Verklaring van reserve-kapitein Dr. K.H. Klaassens

Verklaring van den Reserve-Kapitein Dr. K.H. Klaassens, Commandant Vbd.A.-I-8 R.A.,
afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 17 Maart 1947.

  De Verbindingsafdeling bestond uit telefoongroepen, een optische seinsectie en een ultra-kortegolfgroep met 4 toestellen, waar ik praktisch twee verbindingen mee kon maken.
  De Luitenant Terpstra was de artillerie-inlichtingenofficier. De batterij van zijn U.K.G.-toestel was op een gegeven moment leeg. De menschen kwamen met het toestel terug en ik heb de batterij naar achteren gestuurd, om deze te laten vullen. Voordat dit klaar was, was de infanterie-groep, waarbij de Luitenant Terpstra zat, reeds opgerold. De twee andere toestellen zaten in den commandopost, waarvan één verbonden met den Divisie Artilleriecommandant (D.A.C.) en één verbinding naar voren. De Luitenant Terpstra is later weer teruggekomen. Ik heb niemand naar voren gestuurd. Ik weet niet, dat Vogel naar voren is gegaan. Ik zat met Majoor Van der Wiel in den commandopost. De Luitenant Smit zat als officier-waarnemer in een boom bij den commandopost van den Overste Hennink, Commandant 8 R.I. Ik heb daar berichten van gehad. Ik ben daar ook zelf geweest. Vlakbij deze boom was het huis, dat wij "Barbara" noemden, gelegen aan den straatweg Wageningen-Rhenen 50 à 100 meter van de brug over de Grebbe. Alles rondom den waarnemingspost is stukgeschoten, de waarnemingspost bleef zelf intact. (In de kantlijn staat de notitie: "Dit betreft de Luit. Hund Gebhard")
  Van Zaterdag op Zondag zijn wij teruggetrokken op een nieuwe stelling. Dit geschiedde op last van den Majoor. Ik ben teruggegaan met een auto van Wachtmeester Vermeulen. Ik beschikte over rijwielen en had zelf een paard, dat echter den eersten oorlogsdag naar Elst was gegaan.
  De commandopost was bij den Holleweg West van Rhenen. Wij zaten in een pracht schuilplaats. Er lag maximum één meter grond op. Wij hadden een schootsveld van 100 à 200 meter. Wij konden in de boschjes langs den Holleweg tirailleuropstellingen innemen; er waren daar geen loopgraven. Wij hebben alsmaar lijnen gerepareerd. Ik heb zelf ook mee gedaan, omdat ik vond dat ik als officier moest voorgaan in oogenblikken van gevaar.
  Wachtmeester Van der Berg heeft uitstekend zijn best gedaan. Later hoorde ik dat hij N.S.B'er was; ik wist dat niet. Als er meerdere lijnen gerepareerd moesten worden ging hij steeds uit eigen beweging mee om te helpen. Ik had hem dit nooit behoeven op te dragen. Als je de U.K.G.-toestellen op hun kop zette, rolden de lampen eruit. Die dingen waren steeds stuk en moesten dan opgezonden worden. Over de soldaten ben ik over het algemeen zeer tevreden.
  In den loop van 13 Mei kwam er een Wachtmeester van de Marechaussee naar mij toe, die naar een telefoonpost vroeg en ik heb hem naar den commandopost laten brengen. Hij kwam uit een straat in Rhenen. Er was op dat moment een hevig artilleriebombardement op die straat.
  Er werd veel Infanterie naar voren gestuurd en ik heb gevraagd aan den Majoor of ik mocht proberen een groep van 25 man naar voren te brengen. De Majoor zei: "Ik geef je een kwartier tijd". Die troep was daar zonder leiding. Zij ging niet naar voren, omdat zij onder artillerievuur lag. Zij bleven midden op de weg liggen. Er was wel een officier bij, maar die was van de cavalerie en hij zei dat hij met die menschen niets te maken had. Vlakbij stond alles in brand. Ik kon de groep ook niet naar voren krijgen. Ik dacht "het kwartier is om" en dus moest ik terug. Waar Vogel vandaan kwam, weet ik niet, die stond ineens bij mij en wilde met mij mee naar voren. Die Wachtmeester heeft helemaal niet gezegd, dat we naar voren moesten stormen. Hij vroeg alleen om een telefoonpost. Ik heb ook niet tegen Vogel gezegd: "Ga mee naar voren".
  Teruggekomen op den commandopost vond ik allen gereed om terug te trekken. De Majoor was er niet meer. De Luitenant Smit stond daar nog en hem heb ik gevraagd: "Wat is hier nog te doen". Hij antwoordde: "Wij moeten terug naar de stellingen van Kapitein Bakker". Toen ik terug kwam waren de jongens bezig de toestellen op te binden op de fietsen. Ik had geen fiets meer. Ik heb eerst de menschen weggestuurd onder den Luitenant Smit. Toen ben ik gereden naar den Kapitein Bakker op de motor van Van der Berg. Ik trof den Majoor aan bij het kruispunt straatweg Rhenen / Elst en den weg, waaraan de D.A.C. zat. Ik heb Bakker zelf gesproken. Hij had niets gehoord van den Majoor. Toen ben ik doorgegaan naar den Overste De Kruif en trof daar den Majoor aan. Wij moesten terugtrekken zei hij. Kapitein Zaal kwam later binnen met zijn menschen. Die zei: "Ik ben niet gewaarschuwd". Toen ik wegging uit het kwartier van den Majoor van der Wiel waren alle verbindingen nog intact. Ik had twee menschen bij de centrale, die had ik indertijd gezegd: "Als je ooit weggaat neem je de centrale mee". Het toestel van den Luitenant Terpstra waren we kwijt. Wij zijn met één toestel teruggekomen.
  Ik was bij de woordenwisseling van den Kapitein Zaal en den Majoor, betreffende het feit, dat de batterij van den Kapitein niet gewaarschuwd was om terug te gaan.
  Wij zaten niet aan de verbindingen, wij waren er voor het herstellen van de lijnen. De centrale was helemaal apart van de gesprekkentoestellen en de centralisten weten daarom niets van de gesprekken af.
  Vogel was wel een flinke jongen.
  Toen ik naar voren ging, was er geen sprake van een stemming in den commandopost om weg te gaan. Van 8 R.I. heb ik nooit iemand zien terugtrekken. Alleen de menschen, die naar voren moesten om te steunen, kwamen weer terug.
  Er is een voltreffer geweest op den commandopost; de kazemat schudde even, maar er gebeurde verder niets. De granaten van de Duitschers maakten geen groote gaten.
  Wachtmeester De Haan zat inderdaad bij den Luitenant Terpstra. De Luitenant Smit zat in den uitkijkpost bij Overste Hennink. Hij is later vervangen door Luitenant Hund Gebhard, die is pas veel later teruggegaan. Tegen den avond van den 13e denk ik, toen wij de stelling verlaten hadden, kwam hij daarna nog aan. Ik geloof dat hij toen niet meer in die boom zat, maar artillerie-inlichter was bij den Overste Hennink.
  De optische seinsectie zat ook bij den commandopost en die gebruikte ik eveneens om de lijnen te herstellen. Dit geschiedde voornamelijk onder artillerievuur, hetwelk den geheelen dag doorging. Wij hadden geen tijd ons te dekken. Toen wij in de tweede stelling zaten, hadden we het meeste last van het artillerievuur.

's-Gravenhage, 17 Maart 1947.

Dr. K.H. Klaassens.

810