Duitse schendingen in de omgeving van de Frontlijn


1. Cadet-Vaandrig W.H. Staphorst, Commandant 1-I-8 R.I. op 5 Juli 1940:

Datum: 12 mei 1940 Plaatsgehad tijdens of direct na gevechtsaanraking: Ja
    "(...) Toen kwam plotseling een groep krijgsgevangenen van de Nudeweg af naar mijn sectie toe met opgestoken handen en riepen: "niet vuren". Toen mijn mitrailleurschutter aarzelde om op de daarachter loopende Duitschers te schieten heb ik gelast dit te doen, doch plotseling waren we omringd door 10 à 15 Duitschers. (...)"

2. Dienstplichtig soldaat Hendrik de Kleijn van 2-II-8 R.I. op 9 mei 1962:

Datum: 13 mei 1940 Plaatsgehad tijdens of direct na gevechtsaanraking: Ja
    "(...) De elf in de omsingelde stelling 28 waren op dat moment nog allen ongedeerd. De slachtoffers - 5 doden en 2 zwaar gewonden - vielen pas nadat de mannen zich al hadden overgegeven. Want de Duitsers bleven doorvuren na de overgave. Er kwam pas een einde aan toen een stem in een vuurpauze heel dichtbij schreeuwde: "Raus Schweinhunde". De vier mannen, die er zonder kleerscheuren afkwamen traden, de handen boven hun hoofd houdend, naar buiten. Ze stonden daar en zagen hun aanvallers in camouflagepakken naderbij komen. Een Duitse stem brulde hees: "Sie haben unsere Kameraden erschossen!" en eensklaps floten de kogels tussen de Nederlanders, die daar weerloos met omhoog geheven handen stonden. Onder de mannen, die neergemaaid werden was soldaat Hendrik de Kleijn. Een kogel had van terzijde zijn hoofd doorboord en zijn beide ogen weggenomen; een andere was in zijn schouder en rug gedrongen. Acht uur moet hij daar gelegen hebben, op de plaats waar hij ineen zeeg, in het voorterrein van de stelling. De krijgsgevangen Nederlanders werden naar de weg gejaagd. Een makker van Hendrik de Kleijn, die zelf een schot in de long had opgelopen, had gezien dat Hendrik nog leefde en trachtte de Duitsers tevergeefs duidelijk te maken dat daar nog een zwaargewonde lag. Zij begrepen hem niet. (...)"

3. Kapitein Mr. W.J.M.J. Piët, Commandant 1e Sectie van 11e Compagnie Pag. op 23 januari 1947:

Datum: 12 mei 1940 Plaatsgehad tijdens of direct na gevechtsaanraking: Ja
    "(...) In het rapport aan de Overste Nierstrasz heb ik om redenen van veiligheid niet vermeld, dat de Duitschers langs den weg Wageningen - Rhenen een aanval hebben gedaan, waarbij ze Nederlandse krijgsgevangenen als dekking gebruikten. (...)"

4. Vaandrig J.Ch. Evertse van 3-I-8 R.I. op 24 februari 1947:

Datum: 12 mei 1940 Plaatsgehad tijdens of direct na gevechtsaanraking: Nee
    "(...) Tegen de avond, juist toen ik van plan was de Grebbe over te steken via een dwarsliggende ponton, zag ik aan de overkant uit de bastions Oost van de Grebbe soldaten te voorschijn komen met een witte vlag, plusminus 30 man. Enige minuten later waren de Duitsers ook op de bastions. Hierna ben ik tweehonderd meter naar voren gegaan, heb een Duitse helm op gezet en ben over de ponton achter op de bastions terecht gekomen, waar ik verborgen in het gras heb gelegen tot het volslagen donker was. Toen trok ik Oost, en kwam over de steenfabriek "De Blauwe Kamer", uiteindelijk voor in Wageningen. Na het overwinnen van talrijke moeilijkheden in het bezette Wageningen kwam ik weer in de weilanden ten Oosten van deze stad terecht. Door deze weilanden kwam ik onder aan de Wageningse berg, uiteindelijk op de hoofdweg naar Arnhem. Daar de zijwegen volstond het colonnes Duitse auto's besloot ik onder langs de hoofdweg naar Renkum door te gaan. Hier liep ik bij het eerste huis tegen de bajonet van een Duitse schildwacht aan. Deze voerde mij het huis in en ik werd door een andere volslagen dronken Duitser verhoord, en van al mijn bezittingen ontdaan. Hierna werd ik terug naar buiten gevoerd met een pistool in mijn hals, toen ik plots buiten besefte dat het bittere ernst was en geen bangmakerij draaide ik om en gaf de man een slag in zijn gezicht, waarna ik zigzag terugrende in de richting Wageningen. De schildwacht schoot twee keer mis, ik sprong van de dijk in een rietsloot. Toen de achtervolging gestaakt werd trok ik verder in de richting van de Rijn en verborg mij op de tekenkamer van de Papierfabriek van Gelder. (...)"

5. Reserve 1e Luitenant H.M. Koerselman van 8e Compagnie Pag. op 3 oktober 1940:

Datum: 12 mei 1940 Plaatsgehad tijdens of direct na gevechtsaanraking: Ja
    "(...) Maandagmorgen zat de geheele loopgraaf tot aan de Sluis vol met Duitschers. Bij de brug over de Grebbesluis moesten mijn soldaten mede helpen om de brug te herstellen. (...)"

6. Sergeant J. van Duuren van 1-I-8 R.I. in zijn dagboek:

Datum: 12 mei 1940 Plaatsgehad tijdens of direct na gevechtsaanraking: Ja
    "(...) Ineens een zware trap tegen de houten deur van ons mitrailleurnest. Iemand stormt binnen. Ik krijg een hevige stoot tegen mijn rug. Ik moet wel omkijken. Achter mij staat, met het pistool vast op mijn rug gedrukt, een Duitse hospitaalsoldaat. Ik begrijp dat het verloren is. Mijn geweer ligt in de aanslag voor het stalen infanterieschild. Andere wapens heb ik niet. 't Is een hospitaalsoldaat. De minste beweging van mijn kant en ik zal sterven .... eerloos.... door een hospitaalsoldaat.... Hij rukt mij terug, vloekt. Met z'n drieën brengt hij ons weg. De hele loopgraaf is leeg. Al degenen, die de stelling naar achteren zouden verdedigen, zijn overrompeld. De eerste Duitse stoottroepen zijn ons reeds lang voorbij. De hospitaalsoldaat kwam kijken, of er soms gewonden lagen. Nu begrijp ik waarom zoveel vijandelijke soldaten opdrongen. Zij dachten dat onze stelling reeds geliquideerd was. En ze begrijpen niet waar dat vuur nog vandaan kwam. (...) De rest van onze mensen is op een hoop gedreven bij het stukgeschoten bruggetje. Een Duitser beveelt hun de brug weer te herstellen. Sommigen nemen een stuk hout in de hand en doen of ze druk bezig zijn. Ook wij worden er heen gebracht. Als één van onze soldaten mij ziet, vliegt hij op mij af: "Sergeant, dat doen we niet. We werken niet voor dat gespuis. X en Y hebben ze ook al doodgeschoten. Zullen we ons ook maar dood laten schieten?" (...) Dan zie ik hoe de vijand nadert. Zij komen door de sloot langs de weg. Dat is voor hen een natuurlijke loopgraaf. Er is maar weinig water in. Ik zie nu meer Nederlandse krijgsgevangenen. Zij staan op de weg en schreeuwen iets. Door het lawaai kan ik het niet verstaan. De weg ligt zwaar onder vuur. Ik zie de één na de ander neertuimelen om niet meer op te staan. Wij gaan achter de bomen langs. Ik weet dat deze bomen heel weinig of geen dekking bieden. Maar we kunnen niet anders. In de sloot langs de weg zijn verscheidene dammen die toegang geven tot de boomgaarden en weilanden. De Duitsers gaan met een sprongetje over de dammen van de ene sloot naar de andere. Ik zie een soldaat, een Duitser, in de sloot heftige gebaren maken en ik hoor hem luid schreeuwen tegen onze jongens. Zij begrijpen hem eerst niet. Met de pistool in zijn hand dwingt hij hen op de dam te gaan staan. Eindelijk, na veel geschreeuw en gevloek heeft hij ze in de rij staan. Dan met een vlugge sprong, zich dekkend achter onze jongens, durft hij, holt over de dam en duikt weg in de andere sloot. De held! (...) In de verte bij een volgende dam hoor ik weer geschreeuw. Weer moeten enkelen van onze krijgsgevangenen op de dam gaan staan. Sommigen begrijpen het niet vlug genoeg. Dan doet de pistool de rest. Ik kan er niets tegen doen. Ik zie hoe één van onze jongens gedwongen wordt om met de benen uit elkaar te gaan staan. Een Duitser kruipt uit de sloot omhoog. Hij schuift zijn mitrailleur tussen de benen van het slachtoffer door en vuurt. Ik vlieg op, de bataljonscommandant drukt mij terug. Plotseling zie ik de heldhaftige schutter ineenkrimpen. Ondanks zijn "dekking" is hij toch getroffen. Was het een scherpschutter die het deed? Was het een vonnis, dat voltrokken werd? (...)"

7. Dienstplichtig soldaat R.H. Alink, M.C.-II-8 R.I. tijdens verhoor op 26 mei 1940:

Datum: 12 mei 1940 Plaatsgehad tijdens of direct na gevechtsaanraking: Ja
    "(...) Was gevangen genomen en voor de Duitschers uitgejaagd tegen de Nederlandsche stelling. Had toen 5 schotwonden opgeloopen. (...)"
223