Soldaat Jan Kelly en de Slag om de Grebbeberg

door Albert Metselaar

Jan Kelly (geboren 1917, ongehuwd) was inwonend in het boerderijtje van zijn ouders, Krakeel 40, ten noorden van Hollandscheveld. Jan had voor zijn nummer in Arnhem gelegen, onder meer met Koert Vaartjes, Jacob Metselaar, Berend Martens van Moscou, Jaap de Jonge en Roelof Lunenborg. In Arnhem was hij ondergebracht bij het 19de Regiment Infanterie, net als Piet Uiterwijk Winkel. Jan vroeg overplaatsing aan naar Assen. Hij kreeg het en werd ingedeeld bij het 1ste Regiment Infanterie. Eén van de hoogtepunten uit zijn diensttijd was de bruiloft van de latere koningin Juliana. Met man en macht gingen ze naar Den Haag. Met gepresenteerde geweren stonden ze de festiviteiten op te sieren. De soldaten waren later te zien in de bioscoopjournaals. In maart 1937 zwaaide hij af, na vijf en een halve maand militaire dienst. Het jaar daarop werd dit al verlengd tot elf maanden. Na zijn diensttijd werkte hij bij zijn vader en op de conservenfabriek te Hoogeveen, of waar hij maar werk kon vinden.

Het monsterverbond van Duitsland en de Sovjet Unie bezorgde zoveel spanningen in Europa, dat men in 1939 een mobilisatie zondermeer verwachtte, zo vertelde Jan. Toen deze via de radio afgekondigd werd, was dat dan ook voor vrijwel niemand een verrassing. "Morgen, 29 augustus, opkomen, land- en zeestrijdkrachten", was de zin die Jan zich kon herinneren als zijnde regelmatig via de radio uitgesproken. Jan vertrok naar Deventer, waar hij op moest komen. Zijn uniform had hij nog thuis. Twee dagen bleef hij daar in Deventer. In de nacht van 31 augustus op 1 september vertrok hij weer. Hij stapte bij Veenendaal uit de trein, op een wat mistige morgen. Hij verbleef daar op een grote boerderij, in het lage land tussen Veenendaal en Rhenen, in het inundatiegebied. Daar hoorde hij van de Duitse inval in Polen. Jans volgende onderkomen was bij een melkboer aan de Nuderweg, tussen Rhenen en Wageningen, een zekere Van de Broek, waar ze met een man of tien op de zolder sliepen. Het was een katholiek gezin dat goed was voor de soldaten. Na zo'n veertien dagen gingen ze over naar Wageningen, waar ze in splinternieuwe huizen terecht kwamen. De hele sectie lag bij elkaar: twintig man op de zolder en zeven op de eerste verdieping. Daar bleven ze, aan de Nieuwe Weg no. 20, in de omgeving van het Hof van Gelderland. Zonder het van elkaar te weten lagen Jan Kelly en Piet Uiterwijk Winkel dicht bij elkaar.

Jan Kelly maakte eveneens deel uit van een sectie die aan het 8ste Regiment Infanterie toegevoegd was. Het was de 4de sectie van de 1ste compagnie van het 2de bataljon van het 19de Regiment Infanterie. Hierdoor werd ook hij ingeschakeld bij de verdediging van de Grebbeberg. Hij was actief bij het maken van stellingen bij het "spoorgat" (de spoorlijn, diep uitgesneden in de Grebbeberg, waar Jan Knegt zou sneuvelen), dat in de naoorlogse jaren een snelweg werd. Hun commandant had door, dat Jans sectie vooral uit boerenjongens bestond. Die leken hem uitermate geschikt voor het aanleggen van versperringen. Daarop werden ze overal heen gestuurd waar prikkeldraad gezet moest worden. De eerste keer dat de verloven ingetrokken werden kon Jan zich nog goed herinneren. De 11de november 1939 waren ze bezig met het versperren van een weg. De kapitein had het over een incident bij Venlo. Jan vertelde hierover: "Duitsers gaven zich ervoor uit dat ze tegen Hitler waren. Een Engelse agent van de geheime dienst was erbij, en twee Nederlanders. Ze zouden in een cafeetje vlak bij de grens met elkaar praten. De Duitsers bleken niet te vertrouwen. Ze namen de Engelsman mee. De Nederlanders wilden nog schieten, want het was aan hun kant van de grens. Het was een uitgelokt grensincident, dat aanleiding kon geven tot het beginnen van een oorlog."

Die zaterdagmiddag gingen de soldaten rond Rhenen voor het eerst met de oorlog voor ogen de stellingen in. Bij het station van Rhenen werden treinen klaargezet. De soldaten zagen dat, en de schrik sloeg hen om het hart. Velen waren bang daarmee naar de grens vervoerd te zullen worden. De marcherende groep soldaten van Jan Kelly trok verder, Rhenen in, naar een school. Daar overnachtten ze. 's Zondagsmiddags kwam het bericht dat de spanning weg was. De oorlog leek even weer stukken verder weg. Na een paar dagen in Rhenen verbleven te hebben ging Jan weer terug naar "zijn" woning in Wageningen.

Die winter kwam er zoveel sneeuw, dat de soldaten al niet eens meer overdag de berg opgingen. Daarvoor, voor de winter, lagen ze overdag meestal op de westkant van de spoorlijn. De winter werd nu een tijd van inslapen, zou Jan later zeggen. In huis vermaakten ze zich met van alles, tussendoor nog eens weer de geweren en mitrailleurs uit elkaar halend en schoonhoudend. Een bevroren stuk van de Waterlinie, het inundatiegebied, werd bezocht door vrachtwagens vol soldaten. Jan was erbij toen een gedeelte van het ijs met motorzagen verwijderd werd. 's Middags kwamen de keukenwagens pullen vol heerlijke hete soep brengen, met vlees erin. Het eten was toen nog goed. In maart kwam een felle zon de sneeuw wegsmelten. Het regende maar niet, zodat het waterpeil in de inundaties laag bleef.

Jan stond regelmatig op wacht, onder meer bij het kerkhof van Rhenen, dat net achter zijn spoorwegstelling lag. Van één tot drie 's nachts, bijvoorbeeld. Hij hoorde de torenklok van Rhenen slaan, ieder kwartier, en als soldaat stond je daar maar alleen, bij dat kerkhof. In die periode is het volgende gebeurd met een soldaat van de 3de compagnie van zijn bataljon: Er stond een oud huisje, even van het kerkhof af. Het was aan de ene kant bewoond, en stond aan de andere kant leeg. Die lege kant was in gebruik bij het leger en bood de wachtposten onderdak. Zonder geweer liep de aflossing naar de wacht die dienst deed. Het geladen geweer van de wacht werd door de aflossing overgenomen en de afgeloste soldaat kon weer naar het huisje. In de tijd van drie tot vijf uur, dat de 3de compagnie dienst deed, vond de aflossende soldaat het geweer van de wacht tegen het wachthokje. Hij dacht dat de wacht misschien "uit de broek" moest en het bos ingelopen was. Wel raar dat hij het geweer had laten staan. Er kwam niemand, hoe lang hij ook wachtte. Hij liep terug naar het huisje en gaf aan de korporaal door dat hij de vorige wacht nergens kon vinden. Eerst dachten ze nog dat ze voor de gek gehouden werden. Maar dan zou hij nu toch wel eens tevoorschijn moeten komen. Uiteindelijk werd toch maar de militaire politie erbij gehaald. Deze dacht aan desertie. Hij was natuurlijk de dienst zat en wou naar het buitenland. "We zullen gauw bericht sturen naar de grens!" Het scheen wel eens vaker te gebeuren, zo kreeg Jan Kelly de indruk. Niet lang daarna, toen mensen over een paadje langs het kerkhof liepen, vonden ze de vermiste soldaat doodgeschoten bij de heg (aanvulling: betreft soldaat Fokke Schotkamp, geboren 11-08-1915 te Gramsbergen, overleden 15-03-1940 te Rhenen). Het is de andere soldaten nooit duidelijk geworden wat er precies gebeurd was. Het was kort voor de Duitse inval, maart of april 1940. De soldaat kwam uit de omgeving Lutten / Dedemsvaart. Zelfdoding sloot men uit. Hij had zijn geweer niet bij zich en revolvers hadden gewone soldaten niet. Verraad? Duitse spionnen? Het incident was rond Rhenen al gauw aan alle soldaten bekend, maar is - voor zover Jan Kelly bekend was - nooit goed duidelijk geworden.

Zo af en toe was Jan enkele dagen naar huis. Donderdagsavonds kwam hij dan aan in Het Krakeel. De hele vrijdag was hij thuis. 's Zaterdags werd de hele dag alweer toegeleefd naar het vertrek van die avond. Om negen uur 's avonds moesten ze met de trein mee. Vóór twaalf uur 's nachts moesten ze op hun kamer zijn, waarbij ze ook nog eens een half uur rijden met de bus in moesten calculeren. Ze hoorden de chauffeur zeggen waar ze reden. De ramen zaten zo dichtgevroren, dat ze niet zagen waar ze waren. Bij het Hof van Gelderland stapten ze uit, liepen zo snel ze konden door de vrieskou naar hun onderkomens en dronken daar nog even een lekkere warme kop koffie rond de gloeiende kachel. Brood hadden ze van huis meegenomen. Onder het eten dachten ze weemoedig: "Tjongejonge, weer een verlof voorbij". De mannen van Jans sectie kwamen geen van allen uit de omgeving waar hij opgegroeid was. Van Krimpen, de adjudant-onderofficier (die in de meidagen zou sneuvelen) noemde alle namen op het rijtje af, als er appel was. Jan kon ze 50 jaar later nog zo opnoemen. Ze waren bewapend met een geweer, waarbij ze 120 patronen hadden, verdeeld over twee patroontassen. Alles moest bij het appel tip-top in orde zijn.

Bij de Duitse inval in Denemarken en Noorwegen in april 1940 werd het verlof eveneens ingetrokken. Geen van de soldaten had er enig idee van wat Hitler nu weer wilde. Een zekere Schroteboer van Zuidwolde, eveneens bij Jans sectie, zei: "Jongens, dit kan niet goed gaan! Dat begrijp je toch wel?" Dinsdag de 7de mei was Jan in de buurt van het station van Rhenen. Hij was bezig met de prikkeldraadversperringen. Een trein vol verlofgangers vertrok van het station. Net toen de trein weg was kwam de militaire politie. Ze waren al te laat. Ze hadden hen tegen willen houden. In verband met de internationale spanningen waren namelijk alle verloven weer ingetrokken. Die avond gingen Jan en zijn kameraden gewoon van Rhenen naar hun kwartieren in Wageningen. Het werd al gewoon dat het verlof zo nu en dan ingetrokken werd. Alles werd ingepakt. Jan ter Buur uit Diever, Jan Kelly's slapie, was in Diever bij een muziekkorps geweest. Hij had zijn hoorn bij zich. Waar moest hij die laten? De hoorn werd in bewaring gegeven bij een adresje in Wageningen, waar ze wel eens op de koffie kwamen. Alle soldaten marcheerden daarop naar Rhenen. Ach, de wolken zouden wel weer overdrijven.......

Jan Kelly's strijd en gevangenneming
Het was vrijdagsmorgens de 10de mei in de vroegte. Het schemerde wat. Hoe laat het precies was, wist Jan Kelly zich niet meer goed te herinneren. De sergeant van de week kwam en riep: "Jongens! Eruit! Alarm!" Jan was één van de eersten die uit bed kwam. Hij had die nacht niet zo vast geslapen. De sergeant wist ook niet wat er aan de hand was. Maar ze moesten er onmiddellijk uitkomen! Alarm! De kerels sprongen uit hun bed, wasten zich en schrokken van het afweergeschut dat losbarstte. Al drie dagen lagen ze in een school in Rhenen. Drie dagen lang was er niets gebeurd. Nu vertelde het afweergeschut genoeg... Het raam uitkijkend zagen ze de vliegtuigen al. Ze snelden naar buiten. Eén van de vliegtuigen kwam voor hun ogen naar beneden. Hij stortte neer, ergens aan de andere kant van de Rijn.

Luitenant Wijnants kwam aansnellen en beval: "Helms op! Vooruit! Helms op! Sta je daar zó?" Wijnants was hun eerste luitenant, hun tweede luitenant heette Bakker en daarboven stond kapitein Van Halewijk. De kapitein kwam en las een proclamatie voor van koningin Wilhelmina. Het was een fel protest tegen de schending van Nederlands grondgebied en de aanval. Overal werden er fietsen gevorderd. De mensen uit Rhenen leverden alles in. Ze kregen een papiertje als bewijs van inlevering. Bij Rhenen en Wageningen hadden al tijden schepen klaargelegen. Deze brachten nu de bevolking van de plaatsen weg. De mensen gingen richting Rotterdam, waar men het veiliger achtte. De evacuatie van Rhenen en Wageningen begon al op de ochtend van de 10e mei. De fietsen werden verdeeld onder de soldaten.

Jan Kelly en zijn sectie werden richting Veenendaal gestuurd. Overal zwierf vee door de weilanden. De Duitsers mochten dat niet te pakken krijgen, werd er geopperd. Het moest achter de Waterlinie gebracht worden. Niemand wist toen nog dat daar de Duitsers ook al waren, in de vorm van parachutisten-eenheden. Het vee wegvoeren en de evacuatie van de bevolking leek dan ook achteraf gezien overbodig, omdat het elders minstens zo gevaarlijk leek, wist Jan zich te herinneren. Jan was druk in de weer met de evacuatie. Het bracht veel onrust met zich mee. Het jongvee in de weilanden danste alle kanten op. Bij Achterberg zat een oude man bij zijn woning. Hij weigerde te vertrekken, ondanks het dreigende gevaar. Overal stonden de huizen leeg, maar hij bleef. De oude man zat wezenloos voor zich uit te staren. Tijdens het afvoeren van het vee brachten de sergeants nieuws. Ze luisterden naar de radio en vertelden direct alles aan de soldaten. Er waren al 100 vliegtuigen van de Duitsers neergeschoten, was een mededeling die de moed er flink inhield. Toen het koeienwerk erop zat, werden ze weer naar Rhenen gestuurd. Jan en zijn kameraden moesten de huizen en de winkels controleren op parachutisten. Ze waren daar vermoedelijk ondergedoken, zo ging het verhaal. Jan liep ondermeer door een kledingmagazijn. Wat zouden die Duitsers prachtig tussen de pakken en jassen kunnen staan, zoals de kleding daar hing... Met een geladen geweer in de aanslag, de bajonet erop, werd de hele winkel doorzocht. Er werd niemand gevonden.

Tegen de avond schoot de luchtafweer nog wel eens, maar alles werd minder. Alles was rustig, was het bericht. Dat de Duitsers al bij Wageningen lagen, was voor de soldaten volledig onbekend. Die avond werden de strozakken uit de school gehaald. De mannen verdeelden zich over de lege woningen van de burgers van Rhenen. Ze sliepen in de kamers, gebruik makend van wat er nog in de woningen achtergebleven was. Ze zetten koffie en legden zich ter ruste.

De 11de mei werden Jan Kelly en zijn kameraden gewekt door granaatvuur. De Duitse artillerie bestookte Rhenen. De aanval op de Grebbeberg was begonnen. "Weg hier!" schreeuwde luitenant Wijnants. "Naar de stellingen!" In de stellingen hadden ze provisorische schuilkelders gemaakt. Zo hard ze konden renden ze naar hun stellingen, bij de spoorlijn. Daar zaten ze dan. Ze konden niets doen, behalve afwachten. De keukenwagen kwam langs met brood en worst. Die worst vonden ze maar niks. Een paar dagen later hadden ze heel wat voor zo'n worst over gehad. In Rhenen hadden ze van die mooie gladde lantaarnpalen, het leek wel wat op graniet. Daar werd het brood en de worst bij neergezet. Ze aten met lange tanden.

De post werd zelfs nog bezorgd, die 11de mei. Jan Kelly ontving een brief van zijn moeder. Dinsdag fietste ze naar de eiermarkt. Ze zag soldaten lopen. Ze vroeg of het verlof misschien ingetrokken was. De Friezen, de Friese troepen die toentertijd een linie bij Hoogeveen vormden, zeiden dat dat inderdaad zo was. Moeder had net voor Jan een paar mooie zwarte hoge schoenen gekocht. Jan las de brief in de loopgraaf, onder het inslaan van de granaten en het terugschieten van de Nederlandse artillerie. Tegen de avond van de 11e mei werd het rustiger. Voor Jan zou de oorlog pas goed beginnen. Ze zouden ingezet worden bij een tegenaanval, met het doel de veroverde voorposten te heroveren. Ze schrokken ontzettend. De Duitsers waren al bij Nude, werd hen verteld. Er was al vuurcontact met het 8ste Regiment Infanterie. Zij zouden een uitval doen, en daarbij gebruik maken van een noodbruggetje over de Grebbe. Eén van de soldaten, afkomstig uit Overijssel, viel flauw bij de mededeling.

Er was geen ontkomen aan. Als soldaten zouden ze hun plicht moeten doen. Ze marcheerden langs het dierenpark. Achter het dierenpark werd er op hen geschoten. Ze vielen plat op de grond. De kapitein was moedig genoeg om te gaan staan en roepen: "Hé daar! Eigen volk". De mannen liepen en kropen verder. In de verte klonken er geweerschoten. Het was een al wat verder opgeschoten eenheid, waarbij ondermeer Henk Schokker van Noordscheschut was, wist Jan zich te herinneren. Die eenheid, de 1ste sectie, was al bij de noodbrug. Vanuit een kazemat werd volop op het lage land voor de berg geschoten. De weerstand was te groot voor een uitval. Een kolonel met een eenheid artillerie kwam de soldaten van Jan's sectie tegemoet rijden. "Mannen hou je taai! Goede moed! Overal slaan onze troepen met geweld terug. De IJssellinie heeft zich flink verdedigd! Ons volk rekent op jullie!", waren de woorden van de kolonel..... terwijl hij terugtrok. Maar de hele uitval werd afgelast. Jan Kelly en de rest van zijn compagnie trokken weer over de berg, richting Rhenen. Ze zochten de burgerwoningen weer op. Ze sliepen, voor zover dat lukte na de indrukken van die dag.

Het werd zondag 12 mei. De kippen achter de woning waren gebleven. Ze hadden de beestjes wat water en voer gegeven en ontdekt dat er eieren waren. Een paar maar. De eieren werden gekookt. De koffie werd naar binnen gewerkt. Ineens begon de artillerie weer te schieten. Ze lagen op de grond in één kamer. De eerste die aan de muur lag was een zekere Beerling uit Coevorden. Daarnaast lagen Van Ien, Sasbrink, en als vierde Jan Kelly. Een granaat sloeg vlak achter hun woning in de grond. De muur werd naar binnen geblazen. Beerling was op slag dood. Van Ien was zwaar gewond aan zijn benen. Hij zou ze uiteindelijk verliezen. Sasbrink bloedde. Jan had het gevoel een klap tegen zijn been gehad te hebben, maar hij was verder nog kerngezond. Onmiddellijk daarop kwam luitenant Wijnants met hospikken. Jan en de andere overlevenden die dat nog konden, werden weer naar hun stellingen gestuurd. Na een aanhoudende artilleriebeschieting kwam het bericht dat ze de fietsen moesten pakken. Ze moesten de berg op, de daar aanwezige troepen versterken. Door de beschietingen waren nogal wat fietsen onbruikbaar geworden. Jan's fiets was nog goed. Het landschap was amper nog herkenbaar. Takken lagen naast de bomen, bomen waren versplinterd. Op de berg werden ze ingedeeld bij stellingen, die samen een complete linie over de berg vormden. De linie zou de Duitse opmars moeten stoppen, voor zover dat nog mogelijk was.

Jan Kelly lag in het noordelijke deel van de linie, in de buurt van het roggeveld waar we nu de erebegraafplaats vinden, in de omgeving van de dierentuin. Jan kreeg van adjudant Van Krimpen een mitrailleur. De loopgraven waren bij plekken zo diep, dat ze volledig door de aarden wallen beschermd waren. Op andere plekken konden ze er overheen kijken en schieten, soms beschermd door ijzeren platen. De M-19 mitrailleurs, het konden volgens Jan ook M-20's geweest zijn, konden op die plaatsen een dodelijk effect op de vijand hebben. Jan zat in een overdekt gedeelte. Het artillerievuur begon toe te nemen. Het zware dreunen daarvan was in de grond te voelen. Er werd hen verteld dat het Franse verdragende geschut op dat moment over de berg heen op de Duitsers vuurde. Dit versterkte hun hoop op de goede afloop. Adjudant Van Krimpen en luitenant Wijnants kwamen regelmatig kijken bij Jan en zijn maten. Ze wezen soms op punten in het gebied voor hen, waarna Jan erop schoot. Eten, drinken en sigaretten waren er toen nog volop. Zo gingen ze de nacht in. Ze werden ernstig gewaarschuwd tegen Duitse sluipschutters, die overal tussendoor kropen. Het wachtwoord was "scherpschutter". Zo nu en dan verlieten soldaten de linie voor een sanitaire wandeling. Dan was het goed dat je het wachtwoord wist. Jan Kelly verliet de loopgraven eveneens. Toen Jan terugkwam hoorde hij: "Halt! Wachtwoord!" Jan schrok er zo van, dat hij zich dat op dat moment niet meer kon herinneren. De andere partij riep: "Bin ie Kelly?" "Ja!", riep Jan opgelucht. Hij was aan de stem herkend. Daarop wist hij ook het wachtwoord wel weer, maar als hij in het donker een te nerveuze soldaat had ontmoet, had het anders af kunnen lopen.

Toen het de 13e mei licht werd, bleek er inderdaad al een indringer bij Jan's compagnie te zijn. Er werd met een revolver vanuit een boom geschoten. Jan Kelly's kapitein trad in contact met de schutter. De Duitser gaf aan, dat voor de Nederlanders alles al verloren was. Ze konden zich beter overgeven. De kapitein werd zo kwaad dat hij de Duitser daarop zelf met zijn revolver uit de boom schoot. Vanuit de Nederlandse linie werd weer regelmatig op de onzichtbare vijand geschoten. De beboste Grebbeberg bood een prachtige gelegenheid voor een bijna onmerkbare benadering van hun loopgraven. De manschappen kregen regelmatig berichten door, waarop de adjudant aangaf waar ze op moesten letten. Het kwam er op neer, dat ze moesten schieten op alles wat bewoog. Als dat gebeurde, bleken de Duitsers er inderdaad al te zijn, zeer dichtbij hun loopgraven. Ze kropen over de grond, gingen op de rug onder het prikkeldraad door en knipten dat door met hun daarvoor meegenomen tangen. Jan kende dat niet van zijn eigen opleiding. Het vuren op de vijand nam steeds meer toe.

Henk ten Kley van Het Hoekje zat op dat moment ook in Jans omgeving. Hij was in de mobilisatie vooral actief geweest bij allerlei timmerwerk, in Wageningen en rond de Grebbeberg. Toen het erop aankwam werd hij de loopgraven ingestuurd. Henk riep: "Kelly! Kelly!" Jan reageerde. Henk weer: "Wij trekt terogge! Gauw, gauw!" Jan zat nog even in twijfel. Moest hij nu zijn mitrailleur mee proberen te nemen? Ineens werd er geschreeuwd: "D'r Aus! Hollander, verdamte Hollander!" Jan zag nog geen Duitsers. Er werd met handgranaten gegooid. Plotseling sprong er een groot beest bij Jan in de loopgraaf. Hij schrok zich wild. Het eerste wat hij dacht was: dit is een beest uit het dierenpark. Het bleek de bouvier van één van de officieren te zijn. De leeuwen waren daarvoor al doodgeschoten, uit veiligheidsoverweging. Weer ontploften er in zijn nabijheid overal handgranaten. Op de loop gaan had geen zin meer. Ook bij hem werd daarop geschreeuwd: "D'r Aus!" Jan legde zijn geweer neer en kwam naar buiten. Hij kreeg een klap met de kolf van een geweer op zijn helm. De helm dreunde hem van het hoofd af. Voor Jan was de strijd afgelopen. Een pijprokende Duitser met een revolver in de hand beval hem mee te komen: "Handen omhoog!"

De gevangenen werden direct ingeschakeld bij het verwijderen van doden en gewonden. Sergeant Broeils uit Baflo had nog weg proberen te komen. Een handgranaat had zijn rug opengescheurd. Jan moest hem aan de kant leggen. De sergeant kreeg nog wat te drinken, maar stierf spoedig daarop. Jan liep onder Duitse geleide langs het roggeland naar de weg over de Grebbeberg. Terwijl ze afdaalden, richting Wageningen, kwam een grote groep SS'ers hen tegemoet. Ze droegen doodskoppen op de helmen. Jan was bij een groepje van ongeveer tien krijgsgevangenen. Eén van de tegemoetkomende SS'ers kwam op Jan af en gaf hem een trap voor de schenen. Jan zei niets. Hij dácht alleen en kon zijn woede alleen in zijn gedachten leggen: "A'k oe ooit later tegenkome, za'k oe d'ogen uut de kop stikken!" Aan de voet van de berg, bij het hotel dat bij de brug stond, lieten de Duitsers verschillende krijgsgevangenen hun uniform uittrekken. Jan mocht zijn uniform aanhouden. De in beslag genomen uniformen moeten gebruikt zijn door Duitse militairen... Jan en de anderen liepen richting Wageningen. Een Duitse wagen met daarop een blikken vlagje en een hakenkruis kwam hen tegemoet. Er zat een hoge officier in. Deze vroeg hem of er ook Fransen waren. Jan antwoordde dat hij die niet gezien had. De auto reed verder.

De aanblik van de omgeving was verschrikkelijk. Overal waren de bomen beschadigd. Delen van boerderijen waren weggeblazen. De varkens liepen buiten. In de boomgaarden lagen de opgezwollen dode paarden van de Duitse artillerie. Overal zag Jan zwarte plekken in de grond: oppervlakkige noodgraven van Duitse doden. Ze liepen over de dijk langs de uiterwaarden rond Wageningen, waar de varkens de tuinen aan het omwroeten waren. Overal lege huizen. In de omgeving van Wageningen werden ze naar een pand gebracht, waarbij de Duitse vlag uithing.

Er kwam een tolk, die hen de opdracht gaf alle messen in te leveren. Jan was de enige met een soort dolk, een Herder-mes. De anderen hadden hooguit een gewoon zakmesje. De Duitsers werden verkeerd begrepen. Het ging hen om de bajonetten en andere lange messen die in een schede gedragen werden. Iedereen haalde zijn mes weer uit de pet van de Duitsers. Toen Jan zijn dolk wou pakken was een andere Nederlander hem net voor. Het mes werd onder zijn ogen weggegrepen. Voor Jan lag er alleen nog een gewoon zakmesje. Jan was hoogst verbaasd dat iemand onder dergelijke omstandigheden nog aan stelen kon denken. Hoe kon een mens zo slecht zijn...

Die middag bleven ze daar. Ze mochten liggen en zitten, als ze maar niet gingen staan. Er werden emmers met water gebracht. Ze kregen te drinken. Tussentijds vertelden de Duitsers hoe goed het wel ging met de Krieg. De Krieg was snel afgelopen. Wat toch jammer van al die doden en gewonden. Wat jammer toch dat Nederland gevochten had. Ze waren alleen maar gekomen om de Engelsen te verjagen! Dat ze dat niet begrepen hadden! Wat jammer toch van al die vernielde huizen en bruggen. Dat ze zich toch zoveel wijs hadden laten maken door hun regering! Tegen de avond kwamen er enkele wagens voorrijden. SS'ers, met de wapens in de aanslag, bevalen hen in te stappen. Waar zouden ze naar toe gebracht worden? Ze reden richting Arnhem, via Renkum en Oosterbeek. Onderweg gooiden omwonenden beschuiten en andere etenswaren in de wagens. Ze werden naar Arnhem gebracht, naar de kazerne. Het zag daar zwart van de mensen, zowel soldaten als publiek. Toen het publiek te dicht bij de krijgsgevangenen kwam, werd het met de kolven van de geweren teruggedreven. De krijgsgevangenen werden in de lege kazerne gedreven. Geen vuur maken, werd hen op het hart gedrukt. Jan zag een stuk brood op de grond liggen. Er hadden al Duitsers geslapen, die dat hadden laten liggen. Hij spuwde het brood weer uit. Het was zuur. Hij haalde zijn zakdoek tevoorschijn om het op de grond uit te spreiden. Op de grond, zijn hoofd op de zakdoek, viel hij die avond van de 13e mei in slaap.

Het was nog donker toen Jan Kelly de 14e mei gewekt werd. Ze werden op vrachtwagens geladen en richting Duitsland gevoerd. Een grenssteen en een bord gaven aan dat ze in Duitsland waren. Ze werden opgevangen in een tentenkamp, maar een eindje van de Nederlandse grens verwijderd. Met goederenwagons werden ze verder Duitsland ingevoerd, de zondag na zijn gevangenneming. Hij werd misselijk van de cementlucht en het schommelen. Van de cement lag nog een laagje op de bodem van de wagon. 's Maandags kwamen ze aan in Nieuw-Brandenburg. Na een eind lopen zagen ze de barakken van hun krijgsgevangenkamp. Jan werd in barak 19 ondergebracht. Uit die tijd stamt de zelf gesneden houten lepel, die hij na zijn krijgsgevangenschap mee naar huis nam. De 11e juni mocht hij weer naar Nederland na een periode van ontberingen. Het werd de gevangenen meegedeeld door Rudolf Hess.

Tot zover het verhaal van Jan Kelly.

Bron: Albert Metselaar

3077