Verklaring van dienstplichtig soldaat-ziekendrager G.W. Eulen

Verklaring van den dienstplichtig soldaat-ziekendrager G.W. Eulen van 1-I-8 R.A.
afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 6 Maart 1947.
---------------------

  De Kapitein Bakker was mijn Commandant.

  Op 10 Mei zat ik bij de stukken die stonden in de wisselstelling, rechts van Ouwehands Dierenpark. Ik was afkomstig van de hulpverbandplaats, die achter Rhenen lag. In het begin ben ik naar voren gegaan, want bij de batterij was voor mij niets te doen. Het vuur kwam uit de richting van Wageningen (tegen 15.00 uur, dag onbekend) op de Infanteriestelling, die lag rechts van onze stelling. De jongens van 8 R.I., die gewond waren, heb ik geholpen naar boven te sleepen naar de hulpverbandplaats. De Kapitein wist hiervan niets en dokter van Gulik ook niet. Van dokter Gulik ging niets uit, hij was te bang. Ik had een fiets met een bagagedrager. Ik heb in het totaal 53 gewonden weggebracht op de bagagedrager van mijn fiets. Ik had de fiets in Rhenen gevorderd (het was een oude). De laatste die ik hielp was de Adjudant van Krimpen. Hij lag aan de rechterzijde van den grooten verkeersweg in een loopgraaf. Toen ik in de loopgraaf sprong, bezeerde ik mij aan een ijzeren plaat en ben ik daar eenigen tijd blijven liggen. Roelf Klein was een chauffeur van de Infanterie, die heeft Adjudant van Krimpen weggebracht. Met mijn verwonding ben ik door blijven loopen en na twee maanden bleek, dat mijn long gescheurd was en heb ik zes maanden in het Militaire Hospitaal in Arnhem gelegen. Met Roelf Klein heb ik verschillende transporten weggebracht naar Elst en naar een Klooster in de richting van Utrecht. Van den Grebbeberg bracht ik alle menschen naar de hulpverbandplaats, waar dokter Gezelschap (woonachtig in Haaksbergen) hen allen goed hielp. Dokter Gezelschap kent mij alleen als "Duitsche Willie". Bij den waarnemingspost lagen twee dooden en een gewonde. Toen ik terug kwam van de hulpverbandplaats riepen de jongens mij om de gewonde te helpen. Het was de Wachtmeester Donné. Ik heb hem onder vuur weggebracht. Hij had een granaatsplinter in zijn dij. Onderweg heb ik hem tweemaal afgezet, doordat wij onder artillerievuur kwamen en hij erg nat was van het bloeden. Toen hij verbonden was, wilde hij weer terug. Ik heb hem toen nog weggebracht met de auto. Ik ben daar vier dagen en nachten bezig geweest. Toen gingen wij naar Jutphaas. Ik ben met twee koks gegaan, die ook hoorden bij onze batterij. Op onzen terugtocht zij we ook voorbij de Watertoren gekomen. Toen ik daar voorbij het luchtdoelgeschut kwam, vielen er juist twee bommen.

  Majoor Jacometti ken ik wel, die is ook gesneuveld en de jongens zeiden dat hij heel flink was.

  Dokter Gulik vroeg om een radio en toen de Burgemeester van Rhenen weg was en de stad voor ons, heb ik een radio uit een woonwagen gehaald. De dokter had ook cognac noodig voor de patiënten en ik heb hem twee kisten gebracht.

  Wachtmeester van der Elst (uit Almelo) was een kranige jongen. (Later kwam hij bij den S.D.). Ik heb met hem nog munitie gereden.

's-Gravenhage, 6 Maart 1947.
G.W. Eulen.

442