Oud-lid Waffen-SS spreekt in tijdsdocument over slag om Grebbeberg

"Ik heb ontzettend veel geluk gehad"

Door Martin Brink

Klik hier voor een uitvergroting
Rust in het voorterrein van de Grebbeberg. De foto moet op 14 mei zijn genomen toen de Nederlandse verdedigers zich de avond ervoor hadden teruggetrokken. Op de voorgrond is duidelijk te zien dat de SS'er een zogenaamde 'Tarnjacke' draagt. De soldaten eten wat of plegen onderhoud aan hun wapens. Aan niets is te merken dat hier nog maar een dag ervoor zware slag is geleverd...

Foto behorende bij het dagboek van Fritz Kopp, ingedeeld bij 1.Kp./Pi.Btl.SS-V.T.-Division. Kopp's eenheid maakte deel uit van het SS-Regiment "Der Führer" en trok vanaf de grens op richting Grebbeberg. Aan de voet van de Grebbeberg moesten zij de door Nederlandse troepen opgeblazen brug over de Grift herstellen. » meer
RHENEN/WAGENINGEN/SCHLÜCHTERN - "Ik heb ontzettend veel geluk gehad. Ik ben nooit krijgsgevangen gemaakt. Om mij heen zag ik kameraden sneuvelen of gewond raken. Op het einde van de oorlog vond ik een boer waar ik mijn uniform kon omwisselen voor burgerkleding. Zo ben ik erdoor gekomen. Hoe anders is het mijn kameraden vergaan. Na de oorlog was er een klopjacht. Iedereen die bij de SS was geweest werd gezocht." Fritz Kopp is 79 jaar, woont in Schlüchtern en heeft een bewogen leven achter zich. De oud-Unterstürmführer (luitenant) van de Waffen-SS reisde in de periode 1940 tot 1945 door heel Europa. De vaak traumatische ervaringen hebben hem gevormd. "Ik denk er nog wel eens aan terug hoe ik bij veertig graden onder nul in mijn zomerkleding in Rusland op de motor reed!" Nu de jaren gaan tellen en hij thuis weinig weerklank vindt, wil hij zijn verhaal graag kwijt. Vorige week vrijdag kreeg hij bezoek van Bernier Cornielje en Rutger Bol die een documentaire over de slag om de Grebbeberg maken. Omdat Kopp op de tweede oorlogsdag in deze regio verbleef, werd hij uitgebreid geinterviewd. Zijn verslag is op beeldband vastgelegd. In het vroege voorjaar van 2001 worden delen van het gesprek verwerkt in een videoband die een neutraal beeld moet geven van drie dagen dramatische strijd.

Het stak Bernier Cornielje dat de strijd op de Grebbeberg in mei 1940 zo relatief weinig aandacht heeft gekregen. Goed, luitenant kolonel b.d. Eppo Brongers heeft er veel over gepubliceerd en dezer dagen laait er weer een (pennen-)strijd op tussen geschiedschrijvers van de Sectie Militaire Geschiedenis en Nederlandse oudstrijders, maar relatief gezien is er meer geschreven over bijvoorbeeld Operatie Market Garden dan over de meidagen aan de rand van Rhenen.

Cornielje, leraar van beroep, is een zoon van een nu 84-jarige oud-sergeant die op de Grebbeberg vocht. Hij las de boeken van Brongers en alle originele gevechtsverslagen. Zo ontstond het idee om wandelingen te verzorgen op de berg. Dat doet de in Wageningen woonachtige Cornielje al meer dan een jaar.  Rutger Bol is een oud-Rhenenaar en woonde op steenworp afstand van het voormalige strijdtoneel. Zijn belangstelling voor de meidagen zat er al vroeg in en als deskundige in het ontwerpen van computersites kwam hij in contact met Bernier Cornielje.

Stichting

Kort daarna rijpte het idee om al het verzamelde materiaal, zoals foto's, verslagen en verhalen van oudstrijders op de een of andere manier samen te brengen en te openbaren. Ongemerkt blijkt daarmee nogal wat financiën gemoeid te zijn.

Daartoe werd de stichting De Greb opgericht die vorig jaar een CD-rom op de markt bracht. Die verkoopt goed. Met de baten ervan kan door de stichting voor een deel de samenstelling van een professionele videodocumentaire worden bekostigd. Zo heeft men beelden aangekocht uit het Polygoon Filmjournaal. Dit filmbedrijf was in het voorjaar van 1940 bij een herdenking op de Grebbeberg. De aankoop van de historische opnamen, die berusten bij het NOB in Hilversum, was een kostbare zaak, maar noodzakelijk om de documentaire een uniek karakter te geven. Voor de opnamen en technische afwerking is het videoproductiebedrijf van Leon van Raay uit Zetten ingehuurd. Een aantal veteranen is reeds geïnterviewd. Toevalligerwijs kwam men in contact met Fritz Kopp, een vrijwilliger die in mei 1940 als gewoon soldaat bij een technische eenheid op de Grebbeberg was ingedeeld en hier zijn vuurdoop kreeg.

Fritz Kopp is een vitale man. De bijna tachtig jaren zijn hem niet aan te zien. Hij praat en beweegt zich als een kwieke zestiger. En uren voor de camera zijn verhaal afsteken, dat deert hem evenmin. Een heldere geest zorgt voor de rest.  "Als iemand mij toen had gezegd: jij haalt het jaar 2000, dan had ik hem raar aangekeken. En nu ligt het alweer zestig jaar achter ons," zegt Kopp. Ook: "Ik heb niets te verbergen."

Hij vertelt het verhaal dat tekend is voor de barre toestand in Duitsland. Het Verdrag van Versailles in 1918 bracht het land in grote armoe. De ontwikkelingen in de jaren dertig maakte het er allemaal niet beter op. Hitler vond een vruchtbare grond om zijn ideeën verder te ontwikkelen.

Kopp werd in 1921 in Solingen geboren, kon vanwege de werkloosheid van zijn vader niet naar het gymnasium en doorliep later de handelsschool. Zijn vader moest als bijna 42-jarige in augustus 1939 onder de wapenen. De jonge Fritz voelde het als zijn plicht om ook dienst te nemen, zeker nadat Engeland en Frankrijk zijn land de oorlog hadden verklaard. Omdat het gewone leger en de luchtmacht op dat moment niemand aannamen, kwam hij terecht bij de SS. Hij benadrukt dat hij toen andere gedachten had dan nu. Al snel in de oorlog werd hem duidelijk dat het een fout regime was waarvoor hij streed. Hij kan zich de slechte herinneringen van Nederlanders daarom goed voorstellen. Kopp kreeg een pionieropleiding in Dresden en werd later toegevoegd bij de SS-Standarte 'Der Führer' die hoofdzakelijk uit Oostenrijkers bestond. Veel leden daarvan keerden in 1942 niet terug van de veldtocht naar het oosten.

Op 23 april 1940 kwam het bataljon samen in Elten aan de Nederlandse grens. Op de avond van 9 mei 1940 ging het richting grens. "Natürlich waren die Nerven angespannt, hatte man doch keinerlei Erfahrung im Ernstfall," schrijft Kopp in zijn oorlogsdagboek. "Bij Hellwerden ging es dann los, das Heißt es gab Lärm und Infanteristen und wir rasten über die Grenze zum ersten Mal in Feindesland hinein. Gleichzeitig zogen die Bomber uber die Grenze und auf dem Schienenstrang ein. Unzere Aufgabe bestand darin, die von den Niederlander in die Erde eingelassenen T-eisen wegzusprengen, damit als erstes die Pantzerspähwagen losbrausen konnten. Widerstand gab es nicht, der erste Posten der Niederlander war zwar etwas verdutzt, er hatte Holzschuhe an. Die Zollbeambten rissen den Vorhang auf und sahen uns und einer wollte zum Telefon greiffen, was aber ein Gruppenführer unserer Infanteristen mit dem Gewehrkolben verhinderte in dem er das Telefoon zerschlug."

Klik hier voor een uitvergroting
De vernielde brug bij het Grebbekanaal aan de voet van de Grebbeberg. Pioniers zijn bezig met het treffen van voorbereidingen om de brug weer gebruiksklaar te maken.

Foto behorende bij het dagboek van Fritz Kopp, ingedeeld bij 1.Kp./Pi.Btl.SS-V.T.-Division. Kopp's eenheid maakte deel uit van het SS-Regiment "Der Führer" en trok vanaf de grens op richting Grebbeberg. Aan de voet van de Grebbeberg moesten zij de door Nederlandse troepen opgeblazen brug over de Grift herstellen. (12/13 mei 1940) » meer
Twee dagen later kreeg hij onder aan de Grebbeberg zijn vuurdoop. De pioniers kregen de opdracht om de vernielde brug te repareren. Dat kon niet omdat er vanaf de berg nog constant vuur werd afgegeven. 's Nachts werd zelfs een gasmasker opgezet. In Nederlandse gevechtsverslagen is te lezen dat de Duitsers zo zeker van hun zaak waren dat zij 'nota bene de arrogantie hadden om een gasmaskeroefening tijdens de aanval te houden'.

Kopp onthult de ware toedracht. "Een motorrijder kwam aangereden met zijn gasmaker in de hand, wat betekent dat er gasalarm was. Er waren ook inslagen van de artillerie die een nogal vreemde lucht verspreidden. Er is ook een versie dat een leider van het derde bataljon, die vooraan in zeer harde strijd was, zijn ondergeschikte met de naam Kaas zou hebben geroepen wat door anderen als 'gas' werd begrepen."

Kopp geeft openhartig antwoord op de vraag van Cornielje of hij op de hoogte is dat SS'ers Nederlandse krijgsgevangenen als schild hebben gebruikt en dat zij dronken waren tijdens de gevechten. Zaken die in officiële verslagen zijn terug te vinden. Kopp kan zich dat niet voorstellen. Hij zegt dat de discipline zeer groot was. Dronkenschap zou zeker niet getolereerd worden.

Van de Grebbeberg ging hij naar Wijk bij Duurstede, Doorn, Amsterdam en vervolgens naar het zuiden, richting België en Spanje. Het verloop van de oorlog brengt hem terug naar Nederland en vecht later in Frankrijk en Rusland. Aan het einde van de oorlog leidt hij een eenheid in Duitsland en weet te verhinderen dat de Volkssturm een brug wil opblazen en tegen de Amerikanen ten strijde wil trekken.
Kopp koestert de foto's van de westelijke veldtocht. Hij verkreeg ze van collega's, niet zelden op reünies. Hij staat er zelf ook op, bijvoorbeeld op de foto die al op de eerste oorlogsdag is genomen in Arnhem. Zijn groep marcheert krijgshaftig en luid zingend door het centrum. Op andere foto's is het verloop van de meidagen feilloos te volgens: grensversperringen bij Elten, bomen ruimen bij Zevenaar, contact met de bevolking in Westervoort, repareren van de door de Nederlanders gesprongen brug in de U-bocht te Heelsum, foto's van het voorterrein en de sluis bij de Grebbeberg en de intocht in Utrecht.

Heinz Harmel

Voor Bernier Cornielje en Rutger Bol was het een teleurstelling om van Kopp te horen dat compagniescommandant Heinz Harmel pas onlangs op 2 september van dit jaar in zijn woonplaats Krefeld was overleden. De beide samenstellers hadden dit voorjaar gehoord dat Harmel nog in leven was. Ze konden dat moeilijk geloven omdat de man dan stokoud moest zijn.

Toch was dat wel het geval: Harmel overleed op 94-jarige leeftijd. Tijdens de slag om Arnhem was hij generaal-majoor van de Waffen-SS. In de meidagen van 1940 stond hij nog aan het begin van zijn carrière en voerde hij 'slechts' een compagnie aan die de Grebbeberg aanviel. Harmel was nog altijd zeer geliefd onder zijn mannen. Hij stond niet aan de zijlijn maar vocht daadwerkelijk met hen mee. "Toen hij in het ziekenhuis lag was het dringen om zijn bed," weet Kopp, die deze verhalen van andere strijders heeft gehoord.

Met veel anderen heeft hij nog regelmatig contact. Hij is aangesloten bij de organisatie 'Der Freiwillige' die jaarlijks bijeen komt. Zijn vrouw gaat niet meer mee en zijn enige dochter en schoonzoon willen absoluut niets weten over die tijd. De samenkomsten zijn voor Kopp daarom een 'uitlaatklep'. Kopp weet dat hij veel heeft meegemaakt. In dienst werd hij later schrijver van een bataljonsstaf en noteerde punctueel alle zaken. En dat werkt nog in de huidige tijd door. Alles wat is gebeurd wordt uitvoerig op papier vastgelegd, zowel in kroniekvorm als in een lopend verhaal. Ooit kreeg Kopp de raad om zijn herinneringen uit te geven. Het is er nooit van gekomen, ondanks dat hij overal waar hij is geweest, rijkelijk van fotomateriaal kan voorzien.

Kopp is zijn materiaal gaan rangschikken en zocht recentelijk contact met gemeenten waar hij documenten van bezit. Zo ontving de gemeente Renkum een aantal prentjes van het herstel van de opgeblazen brug bij Heelsum op 11 mei 1940. Ook Ermelo en Harderwijk verkregen op die manier uniek beeldmateriaal.

Voor de documentairemakers betekent het overlijden van generaal-majoor Harmel dat er haast moet worden gemaakt bij het interviewen van Duitse oudstrijders. Niet eerder waagden Nederlandse programmamakers zich daar aan. Door het gesprek met Kopp hebben Bol en Cornielje ingezien dat het de hoogste tijd wordt. Inmiddels is duidelijk geworden dat nog slechts een bevelvoerende van de Grebbeberg in leven is, namelijk compagniescommandant Otto Kumm. En ook hij is al zeer op leeftijd. De documentairemakers streven er naar om hem ook voor de camera te krijgen.

Bron: de Veluwepost van vrijdag 24 november 2000, pagina 15

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 2.40 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 3.29 MB)

1999 »