante kuil, omzoomd door horizontale palen op kniehoogte, het geheel omgeven door rietmatten, waartegen aan de buitenkant de mannen met last van hoog water stonden te plassen. Het was dus plonzen en plassen en een ver van verheven en reukeloos gebeuren.

In Luckenwalde is elke morgen appèl en het duurt soms erg lang voordat de kampcommandant verschijnt, een gewone korporaal, klein van stuk, met een donker en onvriendelijk uiterlijk. Later, als de gevolgen van ondervoeding zich laten gelden, vooral bij de "goede eters", vallen er geregeld een paar flauw, als het in de houding staan te lang duurt, tussen de kommando's "Still gestanden" en "Rührt euch". Deze kampcommandant is een kwaaie, volgens onze Duitse militair, die toezicht houdt en de verantwoording heeft over onze tent. Hij blijkt een goede Duitser te zijn, en bij ons vertrek naar Holland wordt voor hem een inzameling uit onze nog aanwezige financiën gehouden.

Donderdag, 23 mei.

Ons wordt gezegd, dat de Nederlandsche krijgsgevangenen binnen zeer korte tijd naar hun haardsteden zullen mogen terugkeren. De in het aangrenzende kamp zittende Polen, die hier ondertussen al een jaar achter het prikkeldraad verblijven, verrassen ons met een concert en het wordt tenslotte een beurtzang van Polen en Hollanders. Deze Polen werken buiten het kamp en krijgen ook meer te eten. Er zijn daar ook Poolse vrouwen voor het huishoudelijke werk.

De dagen rijen zich met eentonigheid aaneen. Eten is de belangrijkste bezigheid evenals de gesprekken over "wanneer we naar huis mogen". Wie zich waagt te vergrijpen aan een enkele van de vaak van grote holten voorziene veenaardappels, die op een hoop bij de keuken liggen, om die rauw op te peuzelen, loopt grote kans betrapt te worden en een gevoelige klap met des koks roerspaan te krijgen. Hetzelfde geldt voor hem, die een tweede portie soep probeert te bemachtigen, door zich opnieuw achter de rij aan te sluiten. Ik waag het ook, maar de kok, die dit merkt en zich bezint of hij zal toeslaan of niet, laat me toch ongehinderd passeren. Of het mijn buitenmodel korporaalsstrepen zijn of mijn hongerige blik, zal een onbeantwoorde vraag blijven.

Klik hier voor een uitvergroting
Kazemat S12 op het zuidelijke gedeelte van het hoornwerk voor de Grebbeberg (3 oktober 1983)
Klik hier voor een uitvergroting
Kazematten S13 (rechts) en S14 (links) op het noordelijke deel van het hoornwerk (3 oktober 1983)

p. 9

Maandag, 27 mei.

De twee Hollandse kampen, met een bevolking van ca. 5200 man, worden verenigd. Er zijn 13 tenten, dus elke tent herbergt ongeveer 400 man. In dit kamp zijn alleen militairen tot en met de rang van onderofficier.

Maandag, 3 juni.

Voor het eerst zijn sigaretten verkrijgbaar en wel 300 stuks per compagnie of tent van 400 man. 6 stuks kosten 20 cent, Scheermesjes 8 cent, een scheerapparaat f 1,70 en tandpasta 20 cent.

Dinsdag, 4 juni.

Bericht: donderdag gaan we naar huis.

Woensdag, 5 juni.

Nu begint het er op te lijken. We moeten de handdoek en de deken, die we tenslotte toch nog kregen, inleveren, wat een goed teken is. Helaas, tegen de avond wordt onze verwachting de bodem ingeslagen en de vertrekdatum wordt uitgesteld tot vrijdag.

Vrijdag, 7 juni.

Maar weer gaat het niet door; de teleurstelling is groot. Morgen gaan jullie beslist, wordt ons verzekerd.

Klik hier voor een uitvergroting
Plattegrond van Wageningen met aanduiding van de gebouwen der Landbouwhoogeschool (1939-1940) » meer
In de cantine vraagt men f 2,70 voor een half ons shag en 2 pijpjes. Van les de Lange uit Rijssen neem ik een pijpje over voor 60 cent en ik koop in de cantine 30 gram shag voor f 1,20. Later krijg ik spijt en verkoop het door tegen dezelfde prijs.

De laatste tijd mogen we buiten het kamp in de schaduw van een dennenbosje de dag doorbrengen, omdat het in de tenten bloedheet wordt overdag. Al die tijd, ook de 5 oorlogsdagen is het prachtig weer, het enige goede wat ons overkomt. De mannen snijden zich in dit bosje van Luckenwalde een aandenken van dennenhout, zoals lepels en dergelijke.

Zaterdag, 8 juni.

Eindelijk is het dan zover. De dag van terugkeer is aangebroken. We moeten voor het laatst aantreden. We danken onze oppasser met een geldelijk geschenk. Er worden grote broden uitgereikt en de meest in het gezicht van de, buiten het kamp opgestelde filmcamera's van de Ufa, komende manschappen krijgen grote worsten om hun arm, om de bioscoopbezoekers toch vooral maar te laten zien, hoe goed de Duitsers hun krijgsgevangenen behandelen. Deze film hebben we later in Almelo nog gezien. Dat we toch nog vrij spoedig worden vrijgelaten zal voor een groot deel ook wel te danken zijn aan het feit, dat nu ook veel Fransen, waaronder kleurlingen uit de Franse koloniën aankomen, waarvoor wij plaats moeten maken.

De goederenwagons zijn nu voorzien van banken en we kunnen ons nu wat ruimer bewegen. Dat de stemming dan ook opperbest is laat zich denken.

Zondag, 9 juni.

In de morgen komt de trein, waarin ik zit, aan te Almelo; het kon niet mooier. Onderweg, wanneer we de grens zijn gepasseerd, worden we overal op de stations en langs de lijn toegejuicht. Mijn vrouw en mijn vader zijn aan het station en het weerzien is natuurlijk ontroerend. Ik herinner me nog mijn eerste verzoek: "Laten ze thuis een beschuit met kaas en roggebrood voor me klaar maken", dit was op dat moment iets van het hoogste genot wat ik me kon voorstellen.

Bij de H.B.S. aan de Hofstraat moeten we eerst nog wat vragen beantwoorden, o.a. of we gevallen van moed of lafheid hadden geconstateerd. Men kan een bad, schoenen en eten krijgen. Maar, ik ga zo spoedig mogelijk naar Bornsestraat 16, om van de belevenissen in de meidagen en daarop volgende krijgsgevangenschap te bekomen.

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting

p. 10

Een typisch voorbeeld van de mentaliteit van mijn chef, het hoofd van het bureau, de heer Christiaan A. Struyck, kan ik niet nalaten te vermelden. Ik ging de maandag daarop naar het kantoor, om te zeggen, dat ik terug was en om mijn collega's te begroeten. "Dan kun je mooi morgen weer beginnen", was de begroeting van de heer Struyck. Maar zover ging mijn plichtsbesef als ambtenaar toch niet; stel je voor! Naar mijn mening had ik wel een paar dagen buitengewoon verlof verdiend, om bij te komen van de belevenissen gedurende deze weken van spanning en ontbering!

Klik hier voor een uitvergroting
De Wilhelminaschool aan de Wilhelminastraat in Rhenen (augustus 1982)
Klik hier voor een uitvergroting
Het Instituut voor Plantenveredeling (augustus 1982)

- - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - - -
Tot zover het dagboek van Reinier Kampman.

Bekijk ook het videofragment dat Kampman tijdens de
mobilisatie met zijn 8mm filmcamera maakte.

Reactie op het boek "TUSSEN VUUR EN IJZER" door H. van Heerde

Klik hier voor een uitvergroting
Boek Tusschen vuur en ijzer
Na tweemaal dit boek te hebben gelezen wil ik, die, evenals Van Heerde, ingedeeld was bij het 2e Bataljon-19 R.I. (een reserve Bataljon) en van nabij de 5 oorlogsdagen en de daaropvolgende krijgsgevangenschap heeft meegemaakt, reageren op hetgeen de schrijver hierover vertelt.

Ik heb veel waardering voor zijn uitgebreid verslag van de oorlogshandelingen, voor zover wij deze konden beoordelen, wat immers slechts in beperkte mate mogelijk was.

Tegen enige gedeelten in zijn relaas moet ik echter ernstig bezwaar maken. Waar Van Heerde met geen enkel woord over rept is de wrede en meedogenloze strijdwijze van de SS (Leibstandarte "Der Führer"). In mijn bezit is een boekje van Ing. J. Jagtenberg, getiteld "Geschiedvervalsing over de Meidagen van 1940". Hij diende bij M.C.-III-19 R.I. [M.C.-III-8 R.I., redactie] en raakte gewond door een kogel in zijn knie. Hij vermeldt 52 oorlogsmisdaden van de SS, in mei 1940, getuigenissen van militairen; getuigenissen, verzameld door Jagtenberg en door Overste b.d. E.H. Brengers, schrijver van o.a. "Grebbelinie 1940".

Zij gaan o.a. over door SS'ers gevangen genomen militairen, als dekking gebruikt bij hun aanvallen op onze stellingen, waarbij doden vielen door eigen vuur. Het neerschieten van tegenstanders die zich reeds hadden overgegeven. De SS liet gevangen genomen militairen hun uniformen uittrekken om zich daarmee te vermommen en tegenstanders te misleiden; gevangenen werden gedwongen voor hen de gevaarlijkste karweitjes te verrichten en dit onder hevig vuur van hun kameraden aan de overzijde, waarbij veel slachtoffers vielen.

Van Heerde stelt het verblijf in het krijgsgevangenkamp te rooskleurig voor. Het eten was, zoals te verwachten was, van mindere kwaliteit dan we gewend waren en de porties minimaal. Ik herinner mij, dat we het moesten doen met een stuk brood à 4 sneetjes en een kom soep per dag, met het gevolg, dat bij het lang in de houding staan tijdens de appèls, tussen de commando's "Still gestanden" en "Rührt euch", menig goede eter van zijn stokje viel.

De kampcommandant, die door Van Heerde nogal wordt geprezen, was niet zo aardig en de Duitse militair, die voor de goede gang van zaken verantwoordelijk was, waarschuwde ons voor hem.

Op 't kampterrein lag een grote berg veenaardappels, sommige met grote inwendige holtes. Ze vormden een belangrijk ingrediënt van onze voeding. Dat er honger heerste in het kamp "Luckenwalde" werd wel bewezen, toen sommigen zich er aan vergrepen om ze rauw te consumeren, wat bij ontdekking, werd afgestraft door de kok met een klap met zijn soeproerspaan. Diezelfde straf was voor degene, die probeerde een tweede bordje soep te versieren.

Afgezien van deze minder prettige ervaringen, heeft Van Heerde een juist beeld geschetst van het kampleven.

De zogenaamde "goede voorziening van brood en worst" bij ons vertrek naar huis, had zeer zeker te maken met de bekende Duitse propaganda. In dit geval was het: "Kijk, zo goed behandelen we onze Hollandse krijgsgevangenen". Want bij ons vertrek kregen degenen aan de rechterzijde van de colonne, waar de Duitse filmmaatschappij "UFA" zich had opgesteld en ons filmde, worsten om de hals en broden onder de arm. Terug in Almelo heb ik deze "show" gezien in de bioscoop.

Van Heerde heeft zijn boek te vroeg het licht doen zien, waardoor zijn verhaal, hier en daar, wat te rooskleurig is uitgevallen, wellicht met opzet, met het oog op censuur van de bezetter. Toch moet hij tijdens de 5 oorlogsdagen, van deze en gene, gehoord hebben van genoemde gruweldaden van de SS!!

Hij was blijkbaar goede maatjes met zijn Bataljonscommandant, de Reserve-majoor, J.B. van Apeldoorn, hoofd van een school te Almelo.

Hoewel Van Apeldoorn's later gebleken sympathie voor de N.S.B., heeft hij, tijdens de meidagen, voor zover mij bekend is, niets ondernomen ten gunste van de vijand. Maar, dat hij bij terugkomst in Almelo, fout was, heb ik onder zijn voorwoord in dit boek, bij de eerste kennismaking er mee, reeds jaren geleden, al vermeld.

Almelo, november 2000.
R. Kampman.

Bron: dagboek van korporaal R. Kampman, facteur bij M.C.-II-19 R.I.,
vermoedelijk opgesteld in het najaar van 1982.
Kampman overleed op 13 maart 2011 op 98-jarige leeftijd te Almelo.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 16.31 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 5.52 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 1.38 MB)