De Duitsers

Klik hier voor een uitvergroting
Ouwehand's Dierenpark - Uitzichttoren 56 m. boven A.P. (1934) » meer
In het laatste half jaar voor de oorlog verrichten de Duitsers zorgvuldig verkenningsonderzoek langs de Grebbelinie. Verschillende stafofficieren die verantwoordelijk waren voor de operatieplanning van het X.Armeekorps [207.ID, 227.ID, en beide SS Standarten] hadden een bezoek gebracht aan één of meer locaties langs de linie, met name bij de drie accessen bij resp. Amersfoort, Veenendaal en Rhenen. De meeste officieren kwamen tot de conclusie dat de meest voorname achilleshiel van de Grebbelinie zich bij Rhenen bevond. De breedte van de verdediging was aldaar beperkt, er waren geen inundaties en bovendien was er aan de oostkant van Wageningen een uitgelezen mogelijkheid om artillerie-eenheden gunstig en gedekt op te stellen. Verder was daar de afstand tot de Duitse grens het kortst. Het betekende dat voor de zuidelijke Grebbelinie - het vak van 207.ID en SS Standarte Der Führer - voor de invasie vast stond dat de hoofdaanval bij Rhenen zou worden ontwikkeld. Voor het noordelijke deel van de Grebbelinie was men minder overtuigd van een zwakke plek. Dat vak zou voor 227.ID samen met de SS Leibstandarte het operatiegebied worden en men besloot dat deze eenheden tijdens de veldtocht een zwaartepunt voor de aanval zouden vaststellen. Maar Rhenen zou het dus sowieso worden, en dat was voor Nederlandse bevelhebbers niet onverwacht. Ook zij verwachtten dat de Grebbelinie bij Rhenen door de Duitsers prominent zou worden aangevallen.

De Duitsers hadden veel moeite gedaan de Nederlandse stellingen zorgvuldig op hun kaarten in te tekenen. De Nederlanders zelf hadden de werkzaamheden goed gefaciliteerd. In de dierentuin was een hoge toren van waaruit toeristen konden genieten van het aantrekkelijke landschap in de omgeving, maar de Duitse spionnen gebruikten de toren om het gebied te verkennen. Het hele gebied was en bleef vrij toegankelijk voor burgers. Tot half april 1940 konden ze vrijwel de hele verdedigingszone ongehinderd doorkruisen, zeer tegen de zin van de Nederlandse bevelhebbers. De Duitse spionnen konden dus de voortgang, de aard en de kracht van de versterkingen nauwkeurig in de gaten houden en kwamen tot de conclusie dat de verdedigingslinie het nog geen dag zou uithouden. De Nederlandse militaire leiding had aangedrongen op het verwijderen van de uitkijktoren. Maar premier de Geer had persoonlijk tijdens een Kabinetsoverleg terzake zijn veto over dit militaire verzoek uitgesproken. De toren zou teveel inkomsten genereren voor Ouwehand, en dus de Nederlandse economie. Hij diende te blijven staan ...

Klik hier voor een uitvergroting
Oberführer Georg Keppler, commandant SS Standarte Der Führer
De militaire eenheden die aangewezen waren om in de Grebbelinie bij Rhenen door te dringen waren de 207de Infanteriedivisie (ca. 17.500 man, Generalleutnant von Tiedemann) en de SS Standarte Der Führer (ca. 6.000 man, Oberführer Keppler). Ze werden daarbij ondersteund door de legerkorpsartillerie (in totaal had de divisie en legerkorpsartillerie bij de Grebbeberg de beschikking over bijna 5 afdelingen artillerie - ongeveer 50 vuurmonden van 105 mm, 150 mm en - vanaf 12 mei in de middag - 210 mm), pioniers, luchtafweergeschut en verscheidene ondersteunende eenheden: samen een legermacht van meer dan 25.000 manschappen. De SS'ers, die speciaal getraind waren in het optreden als gemotoriseerde verkenningseenheden en stoottroepen , zouden het voortouw nemen. De Standarte bestond vooral uit Oostenrijkers, geleid door Duitse officieren en onderofficieren. Het was de jongste Standarte in de SS Verfügungstruppen - die kort daarna Waffen SS werden genoemd - en de Oostenrijkse soldaten hadden nog niet eerder gevechten meegemaakt. Tijdens de operatie in Polen waren ze in reserve gehouden en hadden ze bij de Franse grens bewakingsdiensten verricht. Het kader was deels wel gelouterd.

De 207.ID was een Dritte Welle divisie. Dat wil zeggen dat de eenheid organiek uit 17,900 man bestond waarvan 12% uit de eerste reserve [korter dan twee jaar reservist], 46% uit de tweede reserve [oudere reservisten] en 42% uit de Landwehr [matig geoefende laagste reservistenklasse]. De divisie was vrijwel geheel ongemotoriseerd en nauwelijks voorzien van paarden. De waarde van de gevechtseenheden was matig. Desondanks had de divisie enige dagen in de Danzig corridor gestreden tijdens de Poolse veldtocht en daarom enige frontervaring. SS Standarte Der Führer was zoals gezegd onervaren, maar als een van de jongste Waffen SS regimenten zeer goed geoefend en mentaal ijzersterk. De eenheid was mentaal gedrild, fysiek zeer sterk, uitgelezen gevormd in het stormtroep gevecht en voorzien van het beste hoger kader dat de Waffen SS te bieden had. De bewapening van de Standarte was in wezen gelijk aan die van de reguliere Heer eenheden, maar het aantal MP's in voorste gelederen was groter. Bovendien waren de gevechtstroepen voorzien van onderscheidelijke camouflagekleding.

Het X.Armeekorps had in feite maar één taak: het doorbreken van de centrale verdediging van het Nederlandse Veldleger. Het hoofddoel was het zo spoedig mogelijk bereiken van het oostfront van Vesting Holland. Omdat voor de Duitsers de voortgang elders de hoogste prioriteit had, was er voor het X.Armeekorps geen eigen tactische luchtsteun. Er zou alleen op aanvraag en als prioriteit luchtsteun gegeven worden. Van belang is het te weten dat de Duitsers niet op de hoogte waren van het feit dat generaal Winkelman de hoofdverdediging duurzaam bij de Grebbelinie had neergelegd en dat het Oostfront Vesting Holland onder zijn bewind was afgevallen als zodanig. De Duitsers dachten daarom op 10 mei nog steeds dat de Reynders strategie gold. Dat betekende dat de Duitsers uitgingen van het door de Nederlanders bieden van een taaie weerstand aan de Grebbelinie met als doel georganiseerd terugvallen op de hoofdweerstand in de Vesting Holland Oost.

Klik hier voor een uitvergroting
Hauptsturmführer Otto Kumm met enkele onderofficieren » meer
207 ID en SS-eenheid hadden - voordat zij voor de Grebbelinie verschenen - de eerste oorlogsdag al kennis gemaakt met het Nederlandse leger. De SS'ers hadden, met veel moeite en ten koste van aanzienlijke verliezen, pogingen gedaan de IJssellinie over te steken, zowel bij Westervoort als bij Doesburg. Bij Westervoort kwam het tot een korte maar felle strijd. Al ruim voor het middaguur slaagde de SS er echter in de IJssel over te steken, de Nederlandse weerstand te breken en door te stoten richting Arnhem. Ze waren er uiteindelijk in geslaagd in de avond van de tiende mei Wageningen te bereiken. De SS nam ten oosten van Wageningen haar posities in, samen met twee afdelingen artillerie. De 207.ID werd zodanig ontplooid dat één regiment (het 374ste) als tactische reserve bij Arnhem gelegerd werd. Uit dat regiment zou bovendien een taakgerichte eenheid worden opgedragen in de Betuwe te ageren. Het tweede regiment (het 368ste) nam posities in rondom Ede en het derde (het 322ste) in een afwachtingsgebied in de buurt van Bennekom. De 207.ID regimenten werden gespaard voor wat men aan Duitse zijde dacht dat de hoofdaanval zou worden, de inzet tegen het Oostfront Vesting Holland. Daarom kreeg de Standarte het bevel de volgende dag [11 mei] de Grebbelinie bij Rhenen te doorbreken en zo de weg naar het Oostfront Vesting Holland te banen voor 207.ID.

De Standarte zou dus het voortouw nemen. Het hele regiment zou ingezet worden, met twee bataljons voor en één achter. De voorbereidingen van de artillerie namen nogal wat tijd, er konden daardoor slechts drie incomplete afdelingen - met 105 mm en 150 mm houwitsers - worden ingezet voor de ondersteuning van de eerste aanval op de voorposten. Het grootste deel van de artillerie was ten oosten van Wageningen geplaatst. Veel van deze batterijen, die een aanzienlijk groter bereik hadden dan die van hun tegenstanders, waren buiten het bereik van de Nederlandse artillerie geplaatst.

83