Herman Heck

Foto van het graf - klik voor een vergroting
Dienstplichtig Sergeant
2-II-24 R.I.
Herman
Voornaam:
Heck
Achternaam:
27 september 1916
Geboortedatum:
Utrecht
Geboorteplaats:
13 mei 1940
Overlijdensdatum:
Rhenen Maatsteeg 24
Locatie sneuvelen:
Militair Ereveld Grebbeberg
Begraafplaats:
4
Rij:
16
Grafnummer:
Nederlands Hervormd
Religie:


Bekijk de militaire rapporten van dit legeronderdeel

 

Notities

  • Uit het rapport Sellies/Verhoeven (bevat o.m. gegevens omtrent sneuvelen en vindplaats)
    Op 17 mei 1940 door boeren vanaf de Maatsteeg in Achterberg bij (waarschijnlijk bedoeld de boerderij) Koningskampen overgebracht naar de Grebbeberg.
  • Op 12 mei 1940 had zijn eenheid opdracht gekregen voor een tegenstoot om de vijand te verdrijven uit de hoofdweerstandlijn van de Grebbelinie bij Achterberg tot aan Kruiponder aan de Grift en dat gingen ze in volgende ochtend uitvoeren.

    Het 2e Bataljon 24 Regiment Infanterie (Jagers; II-24 RI) had na een moeizame nachtelijke verplaatsing langs Amerongen in de vroege ochtend van 13 mei 1940 de noordzijde van het dorp Achterberg bij de Grebbeberg/Rhenen bereikt. Voor de spoorbaanoverweg bij de Zuidelijke Meentsteeg werd halt gehouden, eerst werd er brood gegeten en daarna ging het voorwaarts in de richting van Kruiponder.

    Herman had zijn helm gecamoufleerd en ging met zijn mannen voorwaarts behoedzaam en gedekt door een droge sloot, langs de Zuidelijke Meentsteeg, rechtsaf langs de Weteringsteeg tot het kruispunt met de Friesesteeg, daar de Friesesteeg volgend tot de Maatsteeg. Hij naderde nu de open vlakte tussen de Maatsteeg en de Grift, er was een lichte hoogte de “Golfbreker” genaamd.

    Bij de kruising Friesesteeg/Maatsteeg stuitte men op een versterkte positie, de verlaten hoefijzer stelling van de zware mitrailleurs van III-19 RI. Daar ging men in dekking om een verdedigende stelling aan te nemen.

    Kapitein Buwalda was vooraan met de luitenant Noorbergen en sergeant Heck toen een 40 tal Duitsche militairen aan kwamen lopen met hun handen in de hoogte. Voorop liepen twee Nederlandsche militairen, een sergeant en een soldaat. De twee riepen "Wij geven ons allemaal over". De groep SS-ers kwam achter de boerderij van Boonzaaijer vandaan; aan de Maatsteeg 6 en liep over de Maatsteeg in noordelijke richting de Jagers tegemoet.

    Die kwamen daarop uit hun verdedigende stelling en plaatsten zich op en westelijk van de Maatsteeg, klaar om de krijgsgevangenen te ontvangen. Buwalda en Noorbergen stonden dicht bij elkaar vooraan vlakbij of op de Maatsteeg. Zij hadden hun manschappen een scherm links en rechts van hen laten vormen. Heck moet aan de linkerzijde hebben gestaan met zijn groep.

    Toen de Duitse soldaten ongeveer 25 meter van hen waren verwijderd, riep de voorop lopende Nederlandse soldaat ineens "Pas op, ze schieten die schooiers" en meteen liep hij bij de Duitsers vandaan en naar Buwalda en Noorbergen toe. De naast hem lopende Nederlandse sergeant, dit ziende, probeerde eveneens van de Duitschers weg te komen maar werd meteen neergeschoten. Noorbergen beschreef in zijn verslag dat hij achteraf van die Hollandse soldaat vernomen had dat achter hun beiden een Duitse soldaat liep die een revolver in hun rug hield, waarbij zij gedwongen werden de genoemde woorden te roepen, namelijk dat zij zich allemaal wilden overgeven.

    Direct werden ook de Jagers onder vuur genomen waarbij kapitein Buwalda als eerste werd getroffen. Heck was op linkerflank en probeerde waarschijnlijk naar links dekking te vinden. Hij rende met (enkele van) zijn groep langs een kippenren toen hij werd getroffen en bij de kippenren bleef liggen. Vervolgens vielen meerdere manschappen ten prooi aan de Duitse kogels, waaronder van Straten en van Baekel.

    Achter hem ontspon zich een vuurgevecht. De klap van het sneuvelen van kapitein Buwalda en het overweldigende mitrailleurvuur maakte dat de Nederlanders moesten terugtrekken, ze konden niet alle gewonden en gesneuvelden meenemen.

    Herman leefde nog, maar voelde zijn einde naderen. Hij pakte zijn notitieboekje wat hij als dagboek gebruikte en begon te schrijven; zijn laatste woorden aan zijn moeder en zijn verloofde met wie hij binnenkort zou trouwen. Het eindigde met : “ Ik sterf rustig in Gods hand, Groeten moeder en Frieda”

    Enige tijd later troffen Duitse troepen bij de boerderij aan de Maatsteeg 24 een aantal gesneuvelden aan, een Duitse militair maakte hier een foto van. De foto konden we bemachtigen en na onderzoek bleek op de voorgrond sergeant Heck te liggen en op de achtergrond de soldaten van Straten en van Baekel.

    Vier dagen later (17 mei 1940) haalde een boer uit Achterberg met zijn paard en wagen de gesneuvelden op bij de boerderij en bracht ze naar het ereveld op de Grebbeberg. Aldaar werden de gesneuvelden geïdentificeerd, en de persoonlijke spullen verzameld. Van Herman Heck werd zijn verlovingsring, zijn brieven, zijn kapotte horloge, zijn dagboekje en meer zaken verzameld in een kartonnen doos.

Beeldmateriaal

  • Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting
  • Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting
  • Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting
    Klik hier voor een uitvergroting

 

Opmerkingen

  • Geen.

 

 

Levensbeschrijving

Herman Heck werd geboren op 27 september 1916 in Utrecht. Hij was de tweede zoon van vader August Otto Heck en moeder Allegonda Wilhelmina Maria Antonia Holland. Herman was vernoemd naar zijn grootvader van moederszijde. Hij groeide op in Utrecht, aan de Schroeder van der Kolkstraat 3bis, nabij de Catharijnesingel.

 

Na de lagere school volgde hij de HBS in Utrecht die hij in 1935 met een diploma afrondde.

Zijn voornemen was om een rechtenstudie te volgen aan de Universiteit Utrecht. Het begin van zijn studie stond in het teken van het overlijden van zijn vader; August Otto Heck, geb. 16 januari 1882 in Utrecht overleed op 20-1-1936 op 53-jarige leeftijd.

Herman werd in 1937 opgeroepen om zijn militaire dienstplicht te vervullen bij de Jagers in Den Haag, waar hij de kaderopleiding volgde.

Hij verbleef in die tijd bij Oom Wim en tante Emma in Delft waar hij aan het einde van zijn dienstplicht een tijdje bleef wonen. Hij twijfelde over zijn toekomst. Op instigatie van zijn moeder overwoog hij om als capitulant of als beroeps bij het Nederlandse Leger te gaan dienen, maar uiteindelijk besloot toch om zijn studie weer op te pakken.

Toen hij in augustus 1939 werd opgeroepen werd hij tot zijn stomme verbazing tot sectiecommandant gemaakt. In een brief aan zijn moeder sprak hij zijn verbazing uit dat hij als broekie van 22 jaar tegenover ruim 30 uit hun zware leven gerukte kostwinners en vaders kwam te staan. Letterlijk zei hij: “Een dringend verzoek voor U allen!

Wees zo behulpzaam mogelijk voor iedere militair die met U in aanraking kom. Niet allen hebben het zo zwaar. Maar allen zijn uit hun levens gerukt. Ik heb het gevoel of ik jaren ouder geworden ben.

Die vrijdag kwam, zonder dat ik kon protesteren mijn benoeming af, als sectiecommandant. Dat wilde zeggen dat ik het commando kreeg over 37 manschappen. Dat is iets wat al boven mijn krachten gaat. Ik ben namelijk nooit opgeleid voor sectiecommandant. Maar wat zou U er van zeggen als U hoort dat ik commando overnam voor het vertrek reeds stond ik voor 37 meestal getrouwde kerels en was voor 100% verantwoordelijk voor hun levens, uitrusting, en moreel verval.

Ja lieve mensjes, jullie kunt je daar onmogelijk een voorstelling van maken. Daar komt bij hun grote vijandigheid voor het commando van een slechts 22 jarige. Getrouwde mensen met de meeste een vrij arm en ruw leven. Weggerukt van hun moeizaam leven nu onder commando van een 22 jarige snotneus. Het is belachelijk maar waar.”

Herman kwam terecht in Druten (Betuwe) waar hij samen met sergeant Kees Valentin bij de familie Kemming aan de Hooistraat 35 Druten werd ingekwartierd.

De ingrijpende ontwikkelingen in de wereld deden hem een fundamenteel besluit nemen. Frieda en Herman waren jeugdvrienden, zij kenden elkaar vanaf hun 12de. Friederika Johanna Catharina Danner was geboren 24-7-1918 te Utrecht en woonde aan de Buys Ballotsstraat 6. Zij waren voorbestemd te gaan trouwen en rond 19 september 1939 besloot Herman om zijn jeugdvriendin ten huwelijk te vragen. Zij verloofden zich kort daarna.

Het huwelijk zou op 10 mei 1940 plaatsvinden, maar op 10 mei 1940 gaf Herman Frieda niet het ja-woord. In plaats daarvan was hij in de Betuwe bij zijn tirailleurgroep onwetend van wat de toekomst zou brengen.

Op 20 mei 1940 stuurde compagniescommandant Noorbergen een brief aan moeder waarin hij hoopte dat haar zoon door de Duitsers zou zijn gevonden en in een Duits Lazaret zou herstellen, maar op 24 mei 1940 werd de berichtkaart omtrent overledenen van de Koninklijke Landmacht bij mobilisatie van hem opgemaakt.

In juni 1940 kreeg de familie bericht van het sneuvelen door het Rode Kruis en de persoonlijke spullen konden worden opgehaald op het postkantoor. De familie moest zelf zorgdragen voor een kruis of steen boven zijn graf, de broer schreef daar de tijd op van het kapotte horloge en de laatste zin uit het dagboekje.... “Ik sterf rustig in Gods hand” en “5 voor 2”.

Deze korte levensbeschrijving kwam tot stand met hulp van Michiel Teunisse en de nicht van Herman Heck, mevrouw Heck-Slort.

 

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 205.60 KB)