Verklaring van dienstplichtig soldaat W.J.M. Delgijer

Verklaring van den dpl. soldaat W.J.M. Delgijer van Staf-I-8 R.I. (Verbindingsafdeeling),
afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 13 Februari 1947.
-------------

Ik heb gevochten op de bovenverdieping van het Paviljoen. Wij schoten over de kozijnen van de veranda. Majoor Landzaat is er herhaaldelijk geweest.

Met Lingeman was ik gelegerd bij de mortieren. Wij hadden daar een telefoonpost, welke verbonden was met de centrale van Staf-I-8 R.I. (in de kelder van het Paviljoen). De commandopost van de mortieren lag tusschen de Heimersteinschelaan en den hoofdweg. Lingeman en ik hebben Zondag 12 Mei een nieuwe verbinding gelegd van de mortierstelling naar het Paviljoen, via den Kapitein Maas. De Kapitein Maas lag vlak achter de stelling van de mortieren. Toen wij Zondagmiddag deze verbinding maakten, had de Kapitein Maas - evenals wij - veel last van het vuur van eigen troepen, die naar voren werden gestuurd.

De Kapitein Van Dijk was flink, niets op te zeggen.

De andere menschen op den commandopost waren erg zenuwachtig.

's Avonds (12 Mei) hebben wij voor den 1e Luitenant Sluter en den Majoor Landzaat nog een paar mitrailleurs moeten ophalen, die zouden staan bij Van der Hulst, doch wij vonden niets. Wij zijn dien nacht in het Paviljoen gebleven. Zondagavond gingen er veel troepen terug en zoodoende lag aan den straatweg een mitrailleur. De Majoor gaf opdracht een mitrailleur op te halen aan de straatweg en meen dat Groot-Wassink dit moest uitvoeren.

Maandagmorgen heb ik namens de jongens aan den Majoor Landzaat gevraagd terug te mogen trekken op een andere stelling, aangezien het hier toch onhoudbaar was. Er waren practisch daar geen mensen meer, zoodat het ook weinig zit had de verbindingen ook nog verder intact te houden. De Majoor zei: "Je mag niet terug, want wij houden stand tot den laatsten man en den laatsten patroon". De Majoor zei ook, dat hij er van overtuigd was, dat er versterkingen onderweg waren. Wij hebben Maandagmorgen nog een patrouillegang gemaakt om het Paviljoen met het oog op onverwachte vuurstooten (uit boomen e.d.). De Majoor ging voorop.

Hierna hebben wij het Paviljoen zoo goed mogelijk in staat van verdediging gebracht en zijn vrijwillig naar boven gegaan. De Majoor is zelf met den mitrailleur naar boven gegaan. Daar de Majoor beneden harder noodig was dan boven, is hij met den mitrailleur naar beneden gegaan. Wij deden het met de karabijnen. De kogels van een zwaren mitrailleur uit Oostelijke richting gingen dwars door de muren van de bovenverdieping heen. Wij moeten wel achter een schoorsteen gezeten hebben, want wij hadden er geen last van. Toen deze mitrailleur nog éénmaal deze kant bevuurde, zijn wij naar de kamer er naast gegaan. Ik zat daar met Bless en Groot-Wassink aan een raam te vuren. Lingeman stond boven aan de trap en schoot richting Grebbeberg (afstand plm. 100 meter).

Die Duitschers die het Paviljoen probeerde te benaderen of voorbij te komen over de straatweg, en die voor de beneden in het Paviljoen liggende landgenooten gedekt of niet te bereiken waren grepen wij boven in, zodat dit vrijwel onmogelijk was.

Waar de Duitschers over de straatweg niet langs het Paviljoen konden, trokken zij achter langs de groote loods van 6 M.C., zij trokken dan verder naar beneden en dan langs de boschrand waar zij recht tegenover ons een mitrailleur probeerde te plaatsen, waaruit zij echter geen schot hebben geschoten. Wel trokken zij in die richting verder naar Rhenen, en ook weer naar de straatweg. In het gedeelte wanneer zij achter de loods vandaan kwamen tot de boschrand waar de mitrailleur geplaatst was, konden wij hun van boven zien door de zon op hun helmen, alsmede dat zij de mitrailleurband in de mitrailleur probeerde te doen was zeer zichtbaar. Op die momenten vuurden wij desnoods allen tegelijk, en losten alleen af om magazijnen te vullen.
Zij hebben dezen mitrailleur achter moeten laten. De Majoor kan dit van beneden uit niet bereikt hebben.
Tenslotte waren wij omsingeld.

Op een gegeven moment zijn zij met zwaar geschut begonnen, en wij wisten niet waar het stond. Wij moesten naar beneden. Ik weet niet of de Majoor ons heeft geroepen. De Majoor zei, dat wij ons best hadden gedaan, en meer dan onze plicht. Na nog even doorgevuurd te hebben, zijn wij ook in de kelder gedoken en meteen doorgegaan via de loopgraaf naar het onderkomen van I-8 R.I. Het Paviljoen was daarna heel gauw weg. Wij hebben ons met zijn dertienen overgegeven. Een Hollander, die ontsnapt was uit de magazijnen van Ouwehands Dierenpark, dat door de Duitschers bezet was, zei, we zouden allemaal op een rij gezet worden en gefusilleerd. Wij hebben ons niet overgegeven maar rustig afgewacht tot zij kwamen. Wij konden nergens heen. Van de Duitschers moesten wij naar Hotel "Grebbeberg". Wij hebben gewonden op moeten halen. Naar ik meen hebben wij in totaal zes gewonden gehaald uit het terrein tusschen het hotel en het Paviljoen. Even voorbij het voetbalveld hebben wij er ook nog enkelen opgehaald. De Duitschers maakten de aanmerking, dat wij geschoten hadden op Roode-Kruismenschen. Zij waren niet erg vriendelijk. Onze teenen waren niet erg veilig voor hun kolven. Zij vroegen ons of wij uit "das Haus" (Paviljoen) kwamen. Ik zei: "Wir kommen von Vorne und sind zurückgezogen". Een Duitsch officier vroeg mij hoever het was naar Doorn. Hij had de kaarten van het voorterrein in zijn bezit.

's-Gravenhage, 13 Februari 1947.

(get). W.J.M. Delgijer.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.59 MB)