Bemerkingen op dagboek van reserve-majoor J. van Dijk

14 Juni 1940.   

BEMERKINGEN op dagboek krijgsverrichtingen Staf II-11 R.I.

Bladzijde 3. Het gedeelte luidende:

"Bij de trekpot werd de Luitenant-Adjudant achtergelaten om de treinen, die nog niet ter plaatse waren, op te wachten en deze aan te doen trekken. Op het moment, dat deze aankwamen, was het gehele Bataljon reeds naar de opstellingen vertrokken en viel hevig artillerievuur op het plein bij Prattenburg.
De trein werd teruggeslagen en de Luitenant-Adjudant is er niet in geslaagd de treinen in de stelling te brengen zoals hem was opgedragen. De Trein is pas na de terugtocht bij het Bataljon aangetrokken (15 Mei)."

moet als volgt luiden:

"De gehele tijd was mijn Luitenant-Adjudant P.L.A.C. Hoogvliet bij mij. Ik zei hem, dat hij verder bij mij moest blijven om aantekeningen te maken, waarop hij vroeg: "Majoor, mag ik niet bij de trein blijven?" Ik antwoordde: "Dat heb ik liever niet, je hoort bij den Majoor." Terwijl ik nog met hem stond te praten, kwam de Overste Van den Briel uit het café "La Montagne" en vroeg mij: "Ben je nu nog niet weg?" Ik gaf hem daarop uitleg van de maatregelen, welke ik reeds genomen had. Intussen was Luitenant Hoogvliet weggegaan en heb ik hem niet meer gezien."

(zie mijn verslag van dienstverrichtingen dd. 5 juni 1940, bladzijde 3).

Bladzijde 3. Voor het gedeelte, luidende:

"22.30 uur. De commandopost werd gealarmeerd door een ordonnans van de troepen onder bevel van Commandant 2-II met het bericht, dat de Duitsers waren doorgebroken en alles terugtrok. In een oogwenk verzamelden zich op het weggedeelte Berg en Dal tot aan de Zandkuil en de aldaar staande woonwagen die tot commandopost was gekozen, diverse troepen, o.a. een Sectie Pag., een peloton Huzaren op rijwielen, waarbij de ritmeesters Van der Voort van Zijp en Quarles van Uffort, enige mitraillisten van de Sectie van den Kapitein Heinsma, enige groepen tirailleurs van 2-II-11 R.I., waarbij de Luitenants Haring en Koehorst, terwijl de in de nabijheid gelegen troepen eveneens kwamen samenstromen.
De Majoor Van Dijk, Commandant II-11 R.I. en de Ritmeester v.d. Voorst van Zijp overlegden toen alle aanwezigen in een soort keten langs de weg op te stellen, om de 5 meter een man. Hieraan werd enige uitvoering gegeven. Door de ondoordringbare duisternis zijn diverse angstigen teruggeweken en was contrôle onmogelijk."

moet worden gelezen: (zie bladzijde 5 van mijn verslag van dienstverrichtingen dd. 5 Juni 1940):

"Om plm. 22 uur kwam Dr. Behr (Bataljons-arts) mij waarschuwen, dat er een afdeling wielrijders was aangekomen en dat deze waren gaan rusten in de jeugdherberg. Daar zich niemand bij mij meldde, ben ik eens gaan kijken en vond ik naar schatting 50 à 60 militairen in rust, onder Ritmeester Van der Voort van Zijp. Inmiddels was Kapitein Haffmans met de 3e Compagnie naar mijn commandopost gekomen en deelde mij mede, dat hij het op de opgegeven plaats als de reservestelling niet kon houden wegens het hevige granaatvuur, en dat hij nog maar 55 à 60 man over had. Daar hij toch reserve was en ik hem direct bij de hand wilde houden, gaf ik hem opdracht om het restant van zijn compagnie langs de weg op te stellen ten oosten van de jeugdherberg, met een tussenruimte van 5 meter, om zeker te zijn, dat er geen vijandelijke patrouilles deze lijn konden overschrijden. Luitenant Veenendaal, die het commando had gehad over 50 à 60 man, die uit de IJssellinie waren teruggeslagen, en aan mijn bataljon waren toegevoegd, was inmiddels ook aangekomen, en zei mij, dat hij nog maar 6 man over had. De Luitenant Blank, Commandant van de Verbindingsafdeling en de manschappen van de commandopost, deelde mij mede, dat hij nog maar 20 man over had, terwijl bovendien de gehele trein zoek was met het verplegend, administratief en treinpersoneel. Bovendien was ook mijn Luitenant-Adjudant Hoogvliet niet komen opdagen. Daar Ritmeester Van der Voort mij niets te zeggen had, zei ik tegen hem: "Neemt U het gedeelte van de weg links van de zandafgraving voor Uw rekening, tot aan de jeugdherberg, dan neem ik dit gedeelte rechts van de weg, voor afsluiting van eventuele vijandelijke patrouilles, die uit het voorterrein mochten komen". Inmiddels begon Kapitein Haffmans een gesprek met mij, dat hij o.a. een voltreffer in zijn Compagnie had gehad, waardoor hij zulke grote verliezen had gehad. Terwijl ik met Kapitein Haffmans stond te praten, kwam er een groep militairen aan, voorop Kapitein Wiersinga, Commandant 2-II-8 R.I. Op mijn vraag, waar hij vandaan kwam, zei hij, dat hij moest terugtrekken. Hij vroeg mij, of ik grote verliezen had, waarop ik zei, dat ik al een paar honderd man kwijt was. Juist toen ik dat had gezegd, zag ik een sectie terugkomen van de 2e Compagnie (Luitenant Haring) en daar deze tot mijn bataljon behoorde, ging ik direct op hem af om te informeren, wat er gebeurd was. Inmiddels was Kapitein Wiersinga weg, doch deze kon niet ver zijn, omdat Ritmeester Van der Voort van Zijp links van mij op de weg liep en hem zeker moest tegenkomen. Ik dacht: "Deze kapiteins zijn beide ter plaatse bekend en zullen zich dadelijk wel bij mij melden voor nadere orders". Luitenant Haring deelde mij mede, dat er in zijn sectie een handgemeen had plaats gehad en op mijn vraag: "Waar is de Kapitein?" zei hij: "Die komt direct." Daar ik de situatie nader met den Kapitein Heinsma wilde bespreken, die direct kon komen, gaf ik voorlopig opdracht aan den Luitenant Haring om de opstelling van Kapitein Haffmans te verlengen, terwijl ik hem bovendien mededeelde, dat hij direct den Kapitein bij mij moest sturen, wanneer hij hem zag."

Verder blijkt uit het dagboek krijgsverrichtingen, bladzijde 4 0.00 uur, dat de vaandrig De Regt, Commandant van de sectie Pag. nog niet weg was, terwijl ik hem nadrukkelijk om 11.15 uur n.m. heb gelast zich naar den opstelling te begeven op het kruispunt van de Kunstweg, 600 meter ten zuiden van Berg en Dal. Genoemde vaandrig heeft dus geen gevolg gegeven aan mijn opdracht.
Den Luitenant Koehorst heb ik niet gezien. Een ordonnans van de 2e Compagnie is niet bij mij geweest. Aan mij is door niemand gerapporteerd, dat de Duitsers waren doorgebroken. Het enige, wat mij bekend was, is vermeld in mijn verslag van dienstverrichtingen dd. 5 Juni 1940.

DE RESERVE-MAJOOR.
Commandant II-11 R.I.

(get.) J. van Dijk.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 3.67 MB)