Schrijven van reserve-kapitein D.C. van Alewijk

Aan:
Luitenant-Kolonel
V.E. Nierstrasz
Afd. Krijgsgeschiedenis.

Onderwerp: Inlichtingen.
Bijlage: één schets.

Heemstede, 28 November 1940.     

  Ik ontving Uw brief van 19 November 1940 W 760, waarin o.a. eenige inlichtingen werden gevraagd.

  1.
  Het ligt niet in mijn bedoeling Vaandrig Van Neer of een der andere militairen voor te dragen voor de M.W.O. De Vaandrig heeft door zijn flink optreden in den nacht van 12 op 13 Mei uitgeblonken boven zijn omgeving en hij is mij toen van zeer veel nut geweest, maar zakelijk beschouwd deed hij zijn plicht. Zooals van een a.s. officier moet worden verwacht. Ik had oorspronkelijk gedacht met een eervolle vermelding van hem niet te hoog te mikken.

Klik hier voor een uitvergroting
Situatieschets behorende bij het schrijven van reserve-kapitein D.C. van Alewijk (28 november 1940)
  2.
  Bij mijn gevangenneming bleef in mijn bezit mijn berichtenboekje met alle copieën van berichten en bevelen. Ik stelde dit in Wageningen - daar ik onderstelde gefouilleerd te zullen worden - ter hand aan den gerant van Hotel Wageningsche Berg om het voor mij te bewaren. Bij mijn terugkeer vertelde deze mij, dat hij het boekje uit angst had verbrand. Ik moet dus uit mijn herinnering rapporteeren en door de vele en felle emoties dien dagen en daarna heeft de scherpe voorstelling van een en ander wel geleden. De tijd van 17.00 - 17.15 uur voor het bevolen vuur der Zware Mitrailleurs moet dan ook gezien worden als: een kwartier vuur. In verband met andere gegevens, o.a. de moeilijkheid de loopgraaf te verlaten wegens gemis aan uitgangen, zal het tegen 18.00 uur gelopen hebben, toen de eerste aanval werd beproefd. Als de Compagnie (ruim 60 man) door het vijandelijk mitrailleurvuur niet verder kan en terug moet naar de stoplijn, wordt daarvan bericht gestuurd aan Commandant I-8 R.I. onder vermelding van het uitvallen van Luitenant Folmer en van het zeer zwak bezet vinden van de stoplijn Noordelijk van de Heimersteinsche laan en dat ik dit deel nu bezette met mijn Compagnie. Ook aan Kapitein Maas (2-III-8 R.I.) de Commandant van de oorspronkelijke stoplijn bezetting werd bericht gezonden. Het door mij ingenomen stuk had een lengte van plm. 300 à 400 meter. Hierop kwam een mondeling bericht terug, waarschijnlijk van Commandant I-8 R.I. aangebracht door een ordonnans via een sergeant (tijd onbekend) luidende ongeveer: Tracht door te dringen naar Heimerstein. Dit is dan de aanval volgens mijn bericht W.4 die te 20.45 (te lezen: ongeveer) werd ingezet en in mijn verslag staat aangegeven te 19.00 uur. Dit is dus later geweest. Intusschen had ik persoonlijk het terrein tusschen stoplijn en Ouwehand's Dierenpark afgepatrouilleerd, omdat uit de rug op ons werd geschoten. Ongeveer op deze tijd bereikte mij het bericht: "van 20.45 - 21.15 uur geen vuur naar voren", zonder nadere aanduiding. Voor den aanval van 20.45 uur werd bericht gezonden naar de Sectie Zware Mitrailleurs om de boschrand Zuid van de Heimersteinsche laan onder vuur te houden. De ordonnans komt terug met de mededeling, dat een geladen stuk zonder bediening op de weg staat en hij verder geen mitraillisten heeft gezien. Daar ik het geladen wapen (de band zat erin) niet in mijn rug wil hebben, wordt het onder vijandelijk vuur door mij ontladen en in de loopgraaf gebracht. Ik zag ook geen bedieningsmanschappen der Zware Mitrailleurs.
  De aanval van 20.45 uur werd afgeslagen door hevig vijandelijk mitrailleurvuur uit front en uit de Boschrand Zuid van Heimersteinsche laan (Noord van huidige Oorlogskerkhof) en door vijandelijk artillerievuur op den weg en het bosch voor ons, blijkbaar aangevraagd met seinpatronen.
  Eenigen tijd later wordt uit Zuidelijke richting (van de groote weg Rhenen-Grebbesluis) levendig geweer- en mitrailleurvuur gehoord. Voor ons wordt het nu stil. Ik neem twee groepen waaronder mijn commandogroep mee en ga langs den weg (het is nu al vrij schemerig) naar voren, blijkbaar te plm. 21.45 uur. Dit was meer een nieuwe verkenning voor een aanval dan een aanval zelf. Dan komt van rechts geweer- en mitrailleurvuur naar ons en we hooren luid geschreeuw achter onze rechter flank (achter de nevencompagnie). In de loopgraaf vind ik, als we teruggegaan (gekropen) zijn, een groote verwarring door het binnenkomen van soldaten van vreemde onderdeelen met het valsche bericht: de stelling van de 1e Sectie (van 2-III-8 R.I.) is door den vijand genomen. Als ik naar de richting van deze Compagnie ga verkennen blijkt daar nog steeds te zijn de Sectie van Vaandrig Van der Stam van 2-III-8 R.I. Daar ik niet weg kon gaan, stond ik toen voor de zware taak in de nacht van een aantal elkaar vreemde personen een commandeerbare eenheid te vormen in een ook voor mij totaal vreemde omgeving en onder voortdurend storend vijandelijk artillerievuur.
  Berichten en bevelen kwamen in de nacht niet meer binnen, ook geen antwoord op de berichten mijnerzijds. 's Morgens vroeg begon de vijand over het heele front op te dringen, maar hij werd in elk geval voor mijn stoplijndeel afgeslagen.

  3.
  Mijn zegsman omtrent het verwond raken van de 1e Luitenant Folmer is de Vaandrig Van der Stam van 2-III-8 R.I. Persoonlijk heb ik Folmer niet meer teruggezien. Van der Stam deelde mij mede, dat hij Folmer vond een meter of drie schuins links achter een Zware Mitrailleur die op de rugweer van de stoplijn was geplaatst, terwijl de bediening op haar plaats zat.

  Luitenant Folmer lag op zijn zijde met de rug half naar den vijand in een houding, alsof hij juist een bevel had gegeven. Van der Stam acht het niet waarschijnlijk dat Folmer zelf de mitrailleur bediende. De wond was een kleine opening, dus waarschijnlijk een kogelwond, borst in en rug uit, of omgekeerd, dus dóór en dóór. Ook hieruit maakte Van der Stam de conclusie: kogelwond. Getuigen die aanwezig waren toen Folmer werd getroffen zijn mij niet bekend. Van der Stam heeft den Luitenant naar zijn groepschuilplaats laten brengen in afwachting van aangevraagde medische hulp. Die is niet gekomen en de Luitenant Folmer is in de groepschuilplaats overleden.

  4.
  Toen ik gewond was, ben ik nog geruimen tijd op mijn post gebleven. Daar de wond doorbloedde - er was een slagadertje in de wang getroffen - en het verband niet voldoende meer tegenhield, en ik duizelig werd, riep ik de Kapitein Hakkert bij mij en gaf hem het commando over de Compagnie over. Deze Kapitein was in de loop van de nacht bij mij aangekomen (de juiste tijd is mij niet bekend) en in de vroege morgen was hij nog in mijn loopgraaf en hij is daar tijdens de artilleriebeschieting gebleven, zonder dat hij een commando voerde. Ik achtte hem, toen ik naar de hulppost ging, de aangewezen persoon.
  Zooals reeds vermeld (blz. 2 van deze) heb ik Kapitein Maas bericht gestuurd, dat ik het stoplijndeel Noord van de Heimersteinsche laan bezette. Het was ook zijn Sectiecommandant Vaandrig Van der Stam bekend, dat ik dit deel van de stoplijn bezet hield.
  Noordelijk van mij was een stelling van naar ik meen 16 M.C. In elk geval was op 13 Mei de bezetting hiervan verdwenen. Verkenningspatrouilles in den nacht van 12 op 13 Mei om verband naar deze zijde op te nemen kwamen met negatieve berichten terug, maar dit zegt niets, want het terrein en het beloop van de stelling was ons allen volmaakt vreemd en het was donker.
  Bijgaande terreinschets is, daar mij alle kaarten ontbreken, niet meer dan een schets. Ook de schaal is te lezen plm.

De Reserve Kapitein,
(get.) D.C. van Alewijk.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 7.81 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 991.63 KB)