Verklaring van dienstplichtig sergeant D. Hulshof

Verklaring afgelegd door den Dpl. Sergeant D. Hulshof van M.C.-I-8 R.I.
in de vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen op 27 Januari 1947.

  De week waarin den oorlog uitbrak was ik sergeant van de week.
  Op 9 Mei 1940 lag ik in de school aan den Achterbergschenstraatweg. Na het alarm is mijn sectie als deel van de compagnie te 23.30 uitgerukt. Bij hotel de Grebbe ging ik met de sectie rechtsaf het bosch in. In het bosch splitste de sectie zich en bleef ik met 8 of 9 soldaten achter (omdat ik weekdienst had gehad) bij koepels 5 en 6. De rest ging weer naar de school terug. Toen deze onderdeelen op 10 Mei 's morgens weer terug kwamen ging ik met mijn menschen naar koepel 7. Tevoren had ik het stuk reeds schietklaar gemaakt en de munitie van de patroonkarren gehaald. Toen ik nog bij koepels 5 en 6 was belde de kapitein Dales mij op en deelde mede dat toestand 4 was ingegaan. Er kwamen veel vliegtuigen over; ik zag in de Betuwe verschillende toestellen naar beneden komen. Bij koepels 5 en 6 stond ook zwaar luchtdoelgeschut.
  Den 10de Mei verliep verder rustig. Van 10 op 11 Mei begon het vijandelijk artillerievuur, hetgeen in den nacht van 11 op 12 Mei op zijn hevigst werd. Een vijandelijk mitrailleur, oprukkende uit de richting Wageningen, maakte het ons erg lastig. Dezen mitrailleur hebben we het zwijgen opgelegd.
  Op 12 Mei schoten wij in het voorterrein de boerderij "Livonia" in brand. Tengevolge van den rook hadden we toen weinig zicht meer. Dien dag kregen we een voltreffer op de schuttersopstelling naast koepel 7. De borstwering stortte ineen, doch personeel werd niet gewond. Ik zat met de no's 1, 2 en 3 in koepel 7; in koepels 5 en 6 zaten sergeant Dekker en een jonge sergeant, die naar ik meen van Dalen heette en elders is gesneuveld. Sergt. Van Meeteren zat in een aparte opstelling bij koepels 5 en 6. De eerste twee dagen is Van Meeteren geregeld bij mij geweest, later ging dat niet meer tengevolge van het hevige vuur.
  Van Zaterdag op Zondag brak de afvuurstang van ons wapen. Ik gaf te kennen zelf een nieuwe te zullen halen uit den gereedschapskist, die zich bij sergt. Van Meeteren bevond, doch soldaat Groot-Wassink bood zich hiervoor aan en heeft den stang inderdaad gehaald. Bij zijn terugkomst was hij eenigszins zenuwachtig. De afstand, die hij door open bosch had moeten afleggen, bedroeg ongeveer 500 meter. We hadden tengevolge hiervan een oponthoud van een half uur.

Klik hier voor een uitvergroting
Het voormalige huis van De Ridder gezien vanaf koepel 7 (2003)
  Op 1e Pinksterdag kwamen de Duitschers tot vlak voor ons aan de Grebbesluis; ze klommen tegen den berg op. Een soldaat zei tegen mij: "Ze zitten in de villa van de Ridder, de loopen steken door het dak". Ik heb hem gerustgesteld en gezegd dat het eigen menschen waren. Even later zag ik de Duitschers vanaf de Cuneraweg naar ons toe komen. De pag, die voor ons stond, werd omsingeld; de bediening ervan stond met de handen omhoog. Op dat moment hebben we over deze groep heengeschoten, hetgeen waarschijnlijk per ongeluk geschiedde. Tengevolge van den dooden hoek konden we op de Duitschers geen vuur uitbrengen. Het gevolg van ons vuren was echter dat we zelf treffers in de schietsleuven kregen. De soldaten riepen: "We zijn verloren", doch ik gaf te kennen, dat we nog terug konden. Ik had van mijn stuk toen nog 3 man over. Een paar etenhalers, die ik weggestuurd had waren niet teruggekeerd; ook waren eenige van mijn menschen naar sergt. Van Meeteren gegaan. We hadden vanuit onze loopgraven een trap gemaakt naar een wandelpad (holle weg). Door dit wandelpad gingen wij naar de kweekerij van de Ridder, die door een muur was omgeven. Achter langs dezen muur kwamen wij bij koepels 5 en 6. Deze lagen onder vuur en waren verlaten. Ik ben toen verder teruggegaan de helling af en kwam aan den steenweg, die links onder om den berg loopt, bij een soort hulpverbandplaats. Een hospitaalsoldaat met een gewonde kwam ik tegen. Soldaat Bos viel onderweg, het bloed liep uit zijn mond, doch hij bleek niet gewond te zijn. Beneden aangekomen heb ik mijn drie menschen naar achteren gestuurd. Zelf wilde ik naar Lt. v.d. Grijp. Over de Grift zag ik een sergeant S.R.O.I., aan wien ik een teeken gaf niet te vuren. Ik ben met een zolderschuit over den Grift gegaan en ben in den loopgraaf van dezen sergeant (vaandrig v. Beers) gesprongen. Een half uur ben ik daar bewusteloos geweest. De koepel (3a) lag bij mijn aankomst onder artillerie- infanterie- en mitrailleurvuur en had geen verbinding meer met Lt. v.d. Grijp.
  Op 13 Mei 's avonds werd het rustiger, en op 14 Mei hoorden wij niets meer. Met een sergeant van een tirailleursgroep in de nabijheid sprak ik af dat wij op patrouille zouden gaan. Hij ging in de richting van den Grebbesluis; ik in de richting van den Rijn. Ik ben met een soldaat den loopgraaf uitgekropen en zag dat Duitschers de Betuwe introkken. Plotseling verscheen een Duitsche motorboot met matrozen op den Rijn. Wij werden echter niet ontdekt. De sergeant die van de Grebbesluis terug kwam meldde dat de brug, die geheel vernield was, weer gedeeltelijk hersteld was en dat de Duitschers Rhenen binnen rukten. Wij hadden geen drinkwater meer en hebben ons overgegeven. De Duitsche pontonniers die aan de brug werkten namen ons gevangen. Zij waren verbaasd dat wij nog in het terrein waren en deelden tevens mede, dat de capitulatie op handen was. Het was toen tegen 4 uur 's middags. Ik heb nog aan de brug gewerkt en bovendien 3 Nederlandse militairen begraven. Woensdagmorgen ben ik naar Arnhem vervoerd.
Klik hier voor een uitvergroting
Een deel van de ommuring van de (indertijd) aanwezige kwekerij van De Ridder (2003)
  Ik weet niet of de artillerie-waarnemingspost bij koepels 5 en 6 is stuk geschoten. Wel stond daar een huisje van de Luchtdoelartillerie, waar op den eersten dag een voltreffer uit een vliegtuig viel.
  Sergeant van Meeteren die de beide eerste dagen bij mij is geweest was steeds rustig. Dat hij later niet meer geweest is kan ik hem niet kwalijk nemen, het was niet te doen.
  Sergeant van Buren ken ik niet.
  Kapitein Collette ben ik op den berg tegen gekomen op 12 Mei toen ik terug trok naar koepels 5 en 6. Hij hield mij aan en vroeg waar ik naar toe moest. Ik antwoordde dat ik naar Lt. v.d. Grijp ging. Hij zeide dat ik weer naar voren moest. Hij was alleen en zenuwachtig.
  De tirailleurs die voor ons zaten waren allen verdwenen, alleen de pag. zat er nog.
  Ik had met sergeant van Meeteren afgesproken dat, als uit koepels 5 en 6 twee schoten zouden worden gelost ik aan het vuur zou deelnemen. Op het laatst heb ik veel afsluitingsvuur gegeven. Ik heb niet op eigen stellingen die zich overgaven gevuurd. Ik heb niet met de witte vlag zien zwaaien.
  In koepel 7 werd ik niet gesteund door eigen artillerie. Op Wageningen heb ik den 1e dag eigen artillerievuur zien vallen, verder kan ik mij niet meer herinneren of er elders nog vuur is gevallen.

's-Gravenhage, 27 Januari 1947.

D. Hulshof.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.34 MB)