Brief van dienstplichtig sergeant C.P.J. Rombout

afschrift.

Brief aan Mevrouw Landzaat.

Majoor Landzaat.
Commandant I-8 R.I.

  Gedurende de mobilisatie en de 4 oorlogsdagen was ik Commandant-Vbd.A.-M.C.-I-8 R.I., dus Majoor Landzaat was mijn commandant.
  Tijdens de mobilisatie heb ik Majoor Landzaat leren kennen als een streng rechtvaardig officier, die niets door de vingers zag, maar daarentegen ook streng op zichzelf was. De oorlogsdagen bewezen, dat hij een geboren leidsman was, iemand, waarop men kon steunen als op een vader.
  Vrijdag 10 Mei, toen de oorlog uitbrak begaf ik mij naar mijn commandopost, die zich toen nog niet in de commandopost van den Bataljons Commandant bevond. Deze is eerst later verplaatst. Vrijdags heb ik Majoor Landzaat dan ook niet gezien. Zaterdagmiddag was het toen onze commandopost verplaatst werd naar die van de Bataljons Commandant, die zich inmiddels ook verplaatst had en wel naar de schuilkelder van Ouwehand. Daar zaten we aan een lange tafel n.l. de Majoor met zijn Luitenant-adjudant, zijn Sergeant-toegevoegd, mijn Compagnie-Commandant en ik.
  Van hier uit gaf de majoor zijn bevelen aan zijn compagnie per telefoon of per ordonnans.
  De Zaterdagnacht scheen alles goed te verlopen, te oordelen naar de woorden van den Bataljons-Commandant. Dit ging zo door tot Zondag.
  Deze 1e Pinksterdag is de majoor met de Overste de stellingen in gegaan, hoe laat weet ik niet. Hij bleef zeer lang weg, te lang naar onze zin, want op de majoor steunden wij allen. Het bleek dat artillerievuur hem genoopt had zich enige tijd schuil te houden.
  Zondag waren alle telefoonverbindingen reeds verbroken, stuk geschoten n.l. door de Duitsche artillerie. Zo langzamerhand drong het tot ons door, dat we gingen verliezen. Zondagmiddag werden we rondom het huis verdeeld om onze commandopost te bewaken. Toen het nacht werd, gingen wij weer het huis binnen, om vanuit de kamers de omtrek in het oog te houden.
  Het was omstreeks half vijf, wij, de Sergeant-toegevoegd en ik, wilden juist gaan slapen toen de majoor uit zijn commandopost kwam en ons allen gelastte mee naar buiten te gaan.
  Daar werden we verdeeld over het terrein om dit te beveiligen. De Majoor had zich verwijderd, maar kwam spoedig daarna weer terug met een geweer in zijn hand.
  Hij wenkte enigen van ons en gaf hen te kennen hem te volgen; ik was daar ook bij. Wij liepen langs het Paviljoentje de grote weg op en moesten al spoedig dekken voor het geweervuur der Duitschers. De Majoor liep echter door, vergezeld door een soldaat. Het bleek, dat hij een Duitscher in een boom opgemerkt had. Hij was er uit geschoten door de Majoor. Wij moesten echter spoedig weer naar achteren toe, omdat het vuur der Duitschers steeds vermeesterde. Wij kwamen bij het paviljoentje terug en gingen ons hier verschansen. Daar verdeelde de Majoor ons over de verschillende vertrekken. Het zal toen omstreeks half zes geweest zijn. Wij hadden twee lichte mitrailleurs te pakken, de rest had alleen maar geweren, ook de majoor schoot met een geweer.
  De Majoor zelf stelde zich op in een serre, zo ver mogelijk naar voren dus.
  Van te voren 's morgens had de majoor ons toe gesproken en gezegd dat wij in geen geval zouden terug trekken en vechten moesten tot de laatste man. Het was alleen maar de bedoeling de vijand eenigszins op te houden, meer konden wij ook niet doen.
  Het was pas half zes en van de Duitschers was nu niet veel te bespeuren vooral ook omdat de begroeiing rondom het paviljoen nog al sterk was. Maar af en toe hoorden we hun machinegeweren, dan weer dicht bij dan weer veraf.
  Gedurende deze tijd liep de Majoor maar tussen ons door met woorden als: "Wakker blijven, steeds goed uit blijven kijken, een flinke aanval wordt ondernomen door 19 R.I.", om aldus door zijn woorden de moed en de waakzaamheid er bij ons in te houden, wat noodig was omdat wij sinds het uitbreken van den oorlog nog geen slaap genoten hadden.
  Vooral tijdens deze ochtenduren voelde ik de kracht en de moed die van onze Majoor uitging en vanzelfsprekend werkten deze dingen ook op ons. Wij voelden allen, dat we een leider hadden, waarop we konden vertrouwen en bouwen. Hij was zijn ster en balk dubbel en dwars waard.
  's Morgens kwam een kapitein binnen met de woorden: "Majoor we hebben geen munitie meer, we moeten terugtrekken".
  "Dan vecht je maar met je nagels en je bajonet", zei de majoor, "maar terugtrekken nooit, ga naar je manschappen terug". Na enig aarzelen vertrok de kapitein. Ondertusschen waren de schoten van den vijand veelvuldiger geworden. We hoorden de kogels tegen de muren slaan.
  Ze kwamen opzetten.
  Het paviljoen was als het ware een vesting geworden met dit verschil dat de muren zwak waren en niet van gewapend beton. Hij stelde mij op in de keuken om van die kant uit het huis te verdedigen. De Majoor bevond zich in de cafe-zaal, zoodat ik van die tijd af de majoor uit het oog verloren had.
  Een keer ben ik nog daar geweest om patronen te halen en daar zag ik hem zitten, en nu nog kan ik mij precies voorstellen hoe hij daar zat, midden in de zaal, aan een tafel op een stoel.
  Ik geloof, dat hij toen reeds licht gewond was, hij zat daar, met een elleboog op tafel leunend en in de hand zijn geweer, te schieten, aan drie zijden ongedekt voor het vuur van den vijand. Dit vuur bestond uit mitrailleurs, geweren, pantserafweergeschut en later kwamen daar nog handgranaten bij. Ik had mij inmiddels weer in de keuken opgesteld, maar dit duurde niet lang, want plotseling was het huis vervuld van het geluid van vallende stenen, neerstortend puin enz. We konden bijna niets meer zien van het stof veroorzaakt door het puin en daartusschen door klonken de knallen van ontploffende granaten. Allen gingen de kelder in, tenminste dat vermoed ik, want ik kan me niet meer herinneren iemand meer gezien te hebben, maar naar ik later gehoord heb was dat zo. Wat er toen met onze Bataljonscommandant gebeurd is weet ik niet en eerst later toen ik uit het krijgsgevangenkamp in Duitschland teruggekeerd was, heb ik zijn graf gezien.
  Dat hij ruste in vrede.

-----------------------

Mevrouw ik hoop dat ik hiermede aan Uw verzoek voldaan heb,

Hoogachtend
dpl. sergeant
C.P.J. Rombout.
Oosterbeek.

----------------------

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.58 MB)