Verhoor van reserve-kapitein der Jagers W.H. Bückert

26 Augustus 1940.

Verhoor van den reserve-kapitein der Jagers W.H. Bückert, ingedeeld als
Commandant I-24 R.I., Huisadres Thorbeckelaan 269 te 's-Gravenhage. Thans
bij 83 Korps Opbouwdienst (O.D.) Staf te Elst. (G.) (Betuwe).
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------

      Mijn Compagniescommandanten waren:
1-I-24 R.I. Kapitein Van Wezel Errens
2-I-24 R.I. Kapitein Van Heyst
3-I-24 R.I. Kapitein Nikkels
M.C.-I-24 R.I. Kapitein Stroomberg.

      In den nacht van Zaterdag 11 Mei op Zondag 12 Mei kreeg ik een schriftelijke order van Commandant Veldleger door Luitenant Brok om mijn bataljon ter beschikking te stellen van Commandant IIe Legerkorps bij kilometerpaal 101, kunstweg Amerongen - Elst.
      Ik ben aldaar aangekomen en het bataljon opgesteld in het begroeide terrein ter zijde van den weg, pl.m. 5.00 uur Rust.
      Treinen waren op de door mij vastgestelde plaatsen. Te ongeveer 12.00 - 13.00 uur kwam een ordonnans-officier van Commandant IIe Legerkorps zich op de hoogte stellen van den toestand van het bataljon. Het bataljon moest terug naar Amerongen, voor de kwartieren zou Commandant I-16 R.A. Majoor Loke zorgen. Dit was te pl.m. 14.30 uur en er zou te 17.00 uur gegeten worden. De troep had gerust, moreel goed, ongeschokt.
      Te 17.00 uur meldde zich kapitein Dijkstra van Staf IVe Divisie. Het bevel luidde dadelijk naar de Grebbeberg te gaan om een tegenstoot te ondernemen. Het bataljon op te stellen in een vak Noord van de weg Rhenen - Wageningen, voorste lijn bij driesprong bij Hotel Grebbeberg (weg naar Grebbe en Heimersteinschelaan), frontbreedte 800 meter (is pl.m. tot aan de Levendaalsche laan). Mijn opmerking dat dit te breed was, gaf aanleiding deze te verminderen tot pl.m. 400 meter; ten slotte is het geworden 4 à 500 meter.
      Inlichtingen konden mij niet worden verstrekt, in geen enkel opzicht; alleen 8 R.I. en de stoplijn. Kapitein Dijkstra kon zich desgevraagd niet legitimeeren; één mijner officieren is toen naar de telefoon gegaan, getelefoneerd met IIe Legerkorps om bevestiging.
      De maaltijd mocht niet meer gebruikt worden; eten is achter gebleven.
      De tegenstoot moest voordat de nacht inging nog worden ondernomen. Dit bevreemde mij in dit voor ons totaal onbekend terrein. Vertrokken uit Amerongen in volmaakte orde. Ik, met Luitenant-Adjudant, Kapitein Dijkstra en eenig personeel vooruit per rijwiel, tevens met de 4 Compagniescommandanten.
      Volgorde 2 - 3 - 1 - M.C. met order de weg naar Rhenen te vervolgen. Niet gegeten, het was pl.m. 17.15 uur. Het bataljon was gedeeltelijk op rijwielen, tempo marschtempo. Over Elst en Remmerden; ik ontmoette de kapitein Van Buuren, wien ik verzocht om inlichtingen over de situatie op de Grebbeberg. Hij kon mij toen niet inlichten. Ik hoorde van 8 R.I., een deel van 19 R.I. en een eskadron huzaren op rijwiel Zuid van de weg.
      Ook de kapitein Puffius kon mij geen inlichtingen geven: IK gaf de volgende orders:
rechtervoorcompagnie: 2-I
linkervoorcompagnie: 3-I
aan elke compagnie toegevoegd 1 Sectie zware mitrailleurs
Rest in reserve: 1-I (het zwakst aan officieren) en Mitrailleur Compagnie (minus 2 sectiën)
Drie sectiën in voorste lijn, front 200 meter, reserve 150 meter achter de voorcompagnie.
      Ik gaf deze bevelen aan de Compagniescommandanten bij kilometerpaal 107, pl.m. 18.30 uur. Hier zijn de rijwielen achtergelaten.
      - Ik moest bereiken het riviertje de Grebbe (doellijn) -
      Mij werd aangewezen waar de stoplijn lag, ik wist, dat ik die passeeren moest. Waar de vijand was kon mij niet gezegd worden; ik kon hem slechts verwachten op de Grebbeberg. Ik liet de munitie aanvullen uit de Goederentrein.
      Het bataljon is vrij en ongestoord door Rhenen gekomen; geen vijandelijk artillerievuur.
      Ik ontmoette te 18.30 - 19.00 uur ongeveer 500 meter voor de weg naar de pont bij Rhenen de majoor Landzaat op de duo van een motorrijwiel. Majoor Landzaat wist niets van mijn bestemming. Hem vroeg ik inlichtingen. Hieruit maakte ik op dat eigen troepen op elkaar schoten en dat er uit de boomen geschoten zou kunnen worden. Ik heb de troep toegesproken, ook over de Duitschers in de boomen. De stemming was goed.
      Rhenen is doorgetrokken met behoorlijke tusschenruimten; tot bij de brug (viaduct) was er niets bijzonders.
      Voor de brug kwam ik nog tegen Kapitein Hulleman, Commandant Verbindingsafdeeling van 8 R.I.; namens Commandant 8 R.I. vroeg hij de beschikking over 2 Sectiën en 1 Sectie zware mitrailleurs; ik maakte er uit op dat zij mij links moesten dekken. Hiertoe aangewezen 2 Sectiën van 1e Compagnie onder Commando van den vaandrig Terpstra en 1 Sectie zware mitrailleurs onder een sergeant. Sectiecommandant Luitenant Quaedvlieg bleef bataljonsreserve.
      De Commandant 8 R.I. bleek mij op de hoogte te zijn van mijn tegenstoot, ik kreeg geen schriftelijke bevelen van Commandant IVe Divisie, noch van andere Commandanten. Omtrent de gezagsverhouding was niets geregeld. Ik gaf aan het bevel van Commandant 8 R.I. gevolg omdat ik er mijn voordeel in zag. Over de brug gekomen is eerst de 2e Compagnie de weg links, pl.m. 50 meter voorbij de kunstweg, ingegaan en ontwikkeld. De 3e Compagnie is de kunstweg ingegaan om links van de 2e Compagnie te komen. Ik was op dat oogenblik bij de garage aan de groote weg; de 1e Compagnie (minus 2 Sectiën) enz. was bij de brug.
      Mijn aandacht werd toen getrokken door een vlucht wielrijders (huzaren) van de Grebbeberg, ca. 19.00 - 19.30 uur. De duisternis viel in. Ik, de Luitenant-Adjudant en een paar man hebben deze met pistool tegengehouden. Er was hier een luitenant bij, met een dubbele naam, mij verder onbekend. Ik heb den luitenant gelast deze menschen te verzamelen en gezegd, dat hij mijn rechter flank dekking was en zijn oorspronkelijke opdracht uit te voeren.
      Intusschen ben ik de zijweg ingegaan; de 1e Compagnie midden achter als reserve (niet gewijzigd door de terugtocht der huzaren).
      Gezichtsverband met de 3e Compagnie had ik niet. Deze Commandant bevolen de opdracht sneller uit te voeren. Er werd vanuit de huizen aan de weg geschoten (19.00 - 19.30 uur) achter ons. Ik meende, dat dit Duitschers waren.
      Toen bleek mij uit berichten, dat 3e Compagnie niet vooruit te krijgen was. Er was uit de huizen op onze troepen geschoten. Of er gesneuvelden en gewonden waren weet ik niet. Mijn Commandant Verbindingsafdeeling en eenige menschen gestuurd in de richting van het vuren van de huizen, roepende ophouden met vuren. Het werd reeds duister. Er is opgehouden, pl.m. 20.00 uur. De 1e Compagnie heeft in het bosch daar drie krijgsgevangenen gemaakt (pl.m. 20.00 uur). Dat er personeel van 24 R.I. toen reeds in de stoplijn was is mij niet gemeld (zie verslag Kapitein Alewijk).
      De 2e Compagnie ging vooruit. Toen de 3e Compagnie niet kwam en zooals later is gebleken achterbleef, de 1e Compagnie naast de 2e Compagnie ingezet. Een gedeelte van de 3e Compagnie dat toch in het terrein was gegaan, is in het duister in draadversperring vastgeloopen. Deze compagnie is uit elkaar gevallen. De 2e Compagnie intusschen aangekomen in de lijn voor het Dierenpark, alles was even donker (pl.m. 20.30 uur). Met mijn staf ben ik gekomen aan den Oostrand van het hooge bosch. Op dat oogenblik zijn wij niet verder gegaan; het bevel gegeven om de aanval te staken, het was stikdonker. De treinen zijn in Amerongen gebleven. De Gevechtstrein is naar Amerongen teruggekeerd. Ik had roepverband met de 2e Compagnie, die ik goed kon hooren; ook hoorde ik Duitschers.
      Zelf ging ik met mijn staf 100 meter achteruit teneinde bij het ochtend gloren schootsveld te hebben. Te pl.m. 21.30 uur een uitvoerig schriftelijk bericht aan Commandant IVe Divisie en situatie gemeld en voorts, dat ik daar den nacht zou afwachten en bij ochtend gloren naar voren zou gaan.
      Een berichtenpost (dubbelpost) geplaatst Oostzijde van de brug en dit gemeld aan Commandant IVe Divisie. Deze ordonnans niet teruggezien. Toen kwam ik toevalligerwijze bij commandopost 8 R.I. Mij niet gemeld bij Commandant 8 R.I., Commandant 8 R.I. toen telefonisch mijn situatie aan Commandant IVe Divisie gemeld.
      Ik had toen nog goed verband met de 1e en 2e Compagnie (pl.m. 22.00 uur). Dat ik de stoplijn zou moeten versterken is mij nooit bevolen (zie verslag Commandant 8 R.I.); ik moest de Grebbe bereiken.
      Bij deze commandopost is geen vrachtauto van 24 R.I. geweest (zie verslag Commandant 8 R.I.). De 3e Compagnie was ik op dat oogenblik kwijt. Ik ben dien nacht in die commandopost gebleven, bepaalde redenen daartoe kan ik niet aanvoeren. Een gedeelte van mijn Commandogroep is buiten gebleven; enkele met mij in de commandopost.
      In den vroegen morgen heeft de Luitenant-Kolonel Hennink mij gezegd de commandopost te verlaten. Gedurende den nacht na 22.00 uur heb ik geen contact gezocht met Compagniescommandanten. In den vroegen morgen ben ik deelen van de 2e Compagnie kwijt geweest. Ik kreeg den indruk dat een gedeelte is teruggevloeid. Ik heb ook gehoord van teruggetrokken onderdeelen. Ik had bij mij pl.m. 40 man van mijn Commandogroep en van den Luitenant Quaedvlieg. Ik kreeg een sergeant om mij den weg te wijzen naar de stoplijn.
      Deze sergeant heeft mij gebracht naar den commandopost van Kapitein Hakkert; zonder dat dit mijn bestemming was, ik ben daar terecht gekomen; ik had oostelijk vooruit terecht moeten komen in de stoplijn.

Voorgelezen, volhard en geteekend in concept,

w.g. W.H. Bückert.

De Kolonel,
w.g. D.M. Lucardie.

De Majoor,
w.g. F.A.J. de Klerck.

De Kapitein,
w.g. U. de Stoppelaar.

Voor eensluidend afschrift,
De Kapitein,
(get.) J.K.H. De Roo van Alderwerelt.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 6.66 MB)