Verklaring van eerste luitenant J.A.C. Bartels

1e Luitenant (tegenwoordig Ritmeester) J.A.C. BARTELS van 1-4 R.H., verklaart bij
zijn verschijning voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 17 April 1947:
--------------------

  Ik was als Luitenant toegevoegd bij Ritmeester FEIST van het 1e Eskadron 4e Regiment Huzaren.
  In den nacht van 12 op 13 Mei 1940 hadden wij stelling genomen in de loopgraaf West van de Spoorbaan Noord van het viaduct. Ik heb mij daar in verbinding gesteld met Kapitein GELDERMAN die 50 meter West van het viaduct lag richting Rhenen. Toen het licht werd plm. 5 uur zag ik 2 Pag. trekkers met 2 stukken pantserafweer aangehaakt plm. 120 à 130 meter Noord van den weg Rhenen - Wageningen.
  Hierna heb ik contact opgenomen met Luitenant SCHEEPSTRA die 3 à 400 meter Noord van den grooten weg lag met 1 sectie Infanterie iets terug van de spoorbaan. Ik had DAMVELD meegenomen als dekking. Hij meldde zich toen vrijwillig om de Pag. te gaan halen, waarna Luitenant SCHEEPSTRA zei: "dan ga ik ook mee". Zij zijn achter langs een omweg tot de westelijke toegang van het viaduct gegaan tot zij kwamen Oost van het huisje dat noord van het viaduct staat, daarna zijn zij aan den noordelijken kant van de brug in gebukte houding langs de balustrade gegaan, waarna ik ze naar het noorden zag gaan. Zij zijn gaan zitten in de 1e Pagtrekker, waarna zij de wagen startten, zij hoefden den wagen niet te draaien. Het stuk werd overgenomen door Luitenant HOLLERT. Dit stuk hebben zij gehaald steeds onder vuur dat kwam vanaf de overkant van het viaduct en was gericht op het stuk Pag. DAMVELD kwam bij mij terug en zei: "Luitenant, ik heb het stuk gehaald en ben er goed afgekomen, alleen gaten in mijn jas". Ik weet niet meer wie er gereden heeft, Luitenant SCHEEPSTRA of DAMVELD. DAMVELD heeft zich gemeld vóór Luitenant SCHEEPSTRA. Toen DAMVELD terug was heeft hij zich weer aangemeld om het 2e stuk Pag. te gaan halen, maar ik wilde het risico niet aan omdat het vuur te hevig was.
  Het stuk Pag. werd in stelling gebracht op 150 meter van de spoorbrug (opmerking kantlijn: "bedoeld wordt Viaduct"), deze kon niet meer vooruit omdat het viaduct te hevig onder vuur lag.
  Op een gegeven moment werden wij in de rug beschoten vanuit de huizen die achter ons lagen. Ik heb contact opgenomen met Kapitein GELDERMAN die 25 à 30 meter van de groote weg aflag. Ik heb verder die huizen onderzocht, aanvankelijk alleen, later kwam DAMVELD bij mij, die zonder daartoe opdracht gekregen te hebben meeging. Wij vonden echter niets.
  Inmiddels was Ritmeester FEIST naar de commandopost van het Regiment gegaan en had mij het commando van het Escadron overgedragen. Kort daarna kwam er enorm artillerievuur op de loopgraaf. Er kwam gedeeltelijk vijandelijk vuur vanaf de richting Wageningen, gedeeltelijk vuur schuin over onze loopgraaf. Dit schijnt artillerievuur te zijn geweest om de brug tot springen te brengen. Ik heb mij toen met Luitenant VAN LYNDEN langs de troepen begeven om de menschen gerust te stellen.
  1e Peloton lag van zuid naar noord onder Luitenant JANINCK, daarna een Wielrijders patrouille, daarna 1 peloton onder Cornet-vaandrig LAURILLARD, daarna 1 peloton onder Luitenant VAN LYNDEN, waar de harde weg naar de spoorbaan een knik maakt en overgaat in een landweg. Toen het artillerievuur losbarstte was ik juist bij Luitenant VAN LYNDEN, omdat ik daar beter uitzicht had op het voorterrein, Luitenant LAURILLARD was verontrust door de kruitdamp die naar binnen kwam en dacht dat het gas was. Hij vroeg mij om de gasmaskers op te laten zetten. Om geen paniek te krijgen heb ik de gasmaskers laten opzetten tot de kruitdamp was opgetrokken. Daarna kregen wij een aanval van vliegtuigen (stuca's). De 1e aanval was gericht op de infanterie. Met Luitenant VAN LYNDEN heb ik hierop geschoten met een karabijn. De 2e aanval was op ons gericht waar wij ook op hebben geschoten. Op dat moment dekten zich de manschappen. Bij ons vielen de treffers op het talud.
  In den loop van den middag heeft Ritmeester FEIST order gegeven terug te trekken op Remmerden, ik meen op bevel van Overste van SWINDEREN.

  Betreffende Luitenant VAN LYNDEN: Ik heb van hem veel steun ontvangen. Hij heeft alle mogelijke moeite gedaan om de taak die ik had zooveel mogelijk te verlichten, ook was hij een goed voorbeeld voor de troep, en behield ook in moeilijke omstandigheden zijn gevoel voor humor.

  Betreffende Luitenant SCHEEPSTRA: Deze was ook uitstekend.

  Betreffende cadet-vaandrig LAURILLARD: Deze heeft zich ook flink gedragen en had ook gevoel voor humor. Na de stuca aanval toen ik langs de troepen liep kwam ik bij hem en vroeg of hij nog bijzonderheden had, waarop hij antwoordde: "het werkt bepaald laxeerend".

's-GRAVENHAGE, 17 April 1947.

(get.) J.A.C. Bartels.

Opgem.: J. v.d. B.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.54 MB)