Schrijven van luitenant-kolonel S.M.S.A.A. de Marees van Swinderen

afschrift.

4e Regiment Huzaren.

nr. 372 G.
Onderwerp:
Onderzoek.

Deventer, 6 Juli 1940.

    Naar aanleiding van uw schrijven dd. 25 Juni nr. 4 G moge ik U Hoogedelgestrenge het navolgende berichten.
    Kort nadat het gebeurde plaatsvond kwam de ritmeester van der Voort van Zijp zich met twee officieren bij mij melden teneinde het geval te rapporteeren. Op dat oogenblik werd ik door een uiterst dringend stadium van de bevelvoering volkomen in beslag genomen en kon mitsdien niet die aandacht aan het geval wijden welke het onder normale omstandigheden zou vereischen.
    De twee officieren bleken te zijn de kapitein Wiersinga en dokter Behr, welke laatste, op wiens verzoek de ritmeester tenslotte heeft ingegrepen, blijkt gesneuveld te zijn. De ritmeester deed mij verslag in het bijzijn van deze officieren - voor zoover ik mij herinner - die daar klaarblijkelijk mede instemden, althans niet van het tegendeel blijk gaven.
    De ritmeester was voornemens ook de Commandant IVe Divisie met het gebeurde in kennis te stellen, waar ik geen toestemming toe kon geven, aangezien ik de ritmeester terstond noodig had voor een dringenden opdracht. Ik droeg toen de aanwezige kapitein, wiens gezicht ik niet kon onderscheiden en die mij ook thans nog onbekend is, de Commandant IVe Divisie op de hoogte te stellen en het commando over het bataljon over te nemen. Te 18.00 uur op het Stafkwartier IVe Divisie kreeg ik den indruk, dat er uit de voorste lijn de afdeeling te Kruiponder de stelling had verlaten, bij den opmarsch van 4 R.H. in Oostelijke richting werd den indruk gevestigd, dat dit euvel grootere vormen begon aan te nemen, hetwelk in de kiem gesmoord diende te worden.
    Onder deze omstandigheden is het ontoelaatbaar, dat een meerdere onjuiste en ongecontroleerde berichten verspreidt en zich de leiding laat ontschieten, ja zelfs deze aanvaardt van een officier van lageren rang, om ten slotte aan dezen laatsten zijn pistool af te geven. Dit alles kenmerkt voldoende de geestesgesteldheid van den majoor op dat tijdstip en acht ik de handelingen van den ritmeester van Zijp niet alleen volkomen juist doch vereischt op dat oogenblik.
    Als kenmerk van den toestand moge dienen, dat ik kort daarna het bevel van den Commandant IVe Divisie ontving om aan een officier van 4 R.H. het commando over te geven van een stellinggedeelte te Rhenen, waar de aanwezige commandant niet tegen zijn taak bleek opgewassen. Ik heb dit stellinggedeelte toen onder commando gesteld van den ritmeester van Zijp, die aldaar ter plaatse in de nabijheid was.
    Door andere officieren van 4 R.H. is elders en later ook nog getracht om toestroomende troepen, waarbij officieren, tot hun plicht te brengen, doch zonder resultaat.
    Ten slotte moge ik U Hoogedelgestrenge twee verklaringen in afschrift aanbieden van twee eskadronscommandanten, die het bovenstaande deels bevestigen, deels aanvullen.

de Luitenant-Kolonel,
Commandant 4 R.H.
(get.) Jhr. S.M.S.A.A. de Marees van Swinderen.

Aan
Kolonel D.M. Lucardie
Jan van Nassaustraat 2
's-Gravenhage.

==============================================================

afschrift.

J.M. Fentener van Vlissingen
Commandant Mitrailleureskadron - 4 R.H.

Onderwerp:
Onderzoek.

Utrecht, 4 Juli 1940.

G E H E I M.

    Onder terugzending van kantbrief met bijlagen deel ik U Hoogedelgestrenge het volgende mede:
    Bij aankomst van den Ritmeester van der Voort van Zijp bij Berg en Dal was mijn eskadron opgesteld langs den verharden weg. Het was reeds donker. Ritmeester van der Voort van Zijp raakte kort na zijn aankomst in gesprek met eenige officieren waarvan een steeds met luider stemme verkondigde "alles komt in orde jongens". Daar ik opdracht ontvangen had tot legering over te gaan, heb ik aan Luitenant Huizing het commando overgegeven en ben met den kornet Driebeek naar de Jeugdherberg gegaan.
    Daar aldaar genoeg ruimte in de bosschen aanwezig was, was ik spoedig bij mijn eskadron terug. De weg was toen vol met militairen. De ritmeester van der Voort van Zijp gaf mij order den weg af te zetten door met eenige menschen elkaar de hand te geven en zoo de stroom te stuiten. Nadat dit geregeld was, is hij op verzoek van een officier wiens naam mij niet bekend is, meegegaan teneinde den Bataljonscommandant op het onhoudbare van den toestand te wijzen. Wat er bij dit onderhoud is voorgevallen is mij niet bekend. Wel heeft een der officieren tegen mij gezegd "ik ben blij, dat uw ritmeester zich met onze zaken bemoeit, want zoo gaat het niet langer". Wie deze officier was is mij niet bekend.

De eerste-luitenant,
Commandant Mitrailleureskadron - 4 R.H.
(get.) J.M. Fentener van Vlissingen

Deventer, 6 Juli 1940.
voor eensluidend afschrift.
de eerste-luitenant,
get. J.L. Hollert.

==============================================================

afschrift.

Commandant 6-4 R.H.

Onderwerp:
Onderzoek.

1 Juli 1940.

    In antwoord op Uw schrijven van 28 Juni 1940 kan ik U Hoogedelegestrenge het volgende mededelen:
    Na door Commandant 4 R.H. teruggecommandeerd te zijn uit de omgeving van Laareind met opdracht mij te melden bij berg en Dal, vt. 167-443 trof ik aldaar aan den ritmeester van der Voort van Zijp met zijn eskadron. Toen wij elkander ontmoetten was het reeds duister en waren er geen andere onderdeelen nog aanwezig.
    Ik liet mijn eskadron rusten in de buurt van een gebouw dat mij als jeugdherberg werd aangeduid en liep met den ritmeester van der Voort van Zijp eenige tijd op de weg heen en weer of zaten bij de jeugdherberg. In de volslagen duisternis welke toen heerschte kwamen inmiddels andere troepen aan welke voor zoover ik kon constateeren een zeer ongeregelde indruk maakten. Hierbij bevond zich Majoor van Dijk, welke op mij de indruk maakte de toestand niet te beheerschen en zeer verwarde verhalen deed over groote verliezen die hij geleden had.
    Ik hoorde hem bij herhaling roepen: "Alles komt in orde, jongens!".
    Het was aldaar op den weg in een woord "een bende"!
    Iedereen riep en schreeuwde door elkaar en door de duisternis kon niemand elkaar vinden. Ik ben toen zelf naar mijn eskadron gegaan om te zorgen dat dit op zijn plaats bleef en geen contact zou krijgen met bovengenoemde onderdeelen. Mijn ondercommandanten heb ik bij mij gehouden.
    Na eenigen tijd kreeg ik order bij Commandant 4 R.H. te komen, die mij gelastte direct naar Rhenen te vertrekken.
    Van eenige incidenten tusschen den ritmeester van der Voort van Zijp en Majoor van Dijk ben ik geen getuige geweest.
    Maatregelen om infanterie tegen te houden zijn door mij niet genomen, daar ik slechts één officier bij mijn eskadron had en ter plaatse volkomen onbekend was.
    Bovendien was bij de infanterie voldoende kader om voor hun menschen te zorgen.

Commandant 6-4 R.H.
De Ritmeester,
w.g. Jhr. W. Quarles van Ufford.

Aerdenhout, 1 Juli 1940.


Deventer, 6 Juli 1940.
voor eensluidend afschrift.
de Luitenant-adjudant,
get. J.L. Hollert.

Aan Commandant 4 R.H.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 576.10 KB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 456.66 KB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 792.19 KB)