Verklaring van cornet B.J. Coppoolse

Cornet B.J. Coppoolse, van 3-II-19 R.A., verklaart bij zijn verschijning
voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 6 Februari 1947:
--------------------

Ik was bij de 3e Batterij onder commando van Kapitein Exter.
Onze batterij lag ongeveer 200 Meter in zuid-westelijke richting van Hotel Grebbeberg op de Grebbeberg.
Plm. 5 uur in de morgen van 10 Mei hebben wij onze stelling betrokken. Ik was commandant van de rechter sectie.
Wij begonnen eerst onze geschutsopstelling af te werken en te camoufleeren bij de rand van het bosch. Het linker stuk was nog niet tegen vuur beschermd, alleen het rechter stuk was klaar. Gedurende den dag hebben wij graafwerk verricht. De boomen voor ons vormde een hindernis om goed te kunnen vuren, wij konden niet horizontaal schieten. Wat precies de kortste afstand was waarop gevuurd kon worden weet ik niet meer.
Tegen de avond van 11 Mei hebben wij vuur afgegeven in noord-oostelijke richting. 26 Kaartvuren waren voorbereid. Uitwerking hiervan weet ik niet daar de waarneming geschiedde door anderen.
Bij het stormvuur op 12 Mei (opmerking kantlijn: "11 Mei, 19.30 uur?") is er 1 of 2 ontijdige springer geweest waardoor het rechter stuk niet meer kon deelnemen aan het stormvuur. Hierna is niet veel meer gevuurd. De vijand drong meer op naar het noorden waardoor wij niet meer konden schieten. Majoor de Groot heeft getracht van boven af vuurbevelen te krijgen heb ik gehoord, doch kreeg geen opdracht om te vuren. Ik denk mede in verband dat wij geen schootsveld in noordelijke richting hadden.
Achter ons op plm. 100 à 200 Meter afstand lag een ingegraven keuken met 1,5 Meter zand die wij gebruikten voor schuilplaats, ook een schuilplaats die lag in een tuin van een particulier huis aan de weg.
Bij de stukken bleven altijd 3 man achter. (per stuk). De Batterij Commandant Kapitein Exter was steeds in de keuken. De Commando post van Majoor de Groot lag plm. 300 Meter west van Hotel Grebbeberg.
Achter de stukken was een opstelling voor de Batterij Officieren. Ik verzorgde de verbinding tusschen de Batterij Commandant en de stukken. Wij werden voortdurend beschoten. Tijdens een hevig bombardement zat ik met Kapitein Exter in de keuken, later bleek de verbinding verbroken te zijn en heb getracht de verbinding te herstellen maar het bleek echter op meerdere plekken te zijn stuk geschoten. Daar geen van de ordonnancen durfden ben ik zelf naar Majoor de Groot gegaan, in opdracht van Kapitein Exter, daar ben ik geruimen tijd gebleven.
De verbinding van Majoor de Groot met Overste Enklaar was ook verbroken, zijn commandopost lag noord van Elst. Waar Overste Enklaar was toen wij in stelling waren weet ik niet.
's Middags plm. 12 uur zagen wij infanteristen terugvloeien. Majoor de Groot wilde nog een mitrailleur opstellen om de terugvloeiing te voorkomen. Hierna kwam een ordonnans bij Majoor de Groot met het bericht, ik meen schriftelijk, dat wij terug moesten. Met een vrachtauto ben ik naar mijn batterij gegaan waar ondertusschen vuur op was geweest. De batterijbezetting was al op initiatief van Kapitein Exter aan het terug trekken. De Kapitein met de helft van de bezetting kon op de auto en zijn westelijk van Rhenen gereden. De stukken bleven achter. De Batterij-Officier Goedel heeft nog geprobeerd de stukken onklaar te maken wat niet gelukte.
Westelijk van Rhenen kwam de Staf en de Batterij bij elkaar. Ondertusschen waren hier 2 trekkers doorgekomen die 2 kanonnen hadden weggehaald, in opdracht van Majoor de Groot.
Ons nieuw verzamelpunt was bij Kasteel "Amerongen". Hier hebben wij allemaal fietsen genomen die daar lagen en teruggefietst West van Rhenen. Onderweg werden wij door Kapitein Greter opgehouden. Hij was een oud Commandant van mij van het 5e Regiment artillerie, en probeerde de infanteristen die terug kwamen tegen te houden. Tegen ons heeft hij niets gedaan, wij hadden opdracht terug te trekken. Ik reed vooraan in de colonne. Toen er 23 infanteristen aankwamen die hij tegenhield, stelde hij mij als commandant hierover aan en moest terug naar de Grebbe. Dit heb ik gedaan, half vrijwillig, half in opdracht.
Onderweg ontmoette ik een officier van de vuurregelingsdienst van de Regimentsstaf, die mij opdroeg om te kijken hoe of het met de Batterij stond, hij gaf mij ook het code nummer op van de Regimentsstaf om hem hieromtrent te berichten.
Ik heb eerst mijn troep laten eten. Hier is nog appèl gehouden waarop 23 namen voorkwamen.
Hierna op weg gegaan, door het bosch, wij kwamen toen bij een loopgraaf in het bosch. Ik had toen nog slechts 1 Sergeant bij mij en 2 manschappen plus 1 lichte mitrailleur. De rest was weggekropen in het bosch. In de loopgraaf waren nog enkele andere menschen en kwamen er steeds meer bij.
Als er iets bewoog aan de overkant schoten de menschen maar, je kon echter niet zien of het Nederlanders of duitschers waren. Ik ben eerst naar Hotel Grebbeberg gegaan om te bellen. Mijn batterij opstelling was ik onderweg gepasseerd, deze stond er nog onbeschadigd. In Hotel Grebbeberg was geen telefonische verbinding meer evenmin in geheel Rhenen. In Hoofdverbandplaats "Kurheuvel" kreeg ik een rijwiel van een dokter waarmede ik naar Elst ben gefietst. Bij een verbindingsafdeeling hier heb ik gebeld naar de regimentsstaf en hen omtrent de batterij ingelicht. Mede geïnformeerd waar ik mijn troep kon vinden, scheen echter niemand te weten. Hierop ben ik naar Kasteel Amerongen gegaan waar de troep vermoedelijk zou zijn. Hier trof ik een artillerieafdeeling aan van de divisiestaf, die mij uitvroegen omtrent de toestand.
Ik ben toen met een ordonnans achter op de motor naar Leersum gegaan. Even buiten de poort van het kasteel trof ik een Batterij van onze afdeeling met 2 stukken die mij inlichtte dat ik mijn Batterij in Leersum kon vinden.
In Leersum aangekomen meldde ik dat tractoren zouden komen om de stukken van onze batterij op te halen. Deze tractoren kwamen plm. 4 uur in de ochtend aan. Hierna zijn wij met de heele Batterij teruggegaan naar Rhenen. Onderweg zagen wij vrij zwaar artillerievuur op Rhenen. Wij hebben toen eerst het daglicht afgewacht, waarna Kapitein Exter, een officier, een chauffeur en ik op verkenning uitgingen. Midden in Rhenen hebben wij stil gehouden, Kapitein Exter en de officier gingen hierop in een schuilloopgraaf. De chauffeur en ik zijn doorgeloopen naar het viaduct. Door het vijandelijk vuur was het onmogelijk over de brug te komen. Ook een Ritmeester van de Huzaren zei ons dat het onmogelijk was. Hierna zijn wij terug gegaan naar de tractor waarna wij allen teruggingen naar de Batterij.
Betreffende de chauffeur. Deze was niet bang.

's-Gravenhage, 6 Februari 1947.

(get.) B.J. Coppoolse.

Opgem. door: J.v.d.B.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van M. Kerkhoff.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.92 MB)