Lichte mitrailleur Lewis M.20

Klik hier voor een uitvergroting
M.20 Lewis in de meest geschikte situatie: een vaste opstelling. » meer

De Lewis-mitrailleur dankt zijn naam aan Isaac Newton Lewis, kolonel bij de Amerikaanse Kustartillerie. De basis van het wapen werd gelegd in de patenten van een andere Amerikaan, Samuel McClean, maar Lewis wist het aanvankelijk onhandige en zware prototype zo te veranderen dat er gerust gesproken mag worden van een nieuw wapen.

In juni 1912 had Lewis de eerste exemplaren van het machinegeweer gereed waarmee onder meer demonstraties werden gehouden voor het Amerikaanse leger. Hierbij beleefde de Lewis een belangrijke primeur: het was het eerste machinegeweer dat werd afgevuurd vanuit een vliegtuig. Dit werd pas een gewoonte in de loop van de Eerste Wereldoorlog. Gezien het feit dat het Amerikaanse leger voorlopig geen behoefte had aan dit soort wapens besloot Lewis zijn geluk te beproeven in Europa. Hij vertrok richting België en richtte daar een firma op om zijn wapen op commerciële basis te produceren, de 'Armes Automatique Lewis'. Als snel bleek dit wapen een succes te zijn en naast Engeland, Frankrijk, Nederland, België, Canada en de Verenigde Staten werd dit wapen ook gebruikt door Japan, Estland, de Sovjet-Unie en Portugal.

Tot 1920 werden twee types M.20 Lewis mitrailleurs ontwikkeld: de lichte mitrailleur M.20 'Landmachtmodel' en de de lichte mitrailleur M.20 'der Luchtvaartafdeling'. Vanaf 1920 tot 1940 werden nog een tiental andere modellen ontwikkeld die allemaal in meer of mindere mate van de eerste twee afweken. Het belangrijkste en meest voorkomende wapen, de lichte mitrailleur M.20 'Landmachtmodel', werd na 1920 kortweg aangeduid als mitrailleur M.20. De munitie werd aangevoerd in blikken patroontrommels met een inhoud van 97 patronen van 6,5 x 53,5R (kaliber 6,5 mm., lengte patroonhuls 53,5 mm met rand (R)). Deze trommel was door de Artillerie Inrichtingen ontwikkeld; de meeste Engelse magazijnen hadden namelijk een capaciteit van 47 patronen. De vuursnelheid van dit wapen bedroeg op het laatst van de ontwikkeling ongeveer 450 schoten per minuut. De koeling van de loop vond plaats met behulp van lucht en wel door middel van een koelinrichting bestaande uit aluminium koelribben, in de lengterichting om de loop aangebracht en omgeven door een stalen mantel.

In vaste opstelling was het een goed wapen, voor patrouille-lopen niet. Daarvoor was het veel te zwaar en bij het oppakken bij het handvat onstond vaak storing in de trommel doordat de onderste patroon scheef voor de kamer kwam te zitten. Met een speciaal tangetje kon men de patroon opvissen en de trommel opnieuw plaatsen waarna weer gevuurd kon worden. Niet bepaald een wenselijke situatie tijdens een (tegen)aanval.

Beeldmateriaal

Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
Klik hier voor een uitvergroting
2029