Verklaring van dienstplichtig soldaat B. Hagen (Staf-I-8 R.I)

Bij het lezen van onderstaand document, wat onderdeel uitmaakt van een in mei/juni 1940 gehouden militair onderzoek over de vermeende handelingen door dhr. Ouwehand verricht ten voordele van de Duitse aanvaller, de zgn. 'vlaggenkwestie', moet in gedachte worden gehouden dat de uitkomst van het onderzoek geen enkel bewijs heeft opgeleverd ten nadele van dhr. Ouwehand en alle beschuldigingen 'van horen zeggen' zijn. Een enkele maanden later uitgevoerd ambtelijk onderzoek gaf al een veel genuanceerder beeld en uiteindelijk volgde 7 maanden na zijn arrestatie volledige rehabilitatie. Voorts moet worden bedacht dat de associatie die her en der in de rapporten wordt gelegd tussen bekende en minder bekende [namen gefingeerd] Rhenenaren en de Nationaal-Socialistische Beweging (N.S.B.) veelal op geen enkel feit is gebaseerd. [redactie]

 A F S C H R I F T. 

     Heden, den 24sten Mei 1940, verscheen voor mij, Reserve Kapitein voor Speciale Diensten bij den Generalen Staf, Mr. N.J. Vonck, in tegenwoordigheid van den Reserve Kapitein voor Algemeene Dienst, R. Voorhoeve, beiden van Sectie I 4 Hoofdkwartier van het Veldleger (H.K.V.), Hagen, Bertanus, dienstplichtige bij de Staf van I-8 R.I., thans gelegerd te Benschop, die het volgende verklaarde:

     Ik zat als telefonist bij de commandopost van Kapitein Collette van Vrijdagochtend 10 Mei 1 uur af. Daar ben ik gebleven tot Zondagmiddag daaraanvolgend. Die commandopost bevond zich een paar honderd meter Noordwest van het kruispunt Cuneraweg / Hoofdweg Rhenen - Wageningen. Dien Zondagmiddag ging Kapitein Collette ons verlaten om de commandopost te verplaatsen naar de hulpverbandplaats die pl.m. 500 meter achterwaarts lag. Ingevolge opdracht van Kapitein Collette, de telefoonleiding ter plaatse te herstellen en te verleggen naar de verbandplaats, heb ik mij toen begeven naar het paviljoen waar Luitenant Schluter, Commandant Verbindingsafdeeling, lag, om materiaal te halen voor dat herstel en dat verleggen. Toen ik 's avonds van het Paviljoen weer terug ging naar de commandopost, passeerde ik den ingang van Ouwehand's Dierenpark aan den Hoofdweg, welke ingang ik op de mij vertoonde teekening van den Luitenant Gude met een kruis heb aangegeven en geparafeerd. Daar zag ik op het grasveldje vlak bij den ingang de Nederlandsche vlag hangen. Ik heb die toen onmiddellijk neergehaald, omdat ik gehoord had dat aan den anderen ingang, iets noordelijker gelegen (aan de Heimersteinschelaan) ook een vlag gehangen had, die door een van onze sergeants neergehaald was, nadat daaromheen Duitsche granaten waren ingeslagen. Wij dachten dat dit ook verraad was. De neergehaalde vlag heb ik op het grasveld laten liggen. De soldaat Gerritsen, die ook bij mijn verbindingsafdeeling behoorde, was hierbij. Kapitein Collette is niet op de verbandplaats, waarheen hij gezegd had zich te zullen begeven, aangekomen. Althans is daar niet gezien. Waar hij gebleven is, weet ik niet.

     Ik kan aan mijn verklaring nog het volgende toevoegen:
     Den nacht van Zaterdag op Zondag tevoren, kwam Luitenant Timmermans, die een stelling bezet hield in den dijk aan de Grift, met zijn manschappen ter sterkte van een sectie achtereenvolgens op onze commandopost aan. Hij deelde mede, opdracht te hebben gekregen - van wien weet ik niet, maar het was niet van Kapitein Collette - om de stelling te verlaten. Kapitein Collette, die daarbij tegenwoordig was, was zijn hoofd heelemaal kwijt, en vroeg niet eens van wien hij die opdracht had. Ik heb toen den Bataljonscommandant, den Majoor Landzaat opgebeld. Kapitein Collette heeft de telefoon van mij overgenomen en met Majoor Landzaat gesproken. Hij deelde mede, van den Bataljonscommandant bevel te hebben gekregen om den Luitenant Timmermans aan te zeggen, onmiddellijk weer met zijn sectie de Griftstelling te betrekken. Ik heb hem echter niet de order aan Luitenant Timmermans hooren geven. Alles was hopeloos in de war in onze commandopost. Al die menschen zaten bij elkaar, vol angst de Duitschers te zien binnenstappen en een aanval te krijgen met handgranaten. Toen stond een soldaat op genaamd Toelen. Hij nam als het ware het commando over van Kapitein Collette, die geheel in de war was, pakte diens revolver en joeg Luitenant Timmermans en zijn manschappen naar de Griftstelling terug. Ik bleef alleen met Kapitein Collette en den Vaandrig Donkersloot achter. Luitenant Timmermans echter schijnt niet naar zijn stelling te zijn teruggekeerd. Zijn soldaten hebben hem althans daar niet gezien. Waar hij gebleven is, weet ik niet. Toelen is een prachtkerel. Hij is 2 maal gewond en ligt thans ergens in een hospitaal, waar weet ik niet. Ook vaandrig Donkersloot heeft zich goed geweerd.

     Voorgelezen, volhard en geteekend.

Benschop, 24 Mei 1940.
(get.) B. Hagen.

Dit proces-verbaal is onmiddellijk na voorlezing en goedkeuring, door ons medeonderteekend.

De Kapiteins voornoemd:
(get.) N.J. Vonck
R. Voorhoeve.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van Kim Schormans.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.02 MB)