Verklaring van dienstplichtig sergeant H.A.J. Thomassen

Dienstplichtig Sergeant Thomassen, H.A.J., van de Staf 8 R.I., verklaart bij zijn
verschijning voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 24 Juli 1947:
---------------------

  Op 12 Mei 1940 kreeg ik opdracht van Overste Hennink om een zware mitrailleur die waarschijnlijk verlaten was met mijn licht mitrailleur te bezetten. Het mitrailleurnest lag buiten de commandopost, Noord-Oost van de stelling, en had uitkijk op de inundatie. Ik ben daar met 5 man heengegaan. Toen wij daar aankwamen was deze nog niet verlaten. De Sergeant (naam weet ik niet) zat in een betonnen onderkomen, de andere manschappen zaten in houten schuilnissen. Zij dachten eerst dat wij Duitsers waren, toen zij ons hoorden praten kwamen zij te voorschijn. De bomen lagen daar behoorlijk door elkaar en volgens de Sergeant was er een voltreffer op het betonnen onderkomen terechtgekomen. Hierna zijn wij weer teruggegaan.

  13 Mei kreeg ik opdracht van Overste Hennink om bij hem in de commandopost te komen. Hij was niet in de commandopost, maar ik vond hem in de stelling. In het onderkomen kreeg ik van de Overste het vaandel in handen, ik meen dat Kapitein Wolters het had afgesneden. De Overste wikkelde het vaandel om mijn middel. Ik moest de vlag met een bericht brengen naar de Divisie Staf. (In het bericht werd meen ik gevraagd om versterking). Ik ben de stelling uitgegaan bij de Noordelijke uitgang, richting Achterberg. Soldaat Remie kreeg ik mee. Wij zijn de weg ingeslagen in zuidwestelijke richting. Op een kruispunt zijn wij afgeslagen, en kwamen zo bij de Divisie Staf, welke geheel was verlaten.
  De commandopost van Overste Hennink heb ik met soldaat Remie verlaten om 19.35 uur. In het verslag heb ik abusievelijk vermeld 17.35 uur.
  Toen wij van de Divisie Staf kwamen, die verlaten was, zijn wij doorgegaan naar IJsselstein, waar wij de volgende morgen om 4 uur aankwamen. Dit blijf ik volhouden.

  Betreffende Kapitein Hulleman: Ik vond hem buitengewoon flink in de tijd dat ik hem heb meegemaakt. Hij sprak de jongens moed in. Om een voorbeeld te noemen: toen ik naast hem stond nam hij een geweer van een van de jongens af en zei: "kijk, daar zit een gecamoufleerde Duitser in de boom" en schoot er op. Volgens de Kapitein heeft hij hem neergeschoten, ik kon het niet zien. 2e voorbeeld: er moest een mitrailleur verplaatst worden. De Kapitein ging hem zelf halen. Ik moest hem volgen. Met een flinke gang liep hij door de loopgraaf. Hij haalde een mitrailleur weg en gaf hem mij om deze op een ander punt te gebruiken.

  Betreffende Sergeant Smit: in het begin was hij nogal angstig, maar later was hij flink. Met Smit ben ik uit de stelling gegaan naar de loopgraaf van 8 R.A. Wij liepen tot het einde en kwamen bij een prikkeldraadversperring. Wij hoorden enkele mensen in het Hollands roepen. Door roepen hebben wij geprobeerd de troepen aan het verstand te brengen dat de stelling nog door ons bezet was, omdat zij ons beschoten. Hierna kregen wij de volle laag. Dit was op dezelfde middag van de dag dat wij 's-avonds zijn vertrokken. Toen wij 's-avonds weggingen, om kwart voor 8, hoorde ik nog een mitrailleur vuren in de richting van het viaduct.

  Betreffende soldaat Remie: zijn houding was flink. Bij het gaan naar de Divisie Staf ging hij eerst voorop. Toen wij kans hadden om Duitsers voor te krijgen ben ik voorop gegaan. Dit is niet om de houding van Remie te verkleinen, maar dit deden wij automatisch, dan ging de een voorop, dan de ander.

  Betreffende Sergeant Salemink: hij was zeer flink op de uitkijkpost, verder heb ik hem niet gezien.

's-Gravenhage, 24 Juli 1947.

H.A.J. Thomassen.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 998.88 KB)