Schrijven van reserve-kapitein C.L. van Someren

(Commandant 4-II Auto Bataljon)

Wassenaar, 16 December 1940.

    In antwoord op Uw schrijven van 13 December j.l., no. 1141, onderwerp: krijgsgeschiedenis, heb ik de eer U HoogEdelGestrenge het navolgende te berichten.
    Mijn dagboek van 10 t/m 15 Mei 1940, opgemaakt ingevolge punt 62 voorschrift Velddienst Deel I mede in verband met schrijven van den Commandant van het Veldleger dd. 29 Mei 1940, Sectie I-1 no. 204 G punten b en c, vermeldt op 12 Mei 1940 onder meer het navolgende.

    "Te 11.00 uur telefonische opdracht van Luitenant-Adjudant Fick tot het beladen der auto's met 4 rantsoenen 12 lang staal brisantgranaat (bg) en 2 rantsoenen 12 lang staal granaatkartets (gkt) in munitie-depôt II-19 R.A., alwaar zou worden opgegeven waarheen deze munitie moest worden vervoerd.
    Dit beladen kon niet worden uitgevoerd daar het munitie-depôt onder permanent vijandelijk artillerievuur lag.
    De Commandant II-19 R.A., die niet uit de stelling kon komen, droeg den Commandant van het Auto-transport, den Vaandrig Der Kinderen, op, wegens het groote gevaar van vernieling der colonne en de onmogelijkheid om te laden, onmiddellijk te vertrekken.
    Bij dit vervoer, wat dus niet werd voltooid, sneuvelden de sergeant Dijkstra, de korporaal De Marie en de soldaten v.d. Borght en Strang.
    De Vaandrig Der Kinderen werd aan één zijner beenen door een granaatscherf gewond".

    De Vaandrig Der Kinderen meldde, alhoewel vrij ernstig gewond zijnde, het transport bij mij persoonlijk op mijn Commandopost in La Foret te Doorn (Hyde park) present.
    Behalve de vermisten, sergeant Dijkstra, korporaal De Marie en de soldaten v.d. Borght en Strang, mankeerde ook de soldaat de Jager (naar ik meen J.F.).
    In de loop van den middag, ik schat een uur nadat de Vaandrig Der Kinderen was teruggekeerd, arriveerde de Jager met de door hem bestuurde auto.
    Hij deed het navolgende relaas:

    "Toen wij in het bosch in de omgeving van Ouwehands Dierenpark onder vijandelijk artillerievuur kwamen, heb ik mij in een schuilplaats gedekt.
    In deze schuilplaats bevond zich een artillerist.
    Ik hoorde daar, v.d. Borght, die bij mij geweest was, kreunen en tezamen met bedoelde artillerist, heb ik, ondanks het heftig vuur van den vijand, v.d. Borght, die geheel bebloed was, in mijn auto gelegd. De artillerist heeft mij geholpen, nadat hij gevraagd had of de gewonde die hij hoorde kreunen een vriend van mij was, waarop ik bevestigend antwoordde. De artillerist is wederom naar de schuilplaats gekropen en ik ben met v.d. Borght naar een hulpverbandplaats gereden.
    Vervolgens ben ik naar mijn Commando bij U teruggekeerd".

    Tot zooverre het relaas van de Jager hetwelk ik mij vrij nauwkeurig kan herinneren.
    De Jager was, toen hij zich bij mij meldde, geheel van streek en zijn uniform doorweekt van bloed zoodat ik hem een nieuw uniform deed verstrekken.
    Deze zaak heb ik niet zonder meer laten passeeren, doch stelde ik persoonlijk, na afloop van den oorlog en na mijn terugkeer te Doorn, een nader onderzoek in en besprak ik een en ander met den Heer Commandant van II Auto Bataljon, teneinde de Jager eventueel voor een vermelding in aanmerking te kunnen doen komen.
    Echter was er geen enkele getuige van het voorval.
    De Artillerist voornoemd was onbekend en hem op te sporen uit den aard der zaak ondoenlijk. De hulpverbandplaats, waarheen v.d. Borght werd vervoerd kon natuurlijk niet weten van de omstandigheden, waaronder de Jager den gewonde v.d. Borght opnam en vervoerde.
    Na bespreking met den Bataljonscommandant voornoemd, werd dan ook, zij het noode, afgezien van een voorstel.
    Ik voor mij kan alleen verklaren dat de Jager den gewonde v.d. Borght heeft vervoerd naar de hulpverbandplaats.
    Gezien de toestand als vorenomschreven waarin de Jager onmiddellijk na het voorval verkeerde, geloof ik wel dat hij zeer flink en moedig is opgetreden.
    Ik heb steeds de hoop gekoesterd een getuige of nader bewijs te vinden ter bevestiging van de Jager's relaas, welke hoop echter niet werd vervuld.
    Zijn relaas geloof ik wel, doch het zijn slechts verklaringen van hemzelf.
    Dat geen voorstel kon worden gedaan achtte ik begrijpelijk doch zou op zijn verklaringen nog eenige vermelding kunnen plaats vinden dan zou dat mij zeer verheugen.

De reserve Kapitein,

(get.) C.L. van Someren.
Voormalig Commandant 4-II Auto Bataljon.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.35 MB)