Verklaring van dienstplichtig sergeant W.F.A. van den Emster

Verklaring afgelegd door den dpl. sergeant W.F.A. VAN DEN EMSTER van M.C.-III-29 R.I.
in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 12 Juni 1947.
------------

  Ik was sergeant-toegevoegd aan den Kapitein BROCKEN. In Wijk bij Duurstede is het bataljon ingekwartierd geweest in den nacht van 11 op 12 Mei. Zondagavond 18 uur zijn wij uit Wijk bij Duurstede vertrokken. Onderweg kwamen ons vrachtauto's achterop die troepen, die niet per rijwiel waren, meenamen.

  In Amerongen moesten wij wachten; daar hebben wij eten ontvangen. De officieren hebben in een Restaurant aldaar een bespreking gevoerd, doch ik weet niet of zij daar gegeten hebben.

  Wij kwamen in den nacht in het Remmersteinsche Bosch aan en kregen bij het aanbreken van den dag (13 Mei) bevel om op te rukken. Tegen daglicht is het bataljon verzameld. De M.C. werd verdeeld over de andere compagnieën. Ik bleef bij Kapitein BROCKEN, dus bij de commando-groep. Op een gegeven moment kwam de commando-groep, die achter de oprukkende secties aankwam, ter hoogte van de sectie van den Vaandrig BUENK. Ik ben bij een stuk van deze sectie gebleven evenals de Kapitein BROCKEN. De Majoor SCHOTMAN en zijn Adjudant waren hier ook bij. De sectie ging sprongsgewijze naar voren. De Vaandrig had een kijker en gaf vuurbevelen. Ik herinner mij, dat, zoodra hij vuur gaf, hij vijandelijk mortiervuur uitlokte. Van zijn sectie is één man (soldaat ERIX) gesneuveld.

  In een reeds gegraven loopgraaf in open terrein terechtgekomen, werden wij van twee kanten onder vuur genomen. Het vijandelijke mitrailleurvuur kwam van links vóór en van rechts vóór. Vijandelijk artillerievuur viel achter ons; eigen artillerievuur ging over ons heen. Stuka-aanvallen hebben wij aanvankelijk niet gehad, later wel, toen wij weer in het bosch van waaruit wij vertrokken waren terugkwamen.

  Sergeant VAN LIESHOUT van de 3e Compagnie, die ook in de loopgraaf zat, begon onmiddellijk met zijn lichte mitrailleur in het wilde weg te schieten. Met den Vaandrig en twee soldaten heb ik de zware mitrailleur op de borstwering van de loopgraaf in stelling gebracht. Ik heb met de zware mitrailleur gevuurd, tezamen met Vaandrig BUENK. De Vaandrig deed dienst als No. 2, ik als No. 1. Wij waren maar met een paar man in de loopgraaf, namelijk Majoor SCHOTMAN, diens Luitenant-Adjudant, de Kapitein BROCKEN, Vaandrig BUENK, sergeant VAN LIESHOUT, ik en nog ongeveer drie soldaten. Het op ons uitgebrachte vuur hield tengevolge van ons vuur na korte tijd op; het heeft maar even geduurd. Wij hebben dus ook niet lang gevuurd. Op een gegeven moment zaten wij geheel geïsoleerd. Na korte tijd zijn wij teruggegaan; waarom dit gebeurde (de Kapitein en de Majoor waren al weg) weet ik niet. De mitrailleur hebben wij aanvankelijk medegenomen. Wij waren toen met vier man, namelijk de Vaandrig, ik en BAARTMAN en FRANSEN, die zich bij ons voegden. Onderweg hebben wij de mitrailleur achtergelaten, de Vaandrig zal - naar ik aanneem - wel gezegd hebben, dat de mitrailleur moest worden achtergelaten. In een boschrand bij een harden weg hebben wij ons gedekt voor een Stuka-aanval. Daar kwamen ook andere terugtrekkenden terecht. Tenslotte zijn wij met ons vieren verder teruggegaan, waarbij wij allerlei auto's tegenkwamen, Wij zijn op deze auto's geklommen en mee teruggereden tot Amerongen of Elst. Ik ben niet weer naar voren geweest, om de achtergelaten mitrailleur op te halen; ik kan mij daarvan althans niets herinneren.

's-Gravenhage, 12 Juni 1947.
W.F.A. van den Emster.

Opgenomen: M.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.42 MB)