Kanttekeningen bij het boek 'Mei 1940 - De strijd op Nederlands grondgebied'

Door lt.kol. b.d. E.H. Brongers

Enkele maanden geleden verscheen het door de Sectie Militaire Geschiedenis geredigeerde werk met de bovenstaande titel. Het is een in begrijpelijke taal geschreven boek met door verschillende auteurs geschreven hoofdstukken. De beschrijving van de gevechten is beknopt en zakelijk, hoewel die op enkele plaatsen een merkwaardig, tendentieus karakter draagt.

Zo wordt de actie over de Afsluitdijk slechts een "gewelddadige verkenning" genoemd, een aanduiding ontleend aan een uit 1941 gepubliceerd verslag van een tot een propaganda-compagnie behorende Duitser. De uiteraard meer betrouwbare meldingen van de daar optredende Duitse divisie spreken over een door de divisiecommandant persoonlijk geleide "aanval" op 13 mei, die op de vorige dag was voorafgegaan door een gewelddadige verkenning door stoottroepen. In de "Abendmeldung" van 13 mei rapporteert de divisie: "Aanval over de Afsluitdijk werd afgeslagen". Waarom men dit negeert is raadselachtig. De aanval op de Betuwestelling bij Ochten wordt eveneens gebagatelliseerd. Daar zouden slechts een 200 Duitsers zijn ingezet. Kennelijk is verzuimd het betreffende Duitse gevechtsverslag te lezen. Daarin stelt men namelijk dat een versterkt bataljon de aanval uitvoerde en dat de verliezen - de versterkingen niet meegerekend - al 106 man bedroegen! Ook is opmerkelijk dat men geen reden ziet, de SS als een militaire elite aan te duiden. Nu is het begrip "elite" (evenals goed of zeer goed) subjectief en vrij persoonlijk. In officiële stukken wordt en werd het nimmer gebruikt. In militaire kring hanteert men de term voor eenheden die in zaken als moreel en sterkte ver boven de andere uitsteken. Welnu, daaraan voldeden de SS regimenten in hoge mate. Waar men ze ter beschikking had werden ze dan ook vooraan ingezet, omdat van hun meedogenloos optreden snelle resultaten werden verwacht.

Blunders

Ernstiger zijn de blunders die in het laatste hoofdstuk "De proef op de som" zijn gemaakt. Men mag verwachten dat daar de belangrijkste conclusies worden verzameld en geanalyseerd. Vele van die "conclusies" zijn echter in het voorafgaande niet te vinden. Schrijver van dit hoofdstuk is de heer Amersfoort. We moeten er ons voor hoeden, zegt hij, bijzonder belang aan het Nederlandse operationeel te hechten. Doen wij dat? De Duitse generaal Speidel schreef in 1958 dat de aanval op de Vesting Holland een integrerend deel van het totale plan was en een directe wisselwerking had met het belangrijkste operatiedoel, de doorbraak via de Ardennen naar de kust van Het Kanaal. De Duitse kolonel van de Generale Staf H. Langmann noemde de operatie tegen de Vesting Holland zelfs van beslissende betekenis voor het slagen van de aanval op Frankrijk.

Voorts wordt beweerd dat de Duitsers geen "haast" hadden en ook het bombardement op Rotterdam zouden we niet mogen uitleggen als een teken van haast of als indirect bewijs voor de Duitse onderschatting van onze weerstand. Dit is in lijnrechte tegenspraak met wat Duitse historici schreven en met uitspraken van de hoogste Duitse bevelhebbers. Hier zij volstaan met een verwijzing naar Hitlers Weisung Nr. 11, die hij in de morgen van 14 mei uitgaf. Hij stelt "dat het weerstandsvermogen van het Nederlandse leger sterker is gebleken dan werd verondersteld"; dat politieke en militaire redenen eisen die tegenstand "spoedig" te breken; dat het leger de Vesting Holland "snel" ten val moet brengen en dat de luchtmacht, onder verzwakking van steun elders, de "snelle" val van Holland moet vergemakkelijken.

In het door het Militargeschichtlichen Forschungsamt in 1979 uitgeven werk lezen we: "Toen sterke tegenstand in Rotterdam een snelle bezetting van Nederland in gevaar bracht, beval Göring op de 14e mei een geconcentreerde aanval op deze stad om een snellere capitulatie te bewerkstelligen". Waarom vermijdt Amersfoort dit te vermelden? Waarom zegt hij in "Vrij Nederland" (31 maart 1990): "Alsof Rotterdam nodig was om Nederland op de knieën te krijgen!" En - nog merkwaardiger - : "Als een terreurbombardement als doel heeft om voornamelijk de burgerbevolking te treffen, dan is de aanval op Rotterdam géén terreurbombardement" (?!)

Ook beweert hij dat er geen betrouwbare bewijzen bestaan dat na Rotterdam ook andere steden zouden worden gebombardeerd. In een op 9 november 1948 voor de Enquête Commissie Regeringsbeleid beëdigde verklaring van kolonel Scharroo, de commandant te Rotterdam, zegt laatstgenoemde dat de Duitse parlementair hem mededeelde dat bij een weigering te capituleren, Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Haarlem het lot van Rotterdam zouden delen. Dat had men tevoren ook aan kapitein Backer aldaar gezegd. Generaal Winkelman werd deze bedreiging gemeld en hij noemde die in zijn caputulatierede. Utrecht was toen al met verwoesting bedreigd. Bij zijn onderhoud met de Duitse generaal Schmidt bracht een verontwaardigde kolonel Scharroo deze zaken ook ter sprake. Zijn dit "weinig betrouwbare" bronnen?

Bij de Waffen SS zouden schendingen van het oorlogsrecht - althans in mei 1940 - geen typerend verschijnsel zijn geweest. Als men de rapporten goed had bestudeerd zou dit nimmer zijn gesteld. Oorlogsmisdaden van fronten waar de Wehrmacht optrad, zijn slechts incidenteel gemeld. Die meldingen zijn er echter in overstelpende-hoeveelheid van plaatsen waar men tegen SS'ers vocht: zoals bij Heumen, Hatert, Westervoort, Zutphen, Voorthuizen, Oosterbeek, in de frontlijn- en de stoplijn van de Grebbeberg, het viaduct te Rhenen, de spoorlijnbocht noordoost van Rhenen enz. enz. Voorts zouden de Duitse verliezen ongeveer even hoog zijn als de Nederlandse. Gebleken is dat men zich beroept op een zo geheten officiële Duitse opgave uit 1980. De Duitsers zijn daar echter op teruggekomen en schreven in 1983 dat de opgave betrekking had op de Nederlandse verliezen! Helaas is dat de heer Amersfoort ontgaan. Hij meent ook de Duitse vliegtuigverliezen - naar tijd gemeten een record in de geschiedenis - sterk te moeten relativeren. Het waren "voornamelijk transportvliegtuigen" en die acht hij kennelijk minder belangrijk, evenals het - niet genoemde - neerschieten van 126 gevechtsvliegtuigen. Is dat terecht? De Duitse generaal Speidel schreef in 1958 dat het verlies aan transportvliegtuigen zich nog jaren lang deed gevoelen. Zijn chef Kesselring verklaarde zelfs dat men het de gehele verdere oorlog niet meer te boven kwam. Het zou voorts te ver gaan die verliezen in verband te brengen met het afgelasten van de invasie in Engeland. Wederom: doen wij dat? Als een enkel voorbeeld een citaat uit een stafwerk van de Studiengruppe Geschichte des Luftkrieges: "De hoge verliezen aan mensen en materiaal die de actie om Den Haag tot een mislukking stempelden, waarschuwde het opperbevel tegen te ver gaande plannen als die voor Seelöwe (dat was de bedoelde invasie, B.), Malta, Gibraltar enz.".

Besluit

Het bovenstaande is slechts een greep uit een reeks van canards, die een niet ter zake deskundig lezer helaas vaak niet kan onderkennen. Wellicht heeft de korte voorbereidingstijd voor het boek geen gelegenheid gegeven een meer verantwoord onderzoek te voltooien. Het resultaat is echter wel merkwaardig eenzijdig geworden en in het laatste hoofdstuk soms tendentieus te noemen. Als men een "mythe" denkt te constateren en die wil doorbreken, dient dat wel op grond van juiste gegevens te geschieden. De Sectie Militaire Geschiedenis heeft met dit boek haar prestige niet verhoogd.

E.H. Brongers.

Bron: de ARMEX van juli/augustus 1990

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 5.34 MB)