Verklaring van reserve-kapitein G.J. van Rangelrooij

Verklaring afgelegd door den Reserve-Kapitein G.J. van Rangelrooij destijds Commandant 1-I-8 R.I.,
in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 1 December 1947.
-----------------------------------

  Ik commandeerde de rechter voorcompagnie van het bataljon van den Majoor Landzaat.

  Op 11 Mei 1940 in de loop van den morgen constateerden wij, dat de verbinding met den Majoor Landzaat verbroken was. Voor de zorg der verbinding met het bataljon had ik de beschikking over den korporaal A. Jansen met twee soldaten van het bataljon.

  Jansen was een flinke man, het was niet direct noodig hem bevelen te geven, hij kwam zijn zaken goed na. Waarschijnlijk heb ik gezegd: "De verbinding zal weer in orde moeten komen", waarop Jansen onmiddellijk met de twee soldaten vertrokken is om de lijn langs te gaan. Het was niet noodig hem daartoe een uitdrukkelijk bevel te geven. Ik heb hem er wel op gewezen, dat de taak zeer gevaarlijk was in verband met artillerievuur.

  Ik heb niet gezien, dat Jansen terstond na zijn vertrek sneuvelde. Even na zijn sneuvelen kwamen de twee soldaten mijn commandopost binnen en vertelden, dat Jansen door een granaatscherf in zijn nek was getroffen en onmiddellijk gedood was. Ik ben gaan kijken. De twee soldaten heb ik opdracht gegeven door te gaan met het herstellen van de verbinding, hetgeen ze zonder meer deden. De verbinding is in orde gekomen.

's-Gravenhage, 1 December 1947.



G.J. van Rangelrooij.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 559.63 KB)