Om de Grebbe

Om de Grebbe-linie is het felst gestreden. Bij de Grebbe is de stormloop der Duitsche troepen het langst weerstaan, langer wellicht dan door elke andere veldstelling in het Westen. Bij de Grebbe zijn in Nederland de meeste strijders gevallen. Wij hebben reeds geschetst, hoe bij Gennep de Peelstelling werd geforceerd. Op ongeveer gelijke wijze was een doorbraak beraamd in het land van Nijmegen, waar, volgens gegevens in het "Militär Wochenblatt", vijf afzonderlijke stoottroepen met pantserwagens, mitrailleurs en artillerie de opdracht kregen om de groote bruggen bij Nijmegen over de Waal en de kleinere bruggen over het Maas-Waalkanaal in bezit te nemen.

De bedoeling zat blijkbaar voor, om de Maas-Waalstelling te doorbreken vóór de inundaties gereed waren gekomen en zoo achter de Grebbe-linie te komen, welker sterkte den Duitschen legercommandanten voldoende bekend zal zijn geweest. De lezer zal weten, dat bij Beek en bij Berg en Dal de Duitsche grens slechts enkele km van de stad Nijmegen verwijderd is; de opzet om hier door te stooten lag dan ook voor de hand. De bruggen van Nijmegen vlogen echter, juist toen de Noordelijkste stoottroep naderde, in de lucht. Van de bruggen over het Maas-Waalkanaal bleek die bij Heumen ongerept te zijn, doch de Nederlandsche troepen boden hier zeer krachtigen tegenstand, waardoor, blijkens de gegevens in het "Militär Wochenblatt", aan de Duitsche aanvallers ernstige verliezen werden toegebracht.

Eerst laat in den middag gelukte het, den overgang met behulp van zware pantserwagens te forceeren en via dezen overgang en dien bij Hatert, waar de brug slechts gedeeltelijk was vernield, kon men doordringen tot den Maasovergang bij Grave, waar eveneens de brug slechts was beschadigd doch waar door onze troepen krachtig verzet werd geboden. De Duitsche opmarsch in die richting werd echter plotseling gestaakt, omdat men op gemakkelijke wijze meer Zuidelijk kon doordringen. Heel de actie in Noordelijke richting werd onderbroken, nu men van Gennep uit het front kon oprollen zoowel naar Zuid als naar Noord en daarmee moeilijke rivierovergangen kon vermijden. (De methode van het verraad was "goedkooper!") Het spreekt echter vanzelf, dat daarom de Duitsche aanval in het Geldersche niet zoomaar zonder meer gestaakt werd.

Andere stoottroepen dan de reeds genoemde stonden gereed voor den aanval in de richting Arnhem. Eenigen tijd heeft de bezetting van het fort Pannerden den Duitschen aanval opgehouden, doch te stuiten was deze niet. Bij Westervoort, waar de brug bij de vernielingsontploffing slechts was "aangekraakt", gelukte het den Duitschers om aan den Veluwschen oever een bruggehoofd te bezetten en, met verrassende gebruikmaking van de situatie daar ter plaatse, werd een pontonbrug, geslagen, waarover de Duitsche hoofdmacht, die tegen de Grebbe-linie in stelling zou worden gebracht, in de richting Arnhem-Ede-Wageningen kon oprukken. Het gevolg was, dat de troepen, die opdracht hadden gekregen om zoo lang mogelijk den IJssel te verdedigen, in veel sneller tempo terug moesten trekken dan de bedoeling was en dat de Duitsche stoot zich rechtstreeks kon richten op de Grebbe-linie, waarvan de troepen reeds vrij spoedig contact met den vijand kregen.

Terwijl de burgerbevolking van de gemeente Wageningen nog bezig was te evacueeren, hadden de Duitsche voorposten dien Vrijdagmiddag Renkum, op 4 km afstand, reeds bereikt. Het fnuikend snelle oprukken van den vijand stelde de mannen aan de Grebbe voor raadselen. De radio berichtte, dat aanvallen op de IJssellinie waren afgeslagen, en tòch zag men plotseling de Duitschers bij Ede en Wageningen opduiken! Was er iets niet in orde? Deugde de eigen berichtgeving niet? Geruchten over de Moerdijkbrug deden de ronde, ook de Peelstelling zou reeds gevallen zijn. En dan de steeds verontrustender radio-alarmeeringen, aangekondigd met het monotone "hier.... bericht luchtwachtdienst", berichten, die spraken van strijd achter de linies.... Waren de Nederlandsche berichten niet juist?

In werkelijkheid werd inderdaad meer naar het Noorden, o.m. bij Zutphen, door de Nederlandsche verdediging dapper stand gehouden. Menige aanval werd dáár en ook elders afgeslagen, maar het lek ontstond bij Westervoort en de bedreiging van de Grebbe-linie kwam daardoor sneller dan verwacht was. Maar ze werd weerstaan. Vrijdagmiddag begon de strijd om de Grebbe, een strijd, die in Nederland evenmin zal worden vergeten als de slag bij Quatrebras en Waterloo. Als wespenzwermen gonsden de Heinkels en de Messerschmitts boven de linies, bommen sloegen dreunend uiteen, granaten loeiden en floten, mitrailleurvuur takketakte rondom. De vuurproef!

Lang voor de oorlog begon sprak ik met een hooggeplaatste militaire autoriteit over de moeilijkheden, waarvoor een leger, dat in geen eeuw oorlog had gevoerd en plotseling had te vechten tegenover een numeriek overmachtigen vijand, zou komen te staan. "Ja", zeide hij nadenkend, "we zullen daarin ondergedompeld moeten worden en het is tevoren nooit te zeggen, wat er dan van het moreel van den troep zal overblijven". Bij de Grebbe heeft het Nederlandsche leger de zwaarste vuurproef doorstaan - bij de Grebbe is ook gebleken, dat de Nederlandsche soldaat, zich vast klemmend aan den vaderlandschen bodem, heeft stand gehouden als een mán.

Toen de strijd op den Grebbe-berg voorbij was en de dooden werden verzameld, vond men in een van de voorste linies 'n eenvoudig soldaat. Hij had stelling genomen achter een boom. Naast dien boom lag opgetast een stapel geweer-patronen. Hier was zijn plaats, die hij had te verdedigen, hier zou hij standhouden tot de stapel òp was, òf hij zou vallen. Hij viel. Een schot doorboorde hem, even ònder den-helm-met-den-leeuw, het hoofd. Toen men hem vond, zat hij daar in geknielde houding, het geweer in den aanslag, naast hem zijn stapel munitie. De mannen, die de dooden zochten, bleven een oogenblik in ontroering rondom hem staan; een dokter, die al veel had doorgemaakt, kon zijn tranen niet bedwingen. Hier was het beeld van den Nederlandschen soldaat aan de Grebbe. Hier lééfde het lied, in dagen van vrede en goedkoop feestrumoer zoo vaak gedachtenloos uitgeschetterd, maar nu met bloed herschreven:

Wij willen Holland houwen,
Ons Holland, fier maar klein.
Wij blijven 't hou en trouwe!

Wat gegraveerd stond op de Nederlandsche vuurmonden, stond ook gegrift in het trouwe hart van dien eenzamen soldaat op den Grebbe-berg: "Het vaderland getrouwe blijf ik - tot in den doodt"

Klik hier voor een uitvergroting
Richting-pijlen in Wageningen met het simpele opschrift "Front"... (1940)
Zwaar is voor den Duitschen tegenstander de strijd om den Grebbe-berg en om heel de Grebbe-linie geweest. De berg - dat scheen een ongenaakbaar bolwerk te zijn. "Der Teufelsberg" - de duivelsberg noemden het de stormers, die van den strijd in de Nude naar Wageningen terugkeerden om op verhaal te komen. Dat vuurspuwend monster heeft ook den dappersten Duitschen soldaat ontzag ingeboezemd. Wie thans nog Wageningen bezoekt, vindt er in de hoofdstraten richting-pijlen met het simpele opschrift "Front" (In den loop van 1941 zijn deze herinneringen aan den oorlog bij de opruimingswerkzaamheden verdwenen;). Slechts langs omwegen kon men de Hollandsche stellingen naderen, want van den berg af werd door de Nederlandsche artillerie een onbarmhartig vuur afgegeven op het oude stadje en de daartusschen liggende dalvlakte, de Nude.

Aan het einde van dat dal stroomt de Grebbe of Grift, het kleine rivierke, dat de waterverbinding geeft tusschen den Rijn en de Luntersche Beek, en dat, weer aansluitend op de Eem, de mogelijkheid moest bieden voor de inundatie tusschen het IJsselmeer en de groote rivieren. Vlak achter de Grebbe rijst aan den rechter Rijnoever de Grebbe-berg zwart en steil omhoog. De dwarsgrendel op het slot van de vesting Holland, de knip op de deur. Die deur moest in het raam van de Duitsche strategie worden geforceerd, en daartoe werd alles ingezet.

Heftig trommelvuur van de Duitsche artillerie beukte op en achter de stelling. Daar lag het oude Cunerastadje Rhenen en volgens de kaarten moest de verbindingsweg naar de Hollandsche troepen op den Grebbe-berg door Rhenen loopen. Met mathematische zuiverheid legde de Duitsche artillerie haar vuur langs den Cunera-toren, dien zelf gebruikend als richtbaken, zonder hem te raken. Bombardementen uit de lucht zouden het werk der artillerie moeten completeeren en de stormtroepen moesten dan door de murw gebeukte Nederlandsche stellingen heen dringen.... de Duitsche wapenen waren goed, de troepen gehard en in andere veldslagen geoefend en het terrein was wel moeilijk, maar toch niet te vergelijken met dat van de Ardennen of van een ander berglandschap. Zij kwamen - de stormers, zij drongen door het Nederlandsche storingsvuur der artillerie heen, zij tirailleerden met fantastische kunde door de boomgaarden van de Nude, elk slootje en elken boom als dekking gebruikend, zij naderden de Grenshoeve.... daar barstte een vernietigend mitrailleurvuur op hen los, niet alleen van den berg, maar ook uit de stellingen, die ingegraven waren in het vóór-terrein.

Boven het hotel Den Grebbeberg zat in een boom de Nederlandsche uitkijkpost en uit zijn zwaar gemaskeerde hokje bediende hij de telefoon.... de Duitsche infanterie-aanval was doodgeloopen: nu artillerie-vuur! Weer kraakten de granaten, daar kwamen ook vier pijlsnelle G.I's vergezeld van jagertjes den strijd aanbinden met de numeriek enorm veel sterkere Duitsche luchtmacht. Even een opzien van de mannen in de stellingen daar beneden....: "wat een dappere kerels, die vliegers van ons! hoera, voor de Soesterbergers!" Maar waren de Duitschers daar nu al weer terug?

Versche troepen in den strijd, nieuwe golven die op de stelling kwamen aanrollen. Dat was Vrijdag zoo, dat was Zaterdag zoo en dat had geen einde. Wageningen brandde, angstig loeiden overal de ongemolken koeien in de weiden, en het bulderen van de kanonnen en het fluiten van de kogels der steeds maar weer blaffende mitrailleurs hield niet op. Was het Pinksteren geworden? Wat bleef daarvan over dan de mogelijkheid tot een stil gebed voor den kleinen jongen thuis en voor "haar", een gebed in de stellingen, die steeds maar opnieuw werden bestormd en waar het op dezen warmen Meidag stonk naar vuur en bloed? De groote aanval op den Grebbe-berg kwam op Zondag. Die berg scheen onneembaar. Boven op den kam waren de totaal ingegraven en gemaskeerde stellingen der Nederlanders, waarop zelfs de Duitsche luchtmacht maar occasioneel een voltreffer kon plaatsen. In het beukenbosch met zijn diepe insnijdingen, met z'n wondere net van heuvelpaadjes en veilige schuilplaatsen had zich het Nederlandsche leger vastgebeten.

Men kon Hotel "De Grebbe-berg" en de daarachter gelegen villa platschieten, maar majoor Landzaat, de bataljons-commandant van 8 R.I. en bevelhebber van den Grebbe-berg, had gezegd "Standhouden achter de puinhoopen" en daar hield men zich aan. Hier was nog wel mogelijkheid tot dekking. Maar nu de mannen in het voorterrein. Die waren het toch in de eerste plaats, die den vijandelijken aanval stuitten. Ingegraven tegen de Grebbe aan, in het vlakke land vóór den berg en achter de zware wegversperring, gaven zij telkens en telkens een moordend vuur af op den naderenden vijand. Veel dekking hadden zij in hun open loopgraven niet, terugtrekken was onder het trommelvuur der Duitschers een onmogelijkheid. Zij konden alleen standhouden tot het uiterste - en dat deden ze!

Na de capitulatie vertelde mij een Duitsch officier (en er was eerbied in zijn stem): "De mannen, die deze stelling verdedigd hebben, dat waren kerels" en "De grootste verliezen zijn ons toegebracht uit deze vlakke loopgraven". Niet op den berg zelf heeft men na de capitulatie de meeste slachtoffers gevonden, maar in de stellingen er vóór. De Nederlandsche soldaten, die hier gevallen zijn, moeten geweten hebben, dat hun positie hier onder aan den heuvelrand vrijwel hopeloos was. Toch gingen zij den strijd aan en hielden dien vol, heel dien bangen Pinksterzondag. Toen de zon achter de beuken van den berg onder ging, was de aanval afgeslagen.

Intusschen had de Duitsche stormloop zich niet beperkt tot den hoeksteen van de Grebbe-linie, den steilen berg. Overal, tot aan Hoevelaken toe, was contact met de Nederlandsche verdediging tot stand gekomen en met groote verbittering werd wederzijds om de linie gestreden. Het felst was wel de strijd in de omgeving van Achterveld (redactie: Achterberg), waar de Duitsche aanval sterken druk op de Nederlandsche linie uitoefende juist daar, waar de inundaties nog niet waren tot stand gekomen. Ondanks een fel artillerie-bombardement van Nederlandsche zijde, waren hier de Duitsche stormtroepen tot in de linie doorgedrongen en het kwam tot een gevecht van man tegen man. Hierbij sneuvelde de kapitein Buwalda. Met zijn troepen teruggenomen uit de Rijn-Waalstelling bij Druten had hij zich onverschrokken ingezet in de Grebbe-linie. Bij Achterveld (redactie: Achterberg) geraakte hij in een vuurgevecht met een Duitsch officier, die den kapitein doodelijk trof, om op het zelfde oogenblik ook zelf te vallen door den kogel van den luitenant, die zijn meerdere wilde bijspringen.

Zoo woedde langs heel de Grebbe-linie de strijd voort. Maandag werd van Nederlandsche zijde een tegenaanval bij Achterveld (redactie: Achterberg) ingezet, die tot geen resultaat leidde, maar die dan toch het verder doordringen van de Duitsche macht aanvankelijk wist te stuiten. Toen bezweek de linie toch nog vlak bij de plaats, die het sterkst werd geacht, de Grebbe-berg zèlf. Op onverklaarbare wijze waren Duitsche troepen bij het gesticht Heymerstein binnen de linie gekomen. Zij moeten bij nacht de Grebbe zijn overgestoken, om zich, eenmaal dekking vindend in den begroeiden berg zelf, langzaam vooruit te werken. Te laat werd het gevaar ontdekt. Reeds hadden de Duitschers zware mitrailleurs in stelling gebracht, die de verdedigers van den berg wegmaaiden; spoedig kwam ook de commandopost van majoor Landzaat nabij Ouwehand's Dierenpark in gevaar.

"Standhouden achter de puinhoopen!" was het commando van den Bataljons-commandant van 8 R.I. geweest - dat commando was hij ook zelf getrouw. Met zijn staf verdedigde hij zich wanhopig tegen de verrassend tusschen de bosschen opdringende Duitsche aanvallers. Niet alleen van terzijde, maar ook in een frontaanval stormden de Duitsche troepen dien Maandagmiddag voorwaarts. De mannen in de voorpostenstrook waren gevallen, maar boven op den berg hield Nederland nog stand. Meter voor meter werd den aanvallers betwist en menig dapper tegenstander, die zich met zijn pioniersschop als een mol had ingegraven langs den kant van den weg, liet het leven. Toen kwam het commando: terugtrekken. Een verschrikkelijke terugtocht, nu de linie achter den rug van de voorste stellingen was doorbroken. De opdringende vijand, nu zelf gedekt door de Nederlandsche stellingen en door het gunstig liggende terrein, moest, kostte wat kost, voor de stoplijn worden tegengehouden, wilde niet heel het hierachter liggende leger vernietigd worden en de terugtocht op de Hollandsche waterlinie onmogelijk worden gemaakt.

Met artillerie- en mitrailleurvuur moest die opmarsch worden gestuit, maar helaas.... ook veel van de dapperste Nederlandsche soldaten uit de Grebbe-linie, die stand hadden gehouden tot het uiterste, vielen als gevolg daarvan door het eigen vuur. De stelling was doorbroken - de terugtocht moest aanvaard worden. Onbegrijpelijk was het voor zoovelen, die verderop in hun kazematten en loopgraven met succes hadden gestreden en die moesten constateeren, dat de terugtocht werd gelast, terwijl de zaak er juist zoo goed voor scheen te staan en de Hollandsche tegenaanval zich nog maar nauwelijks had ontwikkeld. Er waren er die weigerden, die zich ingroeven en verder vochten. Dinsdagavond 14 Mei kwam de capitulatie.

Zondag 19 Mei vond men op den Grebbe-berg nog een Nederlandschen militairen post, gereed om den strijd te hervatten. Met witte lappen moest men de mannen naderen, want zij wilden niet gelooven, dat alles voorbij was. Het bevel tot den terugtocht had hèn niet bereikt en dus waren zij op hun post gebleven, hadden ze in hun steenen gevangenis honger en dorst doorstaan en in de beangstigend wordende stilte, die erger was dan het kanongebulder en het bomgedreun, hadden zij gereed gestaan om het vuur te openen....

Klik hier voor een uitvergroting
Boek Doodenwacht bij onze gevallenen
Wat zullen wij nog zeggen over den laatsten Dinsdag? Als wij enkele hoofdmomenten van den strijd om de Nederlanden hebben doen spreken, dan was dat om op grond van de feiten zelf te constateeren: de Nederlandsche soldaat hield, waar hij met gelijkwaardige middelen kon strijden, met groote dapperheid en vaak ook met heldenmoed stand. De terugtocht was niet zijn sterkste zijde. Was hem dit tot oneer? Wie de dood-vermoeide troepen heeft gezien, die zwijgend op dien mistigen Dinsdagmorgen binnen de Vesting Holland terugkeerden, zal eenigszins hebben begrepen, wat het moet hebben beteekend, wanneer zulk een teruggeslagen leger, niet opgevangen door geestdriftige medestanders en bondgenooten, plotseling opnieuw den storm van moordend vuur uit kanonnen, mitrailleurs en vliegtuigen boven zich hoort losbreken. Hij zal het woord "vlucht" wat minder gemakkelijk in den mond nemen. Vluchten? Het was, hoe noodig soms ook, den Nederlandschen soldaat bitterder dan alsem en gal.

Zij, die onze dooden hebben begraven, daar op den Grebbe-berg en overal elders in het land; zij, die de mannen hebben gezien, die in de stellingen den vaderlandschen bodem verdedigden en daarbij sneuvelden, zij ontblootten aan hun graf eerbiedig het hoofd. Zij zagen de vlag wel zinken, waarvoor de dapperen hadden gestreden, maar uit hun harteleed rees omhoog de zekerheid van de herrijzenis. De nederlaag schrijnde - de eer bleef ongerept. "In hoofdzaak", zoo constateerde de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht na den strijd, "in hoofdzaak de wanverhouding in het bezit van materieele middelen is de oorzaak geweest, dat niet op alle plaatsen, waar zulks dezerzijds was gelast, stand is kunnen worden gehouden. Aan de soldateneer is door U ten volle voldaan." Geen smet kleefde aan de Nederlandsche wapenen. Daarom kunnen wij met opgerichten hoofde de doodenwacht bij onze gevallenen betrekken.

Bron: boek Doodenwacht bij onze gevallenen (pag. 101 t/m 110),
van G.H. Hoek, uitgebracht door N.V. Gebr. Zomer & Keuning's
Uitgeversmij. te Wageningen in mei 1945

3502