Samenvatting van het optreden van het 4e Regiment Huzaren (4 R.H.)

10 t/m 14 mei 1940

door reserve-luitenant-kolonel b.d. A. Rens

Op 1 mei 1940, negen dagen voor de Duitse inval, vond bij de cavalerie een ingrijpende reorganisatie plaats. 4 R.H. bestond na deze reorganisatie uit de eskadrons 1 en 2 bereden en de eskadrons 3 t/m 6 wielrijders. Verder had het regiment als gemotoriseerde onderdelen een mitrailleur-eskadron, een eskadron modern 4.7 cm pantserafweergeschut (pag), een sectie mortieren van 8 cm. en de sectie verouderde pantserwagens (KRA). Als compensatie voor het afstaan aan Brigade B van 3-4 R.H. kreeg 4 R.H. onder bevel gesteld 2-3 R.H. (bereden) en verder het 3e en het 4e peloton van het 2e Eskadron Pantserwagens.

De oorlogsopdracht was nagenoeg gelijk aan die van de voormalige 2e verkenningsafdeling: het vertragen van en het verstrekken van inlichtingen over de vijand in het vak van IIe Legerkorps (II L.K.) vanaf het Apeldoorn-Dierenskanaal tot de voorposten van de Grebbelinie; daarna legerkorpsreserve. "4 R.H. zal geen ernstige gevechten met een overmachtige vijand aangaan, doch voeling houdende met de vijand vertraging veroorzaken door het uitvoeren van voorbereide vernielingen, teneinde zo veel mogelijk intact als legerkorpsreserve binnen de stelling te komen". Voor de regimentscommandant en vijf van de zes veldeskadrons was deze oorlogsopdracht echter nieuw en het terrein onbekend.

4 R.H. was gelegerd in Ede. Op 10 mei om 05.00 uur hadden alle onderdelen van het regiment gevechtsklaar hun opstellingen ingenomen. De commandopost van het regiment was in café de Langenberg aan de oostrand van Ede, toen nog een dorp. In de avond van 10 mei verplaatste het regiment zich, conform de opdracht naar Leersum.

4-4 R.H. onder commando van reserve ritmeester Jhr. mr. C.L. van Beyma thoe Kingma had als opdracht de 15 bruggen over het Apeldoorn-Dierenskanaal te vernielen, wat op 10 mei geheel werd uitgevoerd. De spoorbrug bij Dieren stond niet in de opdracht, maar werd op initiatief van tweede-luitenant J. Bosschieter ook vernield. Daarna trok het eskadron volgens opdracht terug op de hoofdopstelling van het regiment bij Ede en kwam in opstelling aan de zuidrand van het dorp.

5-4 R.H., gecommandeerd door reserve kapitein mr. M. Nijhoff, moest van Oosterbeek tot Renkum het vertragend gevecht voeren. Het eskadron was versterkt met een sectie zware mitrailleurs, de sectie mortieren en een stuk pag. Op 10 mei om 08.00 uur waren alle opgedragen vernielingen en versperringen uitgevoerd, alsmede nog wat extra boomversperringen. De eskadrons-commandant had met twee pelotons opstellingen ingenomen in Oosterbeek. De beide andere pelotons had hij bij Heelsum en Renkum in opstelling doen gaan.

In Oosterbeek werd omstreeks 09.45 uur contact gemaakt met de voorhoede van het 3e bataljon van de SS Standarte "Der Führer". Deze verplaatste zich met gevorderde personenauto's en een autobus. Om 11.00 uur begon een artilleriebeschieting, waarna de vijand begon terrein te winnen. Het eskadron (minus twee pelotons) bleef tot omstreeks 12.30 uur weerstand bieden in Oosterbeek en viel daarna terug op de voorbereide stelling bij Renkum. Kapitein Nijhoff, hoewel gewond aan een voet, bleef bij het peloton in Heelsum. Daar werd stand gehouden tot 15.50 uur, toen de vijand via een omtrekkende beweging over Wolfheze het peloton dreigde af te snijden. Het eskadron had inmiddels met drie pelotons opstelling ingenomen over een breedte van 4 km., langs de noord-zuid verlopende bosrand west van Renkum. In deze goed gekozen en uitmuntend voorbereide stelling kon het eskadron nog tot 18.00 uur stand houden tegen het versterkte SS-bataljon. Bij dit schoolvoorbeeld van een modern, effectief vertragend gevecht bleven de eigen verliezen gedurende de meer dan acht uur durende actie beperkt tot vier licht gewonden en vijf krijgsgevangenen. Bij het teruggaan achter de Grebbelinie werd het eskadron nog door eigen troepen in Wageningen onder vuur genomen, wat gelukkig geen verliezen opleverde.

Het onder bevel gestelde 2-3 R.H., gecommandeerd door ritmeester A.D.C. van der Voort van Zijp, bracht op de ochtend van 10 mei versperringen aan op de weg van Arnhem naar Ede en viel daarna omstreeks 12.30 uur terug op de bevolen opstelling tussen Ede en De Klomp. Een gemotoriseerde patrouille, bestaande uit kornet C.E. graaf van Limburg Stirum van 4 R.H., die bij het eskadron was gedetacheerd, korporaal P.Ch. Bonkerk en huzaar J.G. Dijkers bleef achter nabij restaurant De Ginkel. De patrouille raakte in de namiddag in gevecht met de voorhoede van de Duitse 207e Infanterie Divisie en de drie deelnemers sneuvelden daarbij. Kornet Van Limburg Stirum is postuum onderscheiden met het Bronzen Kruis. Om 21.00 uur kreeg 2-3 R.H. opdracht om te verplaatsen naar Leersum en op 11 mei werd in Driebergen vergeefs jacht gemaakt op niet bestaande Duitse parachutisten. Op 12 mei werden de paarden ingeleverd bij 2-4 R.H. in Maarsbergen en in Maarn en Driebergen werden rijwielen ontvangen.

1-4 R.H., onder commando van ritmeester K.G.A. Feist, was versterkt met het 4e peloton peloton van het 2e Eskadon Pantserwagens (4-2 E. Paw) en een stuk pag. Het eskadron had op 10 mei opstelling ingenomen aan de westrand van de Ginkelse heide, van de N224 tot de spoorlijn. In de late namiddag ontwikkelde zich hier een vijandelijke aanval van de 207e Infanteriedivisie, die niet agressief werd doorgezet. Nadat de opstelling van 5-4 R.H. bij Renkum was losgelaten, kreeg 1-4 R.H. om 18.30 uur opdracht om terug te gaan achter de Grebbelinie. Ook dit eskadron leverde op 12 mei de paarden in bij 2-4 R.H. en ontving rijwielen. Doordat het nu de zorg had voor een drievoud aan paarden was 2-4 R.H. niet langer voor oorlogstaken inzetbaar.

2-4 R.H., gecommandeerd door ritmeester A.M.C. Mazel, lag in een opstelling noord van de N224 tot Driesprong. Dit eskadron was versterkt met 3-2 E. Paw. en een sectie zware mitrailleurs. Er werd wel over en weer geschoten, maar een vijandelijke aanval op deze positie bleef achterwege.

6-4 R.H., onder commando van reserve ritmeester Jhr. W. Quarles van Ufford, beveiligde de noordflank in de lijn Meulunteren, Wekerom, Roekel. Dit eskadron had op 10 mei geen gevechtscontact. Wel voerde het op 11 mei een verkenningsopdracht uit richting Ede en kwam terug met gedetailleerde gegevens over de vijand.

Het bij de Brigade B ingedeelde 3-4 R.H. werd gecommandeerd door reserve ritmeester E.C. baron van Pallandt. Het eskadron was gelegerd in Winssen, noord van Wijchen aan de linkeroever van de Maas. Op 10 mei om 07.15 uur bracht eerste-luitenant Crommelin een bevel van Commandant Brigade B. De ritmeester diende zich met de trein en één peloton te melden op de commandopost van de brigade voor een afzonderlijke opdracht. Eerste-luitenant mr. J.A.C. baron de Vos van Steenwijk diende zich met het eskadron (-), de commandogroep en drie pelotons, te melden bij Commandant Groep Maas-Waal in Wijchen. Daar kreeg hij opdracht zich te melden bij Commandant I-26 R.I. te Overasselt, ter versterking van diens troepen bij Heumen. De brug bij Heumen over het Maas-Waalkanaal was niet vernield en moest tezamen met de daar aanwezige eigen troepen worden bezet.

Heumen bleek geheel te zijn verlaten. Drie patrouilles, elk met een mitrailleur, onder eerste-luitenant J.H.C. Valckenier Kips en de wachtmeesters Snier en Dijkstra, werden uitgestuurd om contact te zoeken met eigen troepen. Van elke patrouille kwam bericht dat verder voortgaan onmogelijk was, omdat de kanaaloever onder artillerievuur lag. Ook bleek zich reeds vijand tussen de brug en Heumen te bevinden. Na telefonisch overleg met Commandant I-26 R.I. werd een verdedigings-opstelling aan de oostrand van Heumen ingenomen. Zo nodig mocht het eskadron vertragend teruggaan, maar Wijchen mocht niet vóór 18.00 uur worden bereikt.

Tegen 13.00 uur hield het artillerievuur op en direct werd een verkenningspatrouille onder wachtmeester Hermsen en korporaal Knies uitgestuurd naar de brug. Deze kwam op 40 meter van de brug onder mitrailleurvuur en keerde terug met de melding dat de troepen op de westelijke oever vijand waren. Om 13.15 uur werden nog twee patrouilles uitgezonden onder luitenant Valckenier Kips en wachtmeester Snier. Even later kwam de opstelling onder artillerievuur te liggen. Bij de patrouille Valckenier Kips had dit twee zwaar gewonden tot gevolg. Om 14.00 uur ging het eskadron vertragend terug. In Overasselt sloten ongeveer 30 infanteristen, waaronder enkele officieren, zich aan bij het eskadron. Bij een vuurgevecht voorbij Overasselt dekte wachtmeester Stertjan met twee man en een mitrailleur het teruggaan van het eskadron. Om 24.00 uur meldde het eskadron zich terug in Leeuwen.

Op zondag 12 mei kregen 4- en 5-4 R.H. opdracht om bij Utrecht forten in de Nieuwe Hollandse Waterlinie te gaan bezetten. 3 en 4-2 E. Paw. en de eigen sectie Paw. werden onder bevel van Commandant Vesting Holland gesteld.

Omstreeks 14.00 uur slaagde de vijand erin om de frontlijn van 8 R.I. op de Grebbeberg over een breedte van bijna 2 km te doorbreken. Daarop stelde commandant II L.K. 4 R.H. onder bevel van Commandant 4e Divisie. Om 17.45 uur marcheerde het gehalveerde 4 R.H. onder commando van ritmeester Van der Voort van Zijp naar Rhenen. Die opdracht was al om 15.00 uur ontvangen, maar de drie overgebleven eskadrons waren toen nog her en der op parachutistenjacht.

Commandant 4 R.H. kreeg om 18.00 uur op de commandopost van Commandant 4e Divisie opdracht om met één eskadron een, volgens onbevestigde berichten door eigen troepen verlaten, deel van de voorste lijn te bezetten. Het betrof het gedeelte west van het riviertje de Grebbe, inclusief drie kazematten, nabij de boerderij "Kruiponder", 2,5 km. oost van Achterberg. Hiervoor werd 2-3 R.H. aangewezen. Met de rest van het regiment diende hij een afwachtings-opstelling noord van Remmerden te betrekken, commandopost in Elst. Omstreeks 18.30 uur kreeg Commandant 4 R.H. bevel om een tweede eskadron opstelling te laten innemen achter de "Haarwal", op de rechterflank van 2-3 R.H.. Deze opdracht kreeg Commandant 6-4 R.H..

Eerste-luitenant A. Vlielander leidde de verplaatsing van 2-3 R.H. naar de kazematten bij Kruiponder. Voorbij de spoorovergang bij kilometerpaal 25 oost van Vreewijk werd een mijnenveld doorschreden en daarna ging het voorwaarts langs de Dijksche weg tot men de commandopost van kapitein Wiersinga tegenkwam. Gegevens over vijand en eigen troepen waren daar niet bekend en er was geen verbinding met hogere- en neveneenheden. Samen met de kapitein werd een terreinverkenning uitgevoerd. Bij terugkeer omstreeks 21.00 uur op diens commandopost was daar de paardenarts van het regiment, die ter plaatse bekend was, met het bevel om terug te gaan naar "Berg en Dal". Op de rechterflank had 6-4 R.H. bijna Laareind bereikt, toen hevig vijandelijk vuur werd ontvangen. Het eskadron verzamelde achter een boerderij. Omstreeks 21.15 uur werd aldaar eveneens door de paardenarts het bevel overgebracht om terug te gaan en te verzamelen bij "Berg en Dal". Ook het mitrailleureskadron werd daarheen verplaatst.

Commandant 4 R.H. had om 20.30 uur telefonisch een nieuwe opdracht ontvangen: vooreskadrons terugnemen en verzamelen bij "Berg en Dal". In zijn commandopost aan de Autoweg noord-west van Rhenen ontving Commandant 4 R.H. om 21.00 uur een schriftelijk bevel van Commandant 4e Divisie, dat werd overgebracht door Commandant 3-4 R.H.. Hoe dat zo kwam volgt later. De opdracht luidde om in overleg met Commandant II-19 R.I. achter de spoorlijn tussen de Rijn en kilometerpaal 25 tot het uiterste de verdediging te voeren. Over de vijand, eigen troepen en artilleriesteun werd niets vermeld. Dit schriftelijk bevel is verloren gegaan. Commandant 4 R.H. besloot de verdediging te voeren met van zuid naar noord 3-4 R.H. en 1-4 R.H. onder leiding van majoor G.P. de Kruyff en 6-4 R.H. en 2-3 R.H. onder zijn eigen leiding. Bovendien gaf hij bevel om onder het motto "de aanval is de beste verdediging" bij dagaanbreken de spoorlijn te overschrijden en voorwaarts te gaan.

De commandopost van II-19 R.I. werd door Commandant 4 R.H. na lang zoeken gevonden in het voormalig badhuis van Rhenen. De bataljonscommandant, majoor J.B. van Apeldoorn, zat daar in de kelder. Hij bleek niet goed op de hoogte te zijn van de actuele situatie. Omstreeks middernacht verscheen kapitein van de Generale Staf A.H.J.L. Fiévez op de commandopost van 4 R.H.. Deze was door de Commandant Veldleger naar de staf van 4e Divisie gestuurd om daar orde in de chaos te scheppen. Kapitein Fiévez toonde zich ingenomen met de gang van zaken bij 4 R.H., doch verbood namens de divisiecommandant om bij dagaanbreken voorwaarts te gaan.

Versterkt met een sectie zware mitrailleurs en een stuk pag ging 2-3 R.H. weer voorwaarts naar Vreewijk om aldaar opstelling in te nemen west van de spoorovergang bij kilometerpaal 25. Om 00.30 uur was deze opstelling ingenomen. De spoorovergang bleek versperd en er lag eigen infanterie in opstelling. Er werd veel hinder ondervonden van artilleriebeschietingen en mitrailleur-vuur. Om 05.00 uur werd het eskadron daarom teruggenomen naar de viersprong ten westen van Vreewijk. Om 08.00 uur kreeg Commandant 2-3 R.H. op de commandopost van Commandant 4 R.H., waar hij was ontboden, opdracht om de opstellingen van II-19 R.I. bij kilometerpaal 25 over te nemen. Om 09.00 uur werd de opstelling van 6-4 R.H. doorschreden. Zwaar artillerie- en mitrailleurvuur belemmerde de uitvoering van de opdracht. Huzaar W. Stammes sneuvelde daar en twee huzaren werden gewond. Om 12.00 uur werd het eskadron in reserve genomen. 3-2 R.H. kreeg in de loop van de middag opdracht om west van Rhenen bij de steenfabriek opstelling in te nemen en vandaar als laatste eskadron terug te gaan. Daar aangekomen versterkte het eskadron zich met een stuk 6 veld en een stuk pag van doortrekkende troepen. Een officierspatrouille onder commando van tweede-luitenant G.A. van Borssum Buisman werd richting Vreewijk gestuurd om contact met de vijand te houden. Vreewijk bleek zwak bezet.

De commandopost van 4 R.H. werd omstreeks 10.00 uur, nadat de nadering van sterke vijandelijke eenheden was gemeld, onder dekking van 6-4 R.H. sprongsgewijs teruggenomen naar Elst. Daar verscheen omstreeks 13.00 uur de eigenlijke chef-staf van de divisie, kapitein G.J. Le Fèvre de Montigny. Hij was ingenomen met de wijze waarop Commandant 4 R.H., zodra de stroom van terugtrekkende troepen was opgedroogd, zijn eskadrons overlappend wilde terugnemen om zijn volgende opdracht als achterhoede van de divisie uit te voeren.

Obersturmbannführer H. Wäckerle, commandant van het IIIe bataljon van de "SS Standarte Der Führer", was op de Grebbeberg doorgedrongen tot de stoplijn met een "Stoßtrupp" van ongeveer 300 man. Hij had in de late avond van 12 mei al een poging gedaan om het viaduct over de spoorlijn in handen te krijgen. Deze aanval was afgeslagen door 3-4 R.H. en een peloton van 1-4 R.H. onder commando van eerste-luitenant J.A.C. Bartels, die omstreeks 21.00 uur aan weerszijden van het viaduct de daar aanwezige verlaten loopgraven hadden bezet, noord aangeleund door een sectie zware mitrailleurs van II-19 R.I., zuid aangeleund door een compagnie van II-19 R.I. en bij het viaduct kapitein G.J.W. Gelderman met een groep marechaussees en een zware mitrailleur. Luitenant Bartels stelde zich tijdelijk onder bevel van kapitein Gelderman en een opperwachtmeester van de marechaussee wees hem de opstelling. De vijandelijke stoottroep had zich verschanst in timmerfabriek "De Stoomhamer", direct zuid van het viaduct aan de oostzijde van de spoorbaan. Hoe kwam 3-4 R.H. hier terecht?

De commandant van de Brigade B had van de commandant Veldleger opdracht gekregen om met alle beschikbare krachten vanuit het Land van Maas en Waal via Amerongen op te rukken naar Rhenen, teneinde de vijandelijke opmars tot staan te brengen. Hij stuurde op 12 mei 3-4 R.H. op verkenning naar Elst en Rhenen. Daar aangekomen werd het eskadron echter door Commandant 4e Divisie ingelijfd. Het eskadron kreeg om 16.45 uur opdracht om naar de Grebbeberg te gaan en deel te nemen aan de herovering daarvan. Aangekomen bij de stoplijn, oost van de spoorlijn, zuid van de weg van Rhenen naar Wageningen, bleek deze grotendeels te zijn verlaten. Het eskadron werd van alle zijden onder vuur genomen, voornamelijk door eigen troepen. Ook viel er eigen artillerievuur. Ritmeester Van Pallandt richtte aan de oostzijde van het viaduct een bruggehoofd en belastte luitenant Van Steenwijk met het commando. Deze deed vergeefse pogingen om vluchtende infanterie tot staan te brengen. De ritmeester ging zelf naar de commandopost van Commandant 4e Divisie. Daar kreeg hij om 20.00 uur van kapitein Fiévez opdracht om zijn eskadron west van de spoorlijn bij het viaduct in stelling te brengen en zich weer onder bevel van Commandant 4 R.H. te stellen. Hij diende zich persoonlijk op de commandopost van Commandant 4 R.H. te melden met een schriftelijk bevel van Commandant 4e Divisie, hetgeen hiervoor reeds is vermeld. Hij gaf zijn plaatsvervanger opdracht opstelling in te nemen met het 4e peloton noord van het viaduct, het 3e en 1e peloton zuid daarvan en het 2e peloton in reserve ongeveer 200 meter daarachter.

Commandant 3-4 R.H. leidde Commandant 1-4 R.H. omstreeks 23.30 persoonlijk naar diens opstelling noord van het viaduct waar luitenant Bartels met zijn peloton reeds sinds 09.00 uur in opstelling was en hij hergroepeerde zijn eigen eskadron met ook het 4e peloton zuid van het viaduct. Beide eskadrons hadden achter de spoorlijn een gezamenlijke frontbreedte van ongeveer 500 m. Eerste-luitenant J.L. Hollertt kwam omstreeks middernacht met een stuk pag in opstelling bij het viaduct en stelde zich onder bevel van Commandant 3-4 R.H..

Vanaf 03.00 uur begon vijandelijke artillerie de stelling onder vuur te nemen. Bij dagaanbreken slaagde luitenant Scheepstra van de infanterie erin om samen met huzaar E.J. Damveld van 1-4 R.H. een stuk pantserafweergeschut met trekker, waarvan de bemanning was gesneuveld, onder vijandelijk vuur van de overzijde binnen de stelling te rijden. Wachtmeester P.V.O. Bartels haalde eveneens onder vijandelijk vuur een ontbrekend onderdeel voor een zware mitrailleur van een soortgelijk verlaten exemplaar aan de overzijde. Geen van beiden heeft voor dit dappere optreden een onderscheiding gekregen. Eveneens bij dagaanbreken bleek de infanteriecompagnie die zuid van 3-4 R.H. in opstelling had gelegen, te zijn verdwenen. Luitenant Hollertt, die omstreeks 06.00 uur terug kwam van de commandopost van Commandant 4 R.H., hield een vluchtende compagnie staande en stuurde hen terug. De compagnie is echter niet meer in de stelling teruggekeerd.

Een tweede aanval van de SS werd om 10.00 uur in de kiem gesmoord. Een groep Nederlandse krijgsgevangenen van ongeveer twintig man maakte van de gelegenheid gebruik om via het viaduct naar eigen zijde te ontkomen. De stoottroep Wäckerle deed nog een derde poging om 12.30 uur. Bij die gelegenheid had de SS een groep van ongeveer dertig krijgsgevangenen in linie opgesteld voor de timmerfabriek. Over en weer bleef het vuren echter doorgaan. Daarna werd de stoottroep Wäckerle teruggenomen. Omstreeks die tijd kreeg 3-4 R.H. opdracht om west van Rhenen een opstelling à cheval van de weg naar Elst ter hoogte van het pontveer over de de Rijn in te nemen. Rimeester Van Pallandt liet zuid van het viaduct het 3e peloton onder commando van kornet F. Dudok van Heel achter om voeling met de vijand te houden. Juist tegenover dit bijna verlaten deel van de opstelling bezetten nu delen van het 3e bataljon van het 322e Infanterieregiment zeepfabriek "Rhenus". Ook noord van het viaduct bereikten delen van het 1e bataljon van het 322e regiment de spoorlijn.

Om 13.30 volgde een hevige en langdurige aanval door Stuka's op de stelling bij het viaduct. De 10e Batterij Luchtdoelartillerie stond sinds de vorige avond 1 km. noord van Remmerden, te ver naar achter om hier iets aan te kunnen doen. Het kan ook zijn dat deze batterij al aan het verplaatsen was naar Haastrecht. De verdedigers: 1-4 R.H., luitenant Hollertt met tien man, 3-3-4 R.H. en de groep Gelderman hielden stand. De luitenants J.A.C. Bartels en J.J.L. baron van Lynden gingen tussen de aanvalsgolven door langs de opstelling van 1-4 R.H. om de huzaren moed in te spreken. Reeds voor de middag had een ordonnans mondeling het bevel gebracht om terug te trekken. Ritmeester Feist betwijfelde de juistheid van dit bericht en hield stand. Na de luchtaanvallen bleek de sectie zware mitrailleurs links van 1-4 R.H. te zijn verdwenen. Toen in de loop van de middag bleek dat de commandopost van majoor De Kruijff was verlaten en er verder geen eigen troepen meer waren te vinden, begon Commandant 1-4 R.H. om 15.45 uur de stelling uit te dunnen onder toenemend vijandelijk vuur. Hoewel tactisch juist, kwamen door gebrek aan kaarten 17 man niet op het verzamelpunt in het bedekte terrein noord-west van Rhenen terecht. Het eskadron moest zonder hen terug naar Leersum. Ook kornet Dudok van Heel viel met zijn peloton terug op de opstelling van 3-4 R.H. ten westen van Rhenen.

Alleen de groep Gelderman en luitenant Hollertt met het stuk pag en tien man bleven achter bij het inmiddels vernielde (opgeblazen) viaduct. Kapitein Gelderman ging omstreeks 16.00 uur naar achter met de trekker van het stuk pag om munitie te halen, doch hij keerde niet meer terug. Luitenant Hollertt hield met zijn tien man als laatste stand tot alle munitie was verschoten. Hij ging toen om 16.45 uur te voet terug, onder achterlating van het stuk pag. De andere trekker was namelijk door artillerievuur vernield. Hij nam wel de richtmiddelen mee. Zij voerden ook een zwaar gewonde met zich mee. Inmiddels lag het gehele 322e Regiment aan de overzijde gereed voor de aanval. Pas om 21.30 uur trok de vijand voorzichtig Rhenen binnen. Voor deze krijgsverrichtingen is kapitein Gelderman benoemd tot ridder MWO 4e klas, eerste-luitenant Hollertt werd onderscheiden met de Bronzen Leeuw en ritmeester Feist kreeg het Bronzen Kruis. Ook reserve wachtmeester M.A. Vlielander Hein van het mitrailleureskadron werd postuum onderscheiden met het Bronzen Kruis.

4 R.H. viel na het invallen van de duisternis als achterhoede van 4e Divisie terug op Leersum en de volgende morgen, de 14e mei, verder op de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Het regiment verzamelde in Utrecht op de Maliebaan. Na enige uren kwam opdracht om te verplaatsen naar IJsselstein en daar verdere orders af te wachten. Aldaar aangekomen kwam het bericht van de capitulatie. Het regiment bleef tot eind mei in IJsselstein, ging daarna terug naar Ede en vervolgens begin juni weer naar de Boreelkazerne in Deventer. Daar werden de paarden ingeleverd bij de bezetter en op 15 juni werd het regiment ontbonden.

Van 10 tot 14 mei bedroegen de verliezen: 8 gesneuvelden, 16 gewonden en 17 man krijgsgevangen gemaakt. Van de 23 vermisten behoorden er 17 tot 1-4 R.H., de groepjes die na het loslaten van de stelling op 13 mei niet op het verzamelpunt aankwamen. Bij terugkeer van het regiment in Ede trof men hen daar aan.

Achteraf bezien vallen een aantal zaken op:

  1. Het totaal ontbreken van radioverbindingen, die toen wel mogelijk waren. Ordonnansen kwamen vaak niet aan en brachten verouderde inlichtingen of achterhaalde bevelen. Hierdoor waren de eskadrons-commandanten te vaak genoodzaakt om zelf naar de regiments commandopost te gaan.
  2. Artillerie, die rijkelijk voorhanden was, verleende zelden steun. Ook dit kan aan de ontbrekende radioverbindingen en artilleriewaarnemers worden geweten. Op 13 mei was er in het geheel geen steun van veld- en luchtdoelartillerie. De vijandelijke artillerie was alom tegenwoordig en volgde hinderlijk de verplaatsingen van de eenheden.
  3. Het in veel gevallen betoonde moedige en beleidvolle optreden werd slechts enkele malen gewaardeerd met passende onderscheidingen.
  4. Ondanks de chaotische bevelvoering vanuit de staf van Commandant 4e Divisie wist Commandant 4 R.H. op 12 en 13 mei bij Rhenen gedurende 19 uur een samenhangende, effectieve verdediging te organiseren met alle vier eskadrons die hij ter beschikking had. Na dagaanbreken namen daar nog slechts enkele verspreid optredende groepjes infanterie deel aan het gevecht.
  5. Nergens blijkt dat de hoofdofficier toegevoegd het gevecht van de beide eskadrons bij het viaduct daadwerkelijk heeft geleid. Evenmin is de sectie mortieren ingezet tegen de SS Stoßtrupp bij de timmerfabriek "De Stoomhamer".
  6. De geringe aandacht voor het optreden van 4 R.H. op 12 en 13 mei in het standaardwerk "Mei 1940" van Amersfoort en Kamphuis en een verkeerde weergave daarvan op blz 224, 237 en 238.

Bronnen:

  1. Dr. H. Amersfoort en drs P.H. Kamphuis, De strijd op Nederlands grondgebied in mei 1940
  2. J.A.C. Bartels, Vier eeuwen Nederlandse cavalerie
  3. E.H. Brongers, De cavalerie in de meidagen 1940
  4. J.L. Hollertt, Gevechtsberichten 10 - 14 mei 1940
  5. Jhr. mr. C.C. van Lidth de Jeude (in mei 1940 adjudant van de hoofdofficier toegevoegd van 4 R.H.), Huzaren van Boreel (1963) en interviews
  6. V.E. Nierstrasz, De operatiën van het Veldleger en het Oostfront van de Vesting Holland. Mei 1940.
  7. J.A.C. baron de Vos van Steenwijk, gevechtsverslag 3-4 R.H. 10 mei 1940

Bron: samenvatting ontleend aan het boek 'Huzaren van Boreel',
te koop in de winkel van het Nederlandse Cavalerie Museum

3209