Overzicht van regels die betrekking hebben op genoemde schendingen...

... van het Oorlogsrecht op de Grebbeberg

Onderstaande punten zijn overgenomen uit het Voorschrift Velddienst Deel II van 18 November 1935. In dit voorschrift behandeld hoofdstuk 13 de Oorlogsregelen en omvat tevens de Conventie van Genève van 27 Juli 1929 tot verbetering van het lot van gewonden en zieken in de legers te velde. Klik hier voor het volledige document.

7.   Het is verboden:
- personen, behoorende tot de vijandelijke strijdkrachten of de bevolking, verraderlijk te dooden of te verwonden;
- een vijand te dooden of te verwonden, die, de wapenen nedergelegd of geen middelen ter verdediging meer hebbende, zich op genade of ongenade heeft overgegeven;
- te verklaren, dat geen kwartier zal worden verleend.
 
9. Het is verboden onrechtmatig gebruik te maken van de parlementaire vlag, de nationale vlag of de militaire onderscheidingsteekenen en de uniformen des vijands, alsmede van de onderscheidingsteekenen van de Conventie van Genève.
Het vertoonen van de parlementaire (d.i. witte) vlag heeft geen andere beteekenis, dan het te kennen geven van den wensch, eenigerlei mededeeling aan de tegenpartij te doen. Elk gebruik voor eenig ander doel is onrechtmatig.
Het onderscheidingsteeken van de Conventie van Genève, het z.g. roode kruis, bestaat uit een rood kruis op een wit veld. Dit teeken mag uitsluitend worden gedragen door personeel en materieel, dat onder bescherming dier conventie staat.
 
10. Het is verboden vijandelijke eigendommen te vernielen of in beslag te nemen, behalve in geval dat vernielen of in beslag nemen door oorlogsnoodzaak gebiedend wordt gevorderd.
Vernielingen als straf of tot het aanjagen van vrees zijn verboden; eveneens vernielingen, ten doel hebbende om, na het eindigen der vijandelijkheden, het terugkeeren tot den toestand van vóór den oorlog te verhinderen.
 
11. Het is verboden onderdanen der tegenpartij te dwingen deel te nemen aan de daadwerkelijke krijgsverrichtingen, gericht tegen hun land.
 
15. Het is verboden een plaats aan plundering over te leveren, zelfs al is deze stormenderhand genomen.
 
18. Krijgsgevangenen moeten met menschlievendheid worden behandeld en beschermd, met name tegen daden van geweld, beleedigingen en publieke nieuwsgierigheid.
Represaillemaatregelen te hunnen aanzien zijn verboden.
Zij kunnen slechts worden gedood:
- wegens vergrijpen, welke volgens de wet met den dood kunnen worden gestraft, en ook dan slechts op grond van een rechterlijk vonnis (zie punten 76-83) en
- tot het onderdrukken van verzet of het verijdelen van pogingen tot ontvluchting.
Het dooden van krijgsgevangenen op grond van vermeende oorlogsnoodzaak, bijv. omdat geen mogelijkheid bestaat hen vast te houden, of omdat hun aanwezigheid gevaar oplevert voor de eigen troepen, is verboden.
 
21. Alle goederen en voorwerpen van persoonlijk gebruik - uitgezonderd wapenen, paarden, militaire uitrusting en militaire papieren - zullen in het bezit van de krijgsgevangenen blijven, evenals de metalen helmen en de gasmaskers.
De geldsommen, welke de gevangenen bij zich hebben, zullen hun slechts op bevel van een officier kunnen worden ontnomen en niet dan na vaststelling van het bedrag. Een ontvangstbewijs zal er voor worden afgegeven. De op deze wijze afgenomen gelden zullen op rekening van iederen gevangene worden gezet.
Identiteitsstukken, rangteekenen, onderscheidingen en voorwerpen van waarde zullen den gevangenen niet kunnen worden ontnomen.
 
23. Binnen den kortst mogelijken tijd na hun gevangenneming zullen de krijgsgevangenen worden geëvacueerd naar verzamelplaatsen gelegen in een streek, die ver genoeg van de gevechtszóne af is, dat zij er zich buiten gevaar bevinden.
In een gevaarlijke zóne zullen slechts tijdelijk die gevangenen kunnen worden gehouden, die wegens hun wonden of ziekten meer gevaar zouden loopen, indien zij worden geëvacueerd dan indien zij ter plaatse blijven.
De gevangenen zullen, terwijl zij op evacuatie uit een gevechtszóne wachten, niet onnoodig aan gevaar worden blootgesteld.
De evacuatie te voet van gevangenen zal normaal slechts mogen geschieden met etappen van 20 km per dag.
 
97. De mobiele geneeskundige formaties, namelijk die, welke bestemd zijn om de legers te velde te begeleiden, en de vaste inrichtingen van den geneeskundigen dienst moeten door de oorlogvoerenden worden ontzien en beschermd.
 
98. De aan de geneeskundige formaties en inrichtingen verschuldigde bescherming zal ophouden, als men er gebruik van maakt tot het verrichten van voor den vijand nadeelige handelingen.
 
99. Als redenen, welke een geneeskundige formatie of inrichting de bescherming, door punt 97 verzekerd, doen verliezen, zullen niet worden beschouwd:
1. het feit, dat het personeel van de formatie of de inrichting gewapend is en van zijn wapenen gebruik maakt tot verdediging van zich zelf of van zijn gewonden en zijn zieken;
2. het feit, dat, bij gebrek aan gewapende ziekenverplegers, de formatie of de inrichting wordt bewaakt door een piket of door schildwachten;
3. het feit, dat in de formatie of de inrichting draagbare wapens en munitie worden gevonden, die aan de gewonden en aan de zieken zijn ontnomen en nog niet aan den daartoe bevoegden tak van dienst zijn afgeleverd;
4. het feit, dat zich in de formatie of de inrichting personeel en materieel van den veeartsenijkundigen dienst bevinden zonder daarvan een integreerend deel uit te maken.

177