Verklaring van reserve-eerste luitenant W.C. Ketelaar

Reserve 1e Luitenant W.C. KETELAAR van M.C.-III-11 R.I., verklaart bij zijn
verschijning voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 14 April 1947:
--------------------

  12 Mei 1940 's morgens zijn wij vanuit Leersum met auto's vervoerd eerst naar de Steenfabriek in Remmerden, daarna in marsformatie naar de Koerheuvel. In Rhenen hebben wij nog eenige tijd in huizen ingekwartierd gezeten om verdere bevelen af te wachten. Hierna kregen wij opdracht van Compagniescommandant Kapitein STEENBERGEN om met de heele groep naar de Grebbe te gaan. 200 meter achter de stoplijn kreeg ik de opdracht om met 2 secties noord van de weg naar voren te gaan. De andere 2 secties gingen zuid van de weg. 2 van mijn mitrailleurs stonden boven op de wering van de stoplijn opgesteld. Wij konden niet in dekking zitten daar wij de schietgaten niet konden gebruiken omdat de duitschers te hoog zaten. Bij tusschenpoozen hebben wij op duitschers geschoten die plm. 120 meter van ons af aan den overkant zaten.
  Op een gegeven moment kwam er telefonisch opdracht om terug te gaan. Deze opdracht heb ik meen ik via Kapitein FRANSSEN gekregen. Inmiddels was het donker geworden en ben ik teruggegaan tot aan de splitsing plm. 100 meter Zuid van Hotel Grebbeberg.
  Toen wij bij de splitsing in rust stonden kwam er een groep duitschers uit het bosch langs den weg, plm.10 man. Ik heb er 2 neer geschoten. Eén gooide met een handgranaat, ik vermoed dat het geen zware was want ik had alleen een verbrande tong. Kapitein STEENBERGEN is bij deze schermutseling gewond geraakt (opmerking kantlijn pagina: "Neen, in tuintje villa"), Luitenant VAN VEEN werd gedood (opmerking kantlijn pagina: "Reserve 1e Luitenant G.F.J. van der Veen"). De duitschers zijn doorgebroken. Ik dacht de eenige kans om stand te houden is naar de spoorweg waar wij dus naar toe gingen. Hier werd ik tegen gehouden door de Marechaussee. Ik heb den Kapitein, die mij eerst dreigde neer te schieten, de situatie uitgelegd, waarna hij mij doorliet. Kort daarna kwamen de duitschers eraan. Bij mij waren ondertusschen ook menschen van de verbindingsafdeeling gekomen, ik weet niet waar zij vandaan kwamen. Ik had 2 zware mitrailleurs bij mij, één weet ik zeker daar ik hier zelf mede geschoten heb.
  Aan Kapitein GELDERMAN heb ik gevraagd of hij, wanneer hij telefonische verbinding had, met de Divisie, versterking wilde vragen en machtiging om het viaduct op te blazen. Tegen 7 uur 's morgens heb ik geconstateerd dat er versterking was gekomen van huzaren. Het is ook mogelijk nu U het zegt Generaal dat zij al 's nachts zijn gekomen. Bij ons kwam Luitenant HOLLERT er bij.
  Plm. 12 uur 's nachts kwam ik in stelling midden op den weg (Noordzijde) plm. 25 meter West van het viaduct. In een van de villa's aan den weg was een noodverbandplaats. Ik zelf stond iets rechts daarvan met een zware mitrailleur in stelling. De heele nacht heb ik met tusschenpoozen op de duitschers gevuurd aan den overkant.
  Tegen het aanbreken van den morgen van 13 Mei kregen wij eerst mitrailleur vuur, na plm. een half uur artillerievuur. Toen de duitschers begonnen te schieten hebben wij met plm. 7 man, w.o. Kapitein GELDERMAN zuid aan den weg in dekking gezeten in een loopgraaf. Met de zware mitrailleur kon ik niet meer schieten, daar deze storing had en waarmee nog maar een enkel schot kon gelost worden. Later is hier een huzaar achter gezet, deze was vermoedelijk KNIES, die schot voor schot moest lossen, vanaf de kar waar zandzakken op geplaatst waren. Ik kan zeer goed spreken over het optreden van deze man.
  Ik heb toen verder gevuurd met geweer en karabijn. Ik kon niet vuren met een lichte mitrailleur, in verband met mijn lichaamslengte (opmerking kantlijn pagina: "arm te kort"). De beker van mijn veldflesch werd nog door een granaatscherf eraf geslagen. Het huis achter ons is uit elkaar gesprongen.
  Plotseling zag ik een witte vlag boven de heg uitkomen. Daarachter Nederlanders die de duitschers krijgsgevangen hadden gemaakt die riepen: "niet schieten". De duitschers hadden hun tuniek, overjas en helm afgenomen. De duitschers trachtten de krijgsgevangenen voor zich uit te dringen over het viaduct om hier direct achteraan te komen. Dit is niet gelukt. 1 of 2 krijgsgevangenen zijn hierbij vermoedelijk door eigen menschen gedood. Kapitein Steenbergen heeft mij later verteld dat hij ook bij die krijgsgevangenen was en hierbij gewond geraakt is. Dit was plm. 9 uur. De krijgsgevangenen zijn over het viaduct gekomen, de duitschers zijn terug gegaan.
  De 2e aanval kwam eenige uren later, plm. 12 uur 's middags. Hierbij kwamen de duitschers in Nederlandsche uniformen en helmen. Ik zag dat het duitschers waren door de lange laarzen die onder de overjas uitkwamen. Dit heb ik zelf geconstateerd. De duitschers zijn gekomen tot half over het viaduct, daarna moesten zij terug door ons vuur en het vuren van de versterking dat noord van het viaduct kwam.
  Inmiddels was er een Sergeant gekomen van 4 Compagnie Pioniers, het kan zijn dat deze van ROSSUM was met een soldaat. Zij hebben de springlading aangebracht, waarna de Sergeant deze soldaat heeft weggestuurd en zelf is blijven zitten. Op het juiste oogenblik toen de duitschers ook bombardeerden heeft hij de brug laten springen. Ik zag hem van de brug uit een zwarte stofwolk te voorschijn komen, waarna hij bij mij in de loopgraaf kwam, en vertelde dat hij degene was die de brug had laten springen.
  Hierna hebben wij geen aanval meer gehad van de duitschers, alleen artillerievuur.
  Kapitein GELDERMAN heeft nog ordonnansen weggestuurd om versterking te halen, deze kwamen echter niet terug.
  In den loop van den dag heeft Kapitein GELDERMAN 3 lichte mitrailleurs uit elkaar geschoten. Tegen 5 uur is Kapitein GELDERMAN persoonlijk teruggegaan om te kijken of hij geen versterking kon krijgen, waarna Luitenant HOLLERT het commando overnam.
  Tegen half 7 was er geen munitie meer. In overleg met Luitenant HOLLERT zijn wij teruggegaan door brandend Rhenen tot de Steenfabriek in Remmerden waar de weg ondermijnd was, hier zijn wij doorgegaan naar Elst, waar wij de eerste Nederlandsche troepen aantroffen en waar wij weer in troepenverband werden opgenomen. Hierna gingen wij naar Leersum en kregen daar opdracht om naar Utrecht te gaan.

  Betreffende Wachtmeester VAN DIEREN van de Marechaussee: het kan zijn dat deze inderdaad de laatste vuurstoot heeft afgegeven nadat wij zijn teruggetrokken.

  Betreffende Marechaussee v.d. KOL: is mij niets bekend, ook niet van Wachtmeester ROELOFSEN.

  Betreffende Sergeant v.d. WERF: Deze is tegelijk met mij teruggegaan. Dit weet ik zeker, daar ik hem goed ken.

  Betreffende Sergeant van ROSSUM: ik ben het geheel eens met de verklaring van Kapitein GELDERMAN omtrent zijn optreden.

's-Gravenhage, 14 April 1947.

(get.) W.C. Ketelaar.

Opgem.: J. v.d. B.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.28 MB)