Persoonlijk verslag van de belevenissen van soldaat Frans de Groot uit Tilburg

Klik hier voor een uitvergroting
Frans de Groot direct na zijn opleiding bij de Geneeskundige Troepen (1939) » meer
Op 7 juli 2012 bezochten Hajo Groenman en Joost Bruinsma de Grebbeveteraan Frans de Groot in Tilburg. Franciscus Johannes Aloisius Theodorus de Groot werd geboren op 19 oktober 1919. Zoals de voornamen al doen vermoeden werd hij Rooms Katholiek gedoopt. Zijn vader overleed toen hij 7 jaar oud was aan tuberculose hetgeen uiteraard een grote invloed op de vroege ontwikkeling van Frans heeft gehad. Hoewel hij veel meer in zijn mars had, volgde hij alleen de lagere textielschool. Hij maakte zijn opleiding niet af maar ging al snel aan het werk bij de firma Gebroeders Diepen, van oudsher de grootste textielfabriek in Tilburg, aan de Korvelseweg.

Dienstplicht

De Groot was nimmer verder van huis geweest dan Den Bosch en toen de oproep verscheen om op te komen bij de 3e sectie van de 2e Depotcompagnie Geneeskundige Troepen in Amsterdam was dat een flinke verandering.

De geneeskundige troepen waren in 1939 met staf en de depotcompagnieën verdeeld over de stad Amsterdam. Met flinke spoed was het Bataljon vanwege de oorlogsdreigingen uitgebreid tot ongeveer 2.000 man per lichting. Bij de militaire top gaven de toestand bij de opleiding van de geneeskundige troepen aanleiding tot grote zorg. In het verleden werden bij de geneeskundige troepen vaak militairen ingedeeld die zich om bijzondere redenen niet wilde zien ingedeeld bij de strijdende troepen. Dat zou invloed hebben op de discipline bij het onderdeel. Ook moest de kwaliteit van het kader worden verbeterd en moest de indeling van de klassen kleiner worden zodat er doelmatiger onderwijs kon worden gegeven. De Groot bevestigde dat de discipline bij de Geneeskundige Troepen beduidend minder was dan hij later ervoer bij de parate troepen.

Hij behoorde tot de lichting 39-II, een lichting die in mei 1939 vervroegd was opgeroepen. De 2e compagnie van het Depot Geneeskundige Troepen vond onderdak in een school aan de 2e Oosterparkstraat 225-227 in Amsterdam. Een schoolgebouw van drie bouwlagen met kap uit rode baksteen met cordonbanden. Er waren klaslokalen die als slaapruimte waren ingericht; De Groot lag met 6-8 man in kamer 6 van het gebouw. Daarnaast waren er ruimten waarin daadwerkelijk les werd gegeven. De instructeur was een sergeant.

Klik hier voor een uitvergroting
3e sectie van de 2e Depotcompagnie Geneeskundige Troepen voor het schoolgebouw aan de 2e Oosterparkstraat in Amsterdam (9 oktober 1939)
Klik hier voor een uitvergroting
Lunch met brood en water voor het Olympisch Stadion in Amsterdam tijdens de opleiding bij de Geneeskundige Troepen (1939)

Militaire oefening

"De militaire opleiding was uiterst summier. Er waren wel exercitieoefeningen in het Olympisch stadion die ik me nog kan herinneren. De bewapening was een klewang en een revolver M73 met 6 patronen. Gekscherend werd daarvan gezegd, 6 keer schieten en één keer gooien, dat leerden we toen van de sergeant. Volgens mij hebben we er niet meer dan één keer mee geschoten bij de militaire oefening. Dat was onze bewapening en ik had een dienstfiets. Daarnaast kregen we geneeskundige oefening, in korte tijd zijn we klaargestoomd. We kregen wat les in anatomie en over medicijnen; APC-tabletjes enzo. Een militair voorschrift (de handleiding voor den ziekenverzorger en ziekendrager) kan ik me niet herinneren. Van de opleiding heb ik trouwens later geen mens meer teruggezien. Ik voelde me bij de troep ook meer een eenling, dat vond ik wel een beetje jammer. Van Vark kende ik van de opleiding die ik Amsterdam gehad heb. Ik heb naderhand ontdekt dat hij gesneuveld was op de Grebbeberg."

Klik hier voor een uitvergroting
3e sectie van de 2e Depotcompagnie Geneeskundige Troepen in Amsterdam (1939)
Gedurende zijn militaire opleiding werd de algemene mobilisatie van 1 september 1939 afgekondigd. De lichting van De Groot zou in aansluiting op de opleiding aan de parate troepen worden toegevoegd. Ziekenverzorgers en ziekendragers hadden geen eigen parate eenheden. Zij werden verspreid over het land opgenomen in de staven van de bataljon en compagnieën. In oorlogstijd werden de ziekenverzorgers ingedeeld bij hulpposten of gewondennesten, hulpverbandposten en hoofdverbandplaatsen. De ziekendragers werden toegevoegd aan de hulpposten en hulpverbandposten om de gewonden uit de vuurlinie te halen en te vervoeren naar de hulpposten en de hulpverbandplaatsen.

Vaak waren er te weinig ziekendragers en kregen ook ordonnansen die bij de staven waren ingedeeld de taak toebedeeld om de gewonden op te halen van het slagveld. De ziekenverzorgers en de ziekendragers waren te onderscheiden van reguliere troepen door het Rode Kruis-kraagschild en een Rode Kruis-band om de linkerarm. De verzorgers hadden doorgaans een rond schild en de dragers een vierkant schild op de kraag.

Naar de Grebbeberg

In november 1939 was het dan zover, De Groot voegde zich bij de staf van het eerste bataljon 8 RI (Staf-I-8 RI) van majoor Landzaat. De staf was ingekwartierd in een garage gelegen achter het Hotel de Grebbeberg, nabij Ouwehand's Dierenpark. Hij kwam als een vreemde bij de groep, zo voelde hij dat en hij kreeg zodoende maar weinig aansluiting. Er waren ook twee koeriers waarvan de ene Poort heette of iets dergelijks. In totaal ongeveer 12 man.

Klik hier voor een uitvergroting
Uitzicht vanaf de Grebbeberg richting Rhenen (1940) » meer
"Ik lag ingekwartierd bij de oppasser van de majoor Landzaat, die zat ook bij mij in de garage. Zijn naam ken ik niet meer maar hij kwam uit Twente; tegen de Duitse grens aan, dat weet ik wel. Ik heb heel weinig contact met hem gehad. Van Zee lag ook in die garage, die kende ik vrij goed. Die was 40 jaar oud meen ik. Hij heeft in de oorlogsdagen wel 10 gewonden opgehaald."

Van Zee ontving bij Koninklijk Besluit no. 26 van 12 november 1947 het Bronzen Kruis met de volgende vermelding: "Heeft zich door moedig optreden tegenover de vijand onderscheiden, door in het tijdvak van 10 tot 14 Mei 1940 als ziekendrager steeds geheel vrijwillig wanneer anderen daarvoor aarzeling vertoonden op voorbeeldige en onverschrokken wijze onder zwaar vijandelijk vuur een groot aantal gewonden uit de voorste lijn te gaan halen en over te brengen naar de hulpverbandplaats."

De Groot ontving op 6 november 1947 het Oorlogsherinneringskruis met de gesp voor bijzondere krijgsverrichtingen "Nederland Mei 1940".

De Groot vervolgde: "Ik was zelf ziekenverzorger, assistent van de doktoren Van der Belt en Onderwater. Onderwater was een stevige vent, Van der Belt een klein manneke. Bij mijn staf zat maar 1 hospitaalsoldaat en dat was ik. Tijdens de mobilisatie hadden we vrijwel iedere ochtend ziekenrapporten met de doktoren. De mensen die zich niet goed voelden kwamen langs en dan moest ik medicijnen meegeven, APC-tabletjes [aspirine] of ik moest tempen.

Dat was in een café aan die Holle weg [Grebbeweg, mogelijk cafe Rust Wat]. Daar konden zich de mensen melden die zich niet goed voelden. Daar zat ik met Onderwater of Van der Belt, maar meestentijds zat ik er alleen. In de middag zaten we dikwijls in het dierenpark, daar gingen we helpen. Of ik ging mee met de troep naar de loopgraven, maar dat heb ik maar weinig gedaan. Ik hoefde niet te graven maar als iemand bijvoorbeeld op zijn vingers sloeg, dan riepen ze mij. En als er dan eens een mars was dan gingen wij op de fiets mee, zo'n groene dienstfiets met rood, wit blauw."

De mobilisatieperiode was voor De Groot niet onplezierig, in de winter was het wel koud. Op een gegeven moment lag de sneeuw soms kniehoog. De Groot wist ook nog te vertellen dat ze hadden geschaatst op de uiterwaarden bij de steenfabriek.

Klik hier voor een uitvergroting
Manschappen van Staf I-8 R.I. op de trap van de uitkijkpost in Ouwehand's Dierenpark (1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Frans de Groot (rechts met lam) en Herman van Zee in Ouwehand's Dierenpark (1939-1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Frans de Groot op het paard van de Majoor Landzaat (1939-1940) » meer

Hulpverbandplaats

De hulpverbandplaats op de Grebbeberg aan het bospad tegenover de ingang van Hotel de Grebbeberg bestond uit meerdere delen, waarbij men sprak van afdelingen. Allereerst een afdeling waar alle aankomenden werden nagezien en verder werden gedirigeerd naar een volgende afdeling. Marsvaardige gewonden kwamen terecht op de verbandafdeling waar zij (opnieuw) verbonden werden om vervolgens te voet verder te gaan. Voor zwaar gewonden en onvervoerbaren was er een andere afdeling en ook was er een speciale afdeling waar de doden werden neergelegd. Onderling waren de delen verbonden met een loopgraaf die met gaas bedekt was.

Vermoedelijk had De Groot als ziekenverzorger dienst op de afdeling waar de gewonden werden binnen gebracht, eerste verzorging ontvingen en op de brancards op de grond van de verbrede loopgraaf verzameld in een apart deel van de hulpverbandplaats. Vervolgens werden ze naar een gedeelte gebracht waar de artsen de medische triage uitvoerden. De gewonden die ter plaatse niet (verder) konden worden verzorgd of behandeld, werden gereed gemaakt voor transport naar de hoofdverbandplaats voor verdere verpleging of operaties.

Klik hier voor een uitvergroting
Manschappen van Staf I-8 R.I. poseren met krokodillen in Ouwehand's Dierenpark (1939-1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Verslepen van krokodillen in Ouwehand's Dierenpark (1939-1940) » meer

Het grote veldlazaret of hospitaal waar de zwaargewonden en onvervoerbaren lagen was vrijwel onbeschut, het waren eigenlijk verbrede loopgraven bedekt met gaas en grasplaggen, een geïmproviseerd onderdak. In die loopgraven konden de mannen net recht overeind staan. Het kleinere deel waarin De Groot was ondergebracht had een soortgelijke bescherming. Van bescherming mag je eigenlijk niet spreken, de plaggen en het gaas verminderden de scherfwerking van de granaten ietwat maar de kwalificatie vrijwel onbeschut lijkt veel meer van toepassing. In het onderkomen was ruimte om met ongeveer 5 man naast elkaar te liggen.Er was een stevige toegangspoort om bij de afdeling van de Groot te komen Achter (westelijk van) het lazaret stond een Nederlandse artillerieopstelling en voor (oostelijk van) hen lag de stoplijn.

Oorlogsdagen

Het zal 9 of 10 mei 1940 zijn geweest toen ze naar de loopgraven zijn gegaan bij het veldlazeret. De Groot was automatisch ingedeeld bij het lazaret omdat hij de opleiding tot hospitaalsoldaat had gevolgd. In het lazaret was een gedeelte waar de gewonden konden liggen en de ziekenverzorgers zelf sliepen in een apart onderkomen. Een stuk verder was nog een groter lazaret, dat lag minder dan 500 meter verderop. Tussen de twee delen was een verbindingsloopgraaf. Het gehele complex was kleiner dan bijvoorbeeld een half voetbalveld.

Aangaande de oorlogsdagen kon De Groot het volgende vertellen: "Gelukkig hoefde ik geen gewonden op te halen. Bij de staf zaten twee hospitaalsoldaten. Een ziekendrager, dat was Van Zee en een ziekenverzorger, dat was ik. In het lazaret waar ik zat werden geen operaties gedaan, ze werden klaargemaakt en verzorgd. Er was een gedeelte waar we wat konden verplegen en er was een gedeelte waar de artsen konden onderzoeken wat er gaande was en wat er met de gewonden moest gebeuren. We zijn een paar dagen van tevoren in het donker naar het lazaret gegaan en er pas bij de overgave weer uitgekomen. Ik ben nooit bang geweest, misschien hadden we daar ook geen tijd voor."

Op de vraag naar een schatting van het aantal gewonden dat gedurende de oorlogsdagen bij de hulpverbandplaats van De Groot werd binnengebracht bleef het stil. Wij vermoeden dat het aantal vele tientallen tot enkele honderden zal zijn geweest. Zeker ten tijde van de Duitse aanval op de stoplijn (12/13 mei 1940) zal het er op de hulpverbandplaats buitengewoon hectische aan toe zijn gegaan.

Klik hier voor een uitvergroting
De Groot op een DKW NZ350 op de parkeerplaats van Ouwehand's Dierenpark (1939-1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Soldaten van Staf I-8 R.I. poseren met één van de ouders (in klederdracht) op de parkeerplaats van Ouwehand's Dierenpark (1939-1940) » meer

De Groot kon zich nog wel herinneren dat hij wat geslapen heeft, maar erg lang kan dat niet hebben geduurd. Alle gebeurtenissen waren aan hem voorbij gegaan als in een soort trance, zoals hij zei: "Er werden veel gewonden binnengebracht, eerst werden ze op de brancards neergelegd. Dan werden ze daarna iets verderop bekeken door een arts en behandeld. Als ze dan verzorgd waren of er was niets aan te doen, dan kwamen ze weer terug en gingen van daaruit weer verder. Enfin, van die dingen al meer. Als er dan een met een open borst binnenkwam, dan ging er wat poeder in, werd het weer dichtgeklapt en dan moesten we afwachten op de verdere afvoer van de gewonde. Of er van de verdere afvoer naar achteren iets is terechtgekomen? I don’t know that, dat zou ik echt niet weten."

Klik hier voor een uitvergroting
Op de rand van het berenverblijf in Owehand's Dierenpark (1940) » meer
Hij vervolgt: "Als ik er nu aan denk, dan krijg ik zoveel voor mijn ogen te zien, dat ........ We moesten de wonden blootleggen en dat soort dingen, maar er kwamen ook jongens binnen zonder benen en die moesten dan afgebonden worden. Dat deed de arts zelf, ik heb wel een flink aantal granaatscherven uit een been gehaald, maar verder verzorgen deed ik niet. Helpen, dat wel."

Alle gewonden kwamen door de stevige poort naar binnen en ze vertrokken ook weer door diezelfde poort. Over water of elektriciteitsvoorzieningen kan De Groot zich niets herinneren. Ook van enige vorm van gewondenregistratie of iets dergelijks staat hem niets bij. "Ik heb zeker niets bijgehouden, misschien deden de doktoren dat zelf."

Op een onrustige nacht, De Groot weet niet meer precies wanneer, had hij dienst als wachter bij de zware poort van de afdeling. Hij lag daar met het revolver in de aanslag toen hij buiten iemand door de loopgraaf hoorde aankomen. Er werd stevig op de poort gebonsd waarop hij vroeg naar het wachtwoord. De persoon aan de andere kant antwoordde: "Ken ik niet" en ook bij herhaalde sommatie kwam er geen wachtwoord, totdat de persoon de naam Onderwater riep. Het bleek de dokter zelf te zijn. Zelf wist De Groot het wachtwoord trouwens ook niet, hij heeft nooit een wachtwoord gekregen. "Het was een angstige toestand. Ik kan me nog levendig herinneren. Dat ik daar lag met de revolver in de aanslag, dat blijft me altijd nog bij." Hetgeen De Groot heeft moeten aanschouwen in die dagen op de Grebbeberg is voor ons onmogelijk voor te stellen.

Overgave

"Bij de overgave ben ik zo brutaal geweest om in mijn witte jas door de loopgraaf naar het andere deel te rennen om te zeggen dat we ons gingen overgegeven. Ik heb enkel buiten luid geroepen dat we ons zouden overgeven, daarna ging ik ook weer terug, alles min of meer op de automatische piloot. We waren met ongeveer 6 man en werden door SS-ers gevangen genomen. Die zagen er briesend uit en schreeuwden veel, maar ze schoten niet want ze zagen wel dat we hospitaalsoldaten waren. Misschien hebben ze ook wel gezien dat er een Rode Kruis-vlag stond."

De witte jas droeg De Groot over zijn uniform, ook het gasmasker hadden ze vrijwel altijd bij de hand. Bij de overgave droeg De Groot het revolver en de klewang niet bij zich.

Klik hier voor een uitvergroting
Sneeuwpret op de Grebbeberg in de strenge winter van 1940 (1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Sneeuwpret op de Grebbeberg in de winter van 1939-1940 (1940) » meer

"We liepen over de Holleweg [Grebbeweg] in de richting van Wageningen, daar lagen veel gesneuvelde Duitse en Hollandse soldaten langs de weg. Onderaan moesten we onze gasmaskers afleggen. Toen kwam er een vliegtuig over en riepen die rotmoffen direct gas, maar toen hadden we de gasmaskers al ingeleverd."

Daar vandaan liepen ze verder naar Wageningen waar ze in een school konden slapen. Op zondag zijn ze met een vrachtwagen verder afgevoerd. Ze verbleven een paar dagen in Bocholt. Daar sliepen ze in een tent gewoon op de grond. Vanuit Bocholt ging het met veewagons als vee dicht opeen gestapeld richting Neubrandenburg Stalag IIA met een korte tussenstop in Bremen of Hamburg. In Stalag IIA waren meer gevangen ondergebracht, zelfs Britse Indiërs.

Tijdens de oorlog werkte De Groot in Duitsland en zat hij enige tijd ondergedoken. Hij maakte vele angstige momenten mee, maar naar zijn zeggen was De Groot eigenlijk nooit echt bang. Het was een barre tijd en de bevrijding betekende dat hij weer naar huis kon vanuit Frankrijk. Hij werd in Tilburg op het station afgezet en verder aan zijn lot overgelaten, zo voelde het in ieder geval wel voor hem.

Klik hier voor een uitvergroting
Met familie op de foto bij Hotel de Grebbeberg (1939-1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Op de Grebbeberg: aarde afgraven met de bats (1939-1940) » meer

Na de oorlog

Na de oorlog was hij eerst een tijdlang distributieambtenaar, daarna ging hij weer terug naar zijn oude werkgever Gebroeders Diepen, maakte hij de HTS af en werd hij chemisch technisch laborant, de latere opleidingen zijn door het bedrijf betaald. Bij Diepen werkte hij nog 25 jaar totdat het bedrijf failliet ging. Er was geen werk voor laboranten, dus friste hij zijn eerder behaalde boekhouddiploma op en werkte hij nog 11 jaar voor de gemeente.

Klik hier voor een uitvergroting
De Groot (links) en Van Zee bij de Flamingovijver in Ouwehand's Dierenpark (1939-1940) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Ontbijt bij het inkwartieringsadres in de garage van Hotel de Grebbeberg (1939-1940) » meer

"Ik was een eenling, ik heb er nooit met iemand verder over gesproken. Dat zal ook de reden zijn dat ik eigenlijk betrekkelijk weinig details meer kan herinneren van die dagen, je zit in een andere wereld. Naderhand heb ik het allemaal alleen moeten verwerken. Ik ben wel lid van de vereniging 8 RI en heb contact met de gravenstichting (OGS)."

Voor Frans de Groot waren de paar dagen op de Grebbeberg slechts het begin van 5 jaren oorlog waarbij hij veel had meegemaakt. Het gesprek met de Groot en zijn kleinzoon was zeer hartelijk. Hij had zijn belevenissen op de Grebbeberg in een eerdere fase aan zijn kleinzoon uitgebreid verteld, waardoor we natuurlijk al het een en ander wisten. Toch bleef er voldoende gespreksstof over om tot dit verslag te komen.

Bron: interview met dhr. H. Scholten,
uitgewerkt door Joost Bruinsma / Stichting De Greb

3296