Verklaring van dienstplichtig soldaat A. Walsma

Verklaring afgelegd door den dpl. soldaat A. Walsma van Vbd.A. I-8 R.A.
in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 17 Maart 1947.
-----------------

  Ik was oppasser van den Majoor Van der Wiel en heb in de oorlogsdagen tevens ordonnansdiensten verricht. Deze diensten verrichtte ik bij toerbeurt met soldaat Vogel. Tezamen met Vogel heb ik nimmer berichten overgebracht.
  Ik moest berichten overbrengen van Majoor Van der Wiel naar de Infanterie en naar de commandanten van de batterijen. In de voorposten (over de brug) ben ik niet geweest. Ik weet niet of Vogel daar geweest is. Bij het overbrengen van de berichten lag ik geregeld onder vuur. Op den Ouden Veenendaalschenweg viel een projectiel vlak bij mij. Ik sloeg tegen den grond en bleef eenigen tijd bewusteloos liggen. Toen ik bij kwam ben ik naar Majoor Van der Wiel gegaan. Mijn fiets, die onberijdbaar was geworden, heb ik een eindje meegesleept, doch toen laten liggen. De scherven zaten in het koffertje hetwelk zich achter op mijn fiets bevond. In Rhenen heb ik een ander rijwiel in bezit genomen.
  Op 11 Mei moest ik met een bericht naar den Luitenant Gude. Toen ik aan de ingang van het Dierenpark kwam, werd de batterij van dien Luitenant onder vuur genomen. Ik zocht dekking achter een beuk. De projectielen vielen in mijn onmiddellijke nabijheid. Bij den Luitenant Gude aangekomen, drongen vanuit Wageningen gevechtswagens door in de richting van den Grebbeberg. De Luitenant Gude vroeg mij of ik aan Majoor Van der Wiel wilde vragen, of hij deze gevechtswagens onder vuur mocht nemen. Ik ben weer naar Majoor Van der Wiel teruggegaan en kreeg de door Luitenant Gude gevraagde toestemming.
  Op 13 Mei (?) moest ik met een briefje van Majoor Van der Wiel naar een commandant van een afdeeling Cavalerie, die ter versterking was aangekomen. De inhoud van het briefje is mij niet bekend. Ik heb den brief afgegeven aan een Overste dezer afdeeling, die met zijn officieren in den kelder van het Oudemannenhuis aan den Ouden Veenendaalschenweg zat. Zijn mannen lagen achter de boomen. De Overste trok zijn schouders op, doch zei verder niets. Toen ik terugkwam, werden er uit het personeel van den commandopost vrijwilligers gevraagd om naar het viaduct te gaan, teneinde een Duitsche stoottroep aldaar te bestrijden. Deze stoottroep zat in de garage van Van Ommen. Ik weet niet wie zich als vrijwilliger hebben aangemeld. Ik mocht niet mee, omdat ik bij Majoor Van der Wiel moest blijven.
  Soldaat Vogel kwam op 13 Mei in den commandopost terug, nadat hij een bericht had weggebracht. Hij had een zwaar artilleriebombardement meegemaakt en was eenigszins in de war. Nadien heeft hij geen, of althans zeer weinig berichten meer overgebracht.
  Ik ben met Luitenant Smit en met Kapitein Klaassens als één der laatsten naar Elst teruggetrokken. Ik was in den commandopost, toen de Majoor besloot terug te gaan. Ik heb op den commandopost geen gewonden Wachtmeester zien binnenkomen en weet niet waarom de Majoor terugging. Wel weet ik dat o.a. de Luitenant Smit geregeld berichten doorgaf naar den commandopost, dat het in de voorposten warm toeging.
  Het laatste bericht dat ik voor den terugtocht heb overgebracht, was het bericht naar den Commandant der afdeeling Cavalerie. Achter Rhenen hebben wij onder Luitenant-Kolonel De Kruif aan den Stokweg nog even in stelling gelegen.
  Majoor Van der Wiel was bij het teruggaan rustig.
  Kapitein Klaassens was een zeer flink officier. De verbindingen waren bijna voortdurend verbroken tengevolge van het artillerievuur. Als Majoor Van der Wiel order gaf om deze te herstellen, ging de Kapitein met zijn personeel er terstond op uit. De Wachtmeester Van der Berg was hierbij als regel aanwezig. Het herstellen van de verbindingen hielp echter niet veel, omdat ze steeds opnieuw weer werden stukgeschoten. Dan moesten wij er weer op uit.

's-Gravenhage, 17 Maart 1947.

A. Walsma.

822