Schrijven van reserve-eerste luitenant G. Kuiper

Afschrift.


Prof.Dr. G. Kuiper
Deventerweg 7
Harderwijk
Tel. 102.
Harderwijk, 23 Februari 1948

Uw brief No. CO 562.
Onderwerp: 10-14 Mei 1940.
Met 1 bijlage (Vervoerbewijs)
Bijlage: II en III: 2 brieven, respectievelijk 19 en 25 September 1941


     Uw brief van 26 Januari 1948 kan ik eerst nu beantwoorden, zulks ten gevolge van zeer drukke en ook zeer dringende werkzaamheden. Ik breng U dank voor Uw welwillendheid, mij toe te staan schriftelijk te antwoorden, waardoor een reis naar 's-Gravenhage overbodig wordt.
De vertraging in het beantwoorden van Uw bovenvermelde brief werd mede veroorzaakt doordat mijn correspondentie met U uit het jaar 1941 zoek was, heden ben ik erin geslaagd ze terug te vinden. Ik zend ze U bij deze toe voor het geval de originele brieven door oorlogsomstandigheden mochten zijn zoekgeraakt.
Indien het mocht blijken, dat ze nog in het archief aanwezig is, dan verzoek ik terugzending, daar het mijn enige copie is.
Het volgende kan ik U ten antwoord op Uw vragen mededelen:

1)   De taak van mijn Sectie was: bewaking van de commandopost Commandant IVe Divisie. De "inwendige" bewaking was opgedragen aan een afdeling militaire politie onder aanvoering van een eerste luitenant Cornelissen (aantekening in de kantlijn: "overleden in Indië"); de "uitwendige" bewaking, d.w.z. van de ingang, de versperring om de commandopost heen, het omliggende terrein, deze was voor mijn rekening.
Het is mij op het ogenblik niet meer mogelijk, een nauwkeurige opgave te doen van de door mij genomen maatregelen;
bij de ingang stond een driemanspost opgesteld, aan de Oostzijde waren hoofdzakelijk drie naderingswegen, elk van deze werd bestreken door een bewakingstroep met mitrailleur, twee patrouilles, die zich in tegengestelde richting bewogen, bewaakten ononderbroken de omtrek van de commandopost; het voorterrein (het bos ten Oosten en Noordoosten) werd dagelijks enige malen verkend. Mijn opstellingsplaats was bij de rechter bewakingsgroep, die gecommandeerd werd door mijn opvolger, de Sergeant Wildering.
In het stadium tot het moment waarop des Maandags de commandopost verlaten werd, gaf ik er echter de voorkeur aan, zelf zoveel mogelijk door eigen aanschouwing van de toestand om en vóór de commandopost op de hoogte te blijven, waarom ik dan ook - vooral als er een min of meer alarmerend bericht kwam - zelf met een patrouille erop uit trok. Het contact met de Commandant IVe Divisie werd onderhouden door middel van een post in groepsschuilplaats nr. 2, die telefonisch met het onderkomen van de Commandant IVe Divisie verbonden was. Tot op het moment van het verlaten van de commandopost had zich in de omgeving van deze commandopost, voorzover deze omgeving door de organen van onze bewaking kon waargenomen worden, niets van alarmerende aard voorgedaan.
Het is mij niet meer mogelijk mede te delen, hoe de door mij gemaakte regeling omtrent de wachttijden en rusten was. Mijn herinnering laat mij hieromtrent in de steek; ze waren nogal ingewikkeld; aantekeningen heb ik niet, daar ik al mijn militaire notities in fort Honswijk vernietigde voor ik in handen van de vijand viel.
 
2)   en 3). Van wijzigingen in de tactische toestand, die van mij het nemen van bijzondere maatregelen zouden vergen, ben ik op 12 en 13 Mei niet op de hoogte gesteld. Een opdracht op 13 Mei tot het nemen van zulke bijzondere maatregelen in verband met de nadering van de Duitsers, heb ik niet ontvangen. Het kàn zijn dat zulk een opdracht 's Maandagsmorgens na mijn vertrek op patrouille (ik denk ong. 10.00 uur) gegeven werd. De gebeurtenissen bij mijn terugkeer (tussen 11 en 12 uur) hebben dan veroorzaakt, dat mij deze (toen verouderde) opdracht door de post niet is doorgegeven.
 
4)   Berichten omtrent bezetting van de Koerheuvel zijn niet tot mij gekomen, evenmin omtrent een vluch van tussen de Koerheuvel en de commandopost IVe Divisie opgestelde zware mitrailleurs.
 
5)   Voor deze vraag moge ik U verwijzen naar mijn schrijven van 19 en 25 September 1941 (Bijlage I en II) - hun toon is onder invloed van de omstandigheden toenmaals wat geprikkeld - die respectievelijk tot antwoord dienden van Uw brieven van 17 September (Nr. 1927) en 22 September (nr. 1950). Hier volgt, daar ik aan die brieven slechts toe te voegen heb, wat ik op een bijgevoegd blaadje aanteken, puntsgewijze en beknopt een beantwoording van Uw vraag 5.
Aanleiding tot het verlaten: uiteraard, in de gegeven omstandigheden, mij niets van bekend. Het kwam mij voor, een doorbraak elders en een dreigende omsingeling te zijn.
Opdracht voor mijn Sectie: Uit de auto van de vertrekkende Commandant IVe Divisie het commando van de Commandant zelf: "Terug naar Elst".
Wijze van verlaten door de Staf: Alle drie manschappen van de post bij de uitgang lagen min of meer gewond door een granaat op de grond. Eén van hen midden op de weg, toen de auto van de Commandant IVe Divisie aan kwam rijden. Zelf heb ik hem met nog iemand (wie?) van de weg verwijderd; hierdoor kan ik alleen zeggen, dat behalve de Commandant nog meer militairen in de auto zaten, maar ik weet niet wie. Van de drie gewonden vernam ik ook niet, of er tevoren al leden van de Staf waren vertrokken. Maar in mijn brief van 19 September 1941 staat, dat ik de reserve eerste luitenant F. van Capelle, de Luitenant-Adjudant van II-19.R.I. juist tevoren bij de uitgang sprak: deze zou U dus misschien meer kunnen vertellen. (aantekening in de kantlijn: "Van Capelle was terug op commandopost II-19 R.I. te pl.m. 13.00 uur, dus commandopost IVe Divisie verlaten pl.m. 12.30 uur.") Mijn indruk was, dat het verlaten "zeer overijld" is geschied (overijld = zonder dat ik hiermede critiek bedoel, maar ik leid dit af en nam het niet waar.)
Was er naar mijn mening een aanleiding? Een aanleiding heb ik niet kunnen waarnemen, zoals uit het voorgaande blijkt. Het geschiedde zo onverwacht, dat ik totaal verbijsterd was.
Waarheen heeft U zich daarna begeven? Ik ben alléén (de patrouille was juist vóór de artilleriebeschieting onder leiding van sergeant Wildering haars weegs gegaan) naar het onderkomen van de Commandant IVe Divisie ger[end?] en vond deze verlaten; daarna zocht ik in de andere verblijven zonder iemand aan te treffen. Slechts de keuken, in de andere richting gelegen vanaf de plaats waar ik de commandopost inging (bij schuilplaats 2), bezocht ik niet, omdat ik de overtuiging gekregen had: alles is leeg; en menende, dat een omsingeling dreigde, van oordeel was, dat ik mij met mijn sectie moest haasten om aan het commando "Terug naar Elst" gevolg te geven.
Ik had grote haast! Als U betrouwbare inlichtingen heeft aangaande de aanwezigheid van Kapitein Hendriks met nog twee officieren, dan kan ik daar geen onvoorwaardelijke getuigenis mijnerzijds tegenover stellen: het staat mij voor de geest, dat ik één onderkomen gesloten vond of niet kon betreden en daar ik geen levensteken vernam, voorbijgegaan ben. Ik heb mijn manschappen echter direct gezegd: er is niemand meer en meen dit, althans voor mijzelve nog.
De Sergeant van de keuken, die ik niet bezocht had, was echter nog aanwezig, want buiten de commandopost op de hoofdweg kwam hij later op mij toe en zeide, zoiets als: Luitenant, de Heren waren weg en nu ben ik ook maar gegaan.
Contact met officieren buiten de Staf IVe Divisie, die contact kwamen opnemen? Slechts contact met Luitenant Van Capelle.


Dit zijn mijn ervaringen t/m het vertrek uit de commandopost. Ik heb reeds verzocht om terugzending van bijlage II en III. De tijd ontbreekt me ten enenmale om er op het ogenblik een afschrift van te maken. Anders zou ik dit verzoek niet hebben gedaan.

De Reserve 1e Luitenant,

w.g. G. Kuiper.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.51 MB)