Rapport met aanbeveling voor eervolle vermelding van kapitein Sluis

REGELINGSBUREAU LANDMACHT.
               AFDEELING I C. 
      ----------------------------
No. 1270/'40.
Betreft Kapitein SLUIS.
                 -------
Bijlagen: drie.

's-Gravenhage, 1 Maart 1941.

     Omtrent den Reserve Kapitein Sluis van 10 R.I. heb ik de volgende gegevens verzameld:
     Kapitein Sluis maakte met zijn commandogroep en ongeveer een sectie deel uit van de provisorisch ingenomen stelling ten Zuidoosten van Prattenburg, waarin het teruggaan van IIe Divisie op de Vesting Holland moest worden beveiligd.
     Deze stelling stond onder bevel van Commandant I-19 R.I., Reserve Majoor B.G. Meijerman, die zich, nadat het verband met zijn Regimentscommandant was verbroken, 13 Mei des namiddags onder bevel had gesteld van Commandant 10 R.I. en van dezen zijn bevelen had gekregen.
     Deze stelling was ingedeeld als op schets, Bijlage 1, is aangegeven.
     Commandant I-19 R.I. heeft, na van Commandant 10 R.I. bevelen te hebben ontvangen, zijn ondercommandanten te 20.00 uur op zijn commandopost besteld waar hij een schriftelijke order heeft uitgegeven, waarvan Bijlage II een afschrift vormt.
     De commandopost was donker en er moest gebruik gemaakt worden van enkele zaklantaarns waardoor de bevelsuitgifte moeilijk was.
     Bij die bespreking ontbraken de Kapitein Sluis en Kooistra van 10 R.I.
     Majoor Meijerman verklaart de bevelen voor het teruggaan voor deze beide kapiteins te hebben medegegeven aan nevencommandanten en het daarom niet noodig geacht te hebben, zich te overtuigen van de goede ontvangst.
     Kapitein Kooistra verklaart inderdaad, op deze wijze de order voor het teruggaan te hebben ontvangen, doch alle andere kapiteins, die ik aanschreef, antwoordden met groote beslistheid, dat zij geen opdracht hebben ontvangen om een order aan Kapitein Sluis over te brengen en dit ook niet te hebben gedaan.
     Vrijwel vaststaand moet dus worden aangenomen, dat Kapitein Sluis geen bevel voor het teruggaan heeft ontvangen.
     Als Bijlage III voeg ik hierbij een Verslag van 5 Juni 1940 van den waarnemend Commandant 3-I-10 R.I., den Eerste-Luitenant Hoekwater, samengesteld aan de hand van verklaringen van sergeant-toegevoegd A. Versluis en den ordonnans P. de Feber.
     Deze beiden, evenals de soldaten A.J. van Kuijk en L. Goldkorn heb ik wederom persoonlijk aangeschreven.
     Zij kunnen geen nieuw licht over de zaak verspreiden en hebben geen van allen het sneuvelen gezien, doordat de commandogroep stelling heeft moeten nemen.
     Wel deelen zij mede, dat Kapitein Sluis steeds een uiterst plichtsgetrouw kapitein was.
     De sergeant Versluis berichtte mij nog wel het volgende:
     "Om pl.m. 20.00 uur werden wij vanuit het achter ons gelegen bosch beschoten. Wij hadden dadelijk gezien, dat het eigen troepen waren. Direct daarop kwam Kapitein Sluis naar onze opstelling alwaar ondergetekende hem mededeelde, dat wij door eigen troepen onder vuur werden genomen.
     Kapitein Sluis sprong nu uit de greppel waarin wij ons hadden ingegraven en liep met de armen zwaaiend in de richting van het bosch van waaruit nog steeds gevuurd werd.
     Door dit optreden van Kapitein Sluis is voorkomen, dat wij door eigen vuur gesneuveld zouden zijn.
     Later op den avond is Kapitein Sluis nogmaals bij ons geweest. Hij hield steeds contact met zijn manschappen, waardoor zij telkens weer gesterkt werden, terwijl allen wisten, dat men op hem kon vertrouwen. Nadien heeft ondergeteekende Kapitein Sluis niet meer gezien."
     en verder:
     "Ondergeteekende kan U echter wel mededeelen, dat hij wijlen Kapitein Sluis heeft leeren kennen als een zeer actief officier. Hij deed alles voor zijn manschappen om den moed er in te houden. Hij gaf steeds zelf het voorbeeld. Meermalen heeft hij tegen ons gezegd: "teruggaan doen wij nooit, we houden stand". Kapitein Sluis ging door hevig vijandelijk vuur bij de posten, welke zeer ver bij onze commandopost vandaan bij de stoplijn waren ingedeeld, een bezoek brengen. Dit alles heeft ondergeteekende persoonlijk meegemaakt."
     Ik heb mij in verbinding gesteld met de Compagniescommandanten van I-20 R.I., doch ook dit heeft tot nu toe geen nadere inlichtingen verschaft. (De antwoorden komen zeer traag binnen).
     Reserve Majoor Meijerman verklaart, dat hij een andere lezing van het geval heeft vernomen, doch hij kan den naam van den berichtgever niet vermelden.
     Volgens deze lezing zou Kapitein Sluis op het uur, dat hij terug moest trekken, zijn manschappen, die in een dag geen eten hadden gehad, dit hebben willen verschaffen en daartoe eerst naar een naburige cantine in een barak van III-8 R.A. zijn gegaan. Hierbij zou de troep dan door den vijand zijn overvallen.
     Dit verhaal komt mij onwaarschijnlijk voor in verband met hetgeen Commandant 10 R.I. heeft medegedeeld omtrent de plaats, waar Kapitein Sluis is gevonden en in verband met de verslagen dergenen, die onder Kapitein Sluis hebben stelling genomen.
     Majoor Meijerman heeft de troepen in de stelling niet bezocht, omdat zijn adjudant steeds bij Commandant 10 R.I. was, om orders te halen. Hij heeft bij den terugtocht geen leiding genomen, doch de onderdeelen op eigen gelegenheid terug laten marcheeren omdat hij - naar hij mededeelde - als marschdoel Loerik had opgekregen, zonder meer en daarom vóór den troep te Loerik wilde zijn, om te weten te komen, wat men daar moest doen en ingeval van stelling nemen, de stelling wilde verkennen.

     Op grond van het vorenstaande, staat mijns inziens vast, dat Kapitein Sluis zich door berichten omtrent terugtrekken van anderen niet heeft laten afbrengen van hetgeen hij meende, dat zijn plicht was. Zijn compagnie (deel) bevond zich des morgens te ongeveer 5.00 uur nog ter plaatse, terwijl hij, indien hij bevelen had ontvangen, reeds te 3.00 uur zou zijn afgemarcheerd. Dit steekt scherp af bij het optreden van tallooze anderen, die onder de heerschende omstandigheden maar al te zeer bereid waren, een gerucht omtrent terugtrekken als een bevel op te volgen.
     Dat hij geen bevel voor het teruggaan heeft ontvangen, vond zijn oorzaak in de omstandigheden en den weinig juisten kijk, die onze officieren in het algemeen op "bevelvoering" hebben.
     Er is niemand, die den Kapitein Sluis in den vroegen morgen van 14 Mei heeft gezien.
     Het is dus niet uitgesloten, dat Kapitein Sluis in den nacht is gesneuveld. (Van de commandogroep zijn 6 man gesneuveld).

     Op grond van het vorenstaande kan ik aanleiding vinden, den Kapitein Sluis in aanmerking te brengen voor eene eervolle vermelding met de volgende omschrijving:
     Met een zeer klein deel van zijn compagnie deel uitmakende van een niet voorbereide opstelling, waarin het teruggaan van de Divisie moest worden beveiligd, geen bevel voor het teruggaan hebbende ontvangen, geweigerd gehoor te schenken aan geruchten omtrent het terugtrekken van nevenonderdeelen, tot het uiterste stand gehouden en daarbij gesneuveld.

De Luitenant-Kolonel van den Generale Staf,
(get.) V.E. Nierstrasz.

Aan
den Chef van het Hoofdregelingsbureau.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.47 MB)