Verklaring van reserve-Kapitein H.H. Ruyters


HOOFDKWARTIER VAN DE GENERALE STAF
COMMISSIE VAN ONDERZOEK
--------------------
 

P R O C E S - V E R B A A L

Op heden de 10e December 1947 verscheen voor onze Commissie H.H. RUYTERS, geboren 4 Mei 1895, wonende Vrijthof 3 te Echt (Limburg), in 1940 Reserve Kapitein, Commandant 1-I-46 R.I., die ons het volgende verklaarde:

"Ik verwijs naar mijn gevechtsbericht van 30 Mei 1940. In mijn stelling ten Noordwesten van paal 25 heb ik contact gehad met de Kapiteins V.d. Venne, Heinsma en Haffmans van II-11 R.I. en met de Ritmeester Van der Voort van Zijp van 4 R.H. Met de laatste heb ik een afspraak gemaakt om mijn stelling te verdelen, maar daarvan is niets gekomen, omdat ik hem daarna niet meer gezien heb. Het laatste contact met mijn Bataljonscommandant, Majoor Dekker, heb ik gehad door middel van Luitenant Nawijn van Staf I-46 R.I., die bij mij is geweest en mij heeft meegedeeld, dat de tegenaanval zou plaats hebben.
Mijn Compagnie heeft in de avond brood gehad, dat verstrekt is door middel van de Bataljonscommandant.
Ik heb te 14.40 uur contact gehad met Commandant 4 M.C., van wie ik vernam, dat zijn Chef niet meer aanwezig was. Destijds was ik van oordeel, dat Commandant 4 M.C. mij ook had medegedeeld, dat mijn Bataljonscommandant, Majoor Dekker, weg was en bevel voor de terugtocht van Majoor Van Apeldoorn had gekregen. In ieder geval heb ik na dit contact een patrouille gezonden naar de commandopost van mijn Bataljonscommandant, welke patrouille van mij opdracht kreeg mij bij de Westelijke uitgang van Rhenen bericht te geven. Ik heb mij daarop met mijn Compagnie, die nog 2.5 sectie sterk was, begeven naar de Westrand van Rhenen, waar ik geruime tijd heb gewacht tot de patrouille mij daar verslag uitbracht, welk verslag inhield, dat de commandopost verlaten was. Daarop heb ik mij begeven naar Elst. Ik heb bij Elst of elders geen bericht van mijn Bataljonscommandant gevonden. Later heb ik mijn Bataljonscommandant te Vianen gevraagd, waarom hij mij had laten zitten, waarop hij mij heeft geantwoord, dat hij zijn Adjudant opdracht had gegeven, om mij bericht te zenden.
De aanval met vliegtuigen heeft wel indruk gemaakt. Er is bij mijn stelling één bom gevallen op de linkervleugel, voor zover ik heb kunnen waarnemen. Er moeten er meer zijn gevallen.
Toen ik de stelling verliet had ik geen Duitsers gezien. Wel heb ik Oost van mij in de verte witte stippen gezien. Ik weet zeker, dat bij paal 25 en Noordelijk geen Duitsers over de spoorlijn waren gekomen."

   

De Commissie van Onderzoek,

V.E. Nierstrasz,
Generaal-Majoor tit. b.d.

F.A.J. de Klerck,
Luitenant-Kolonel der Artillerie b.d.

Voorgelezen, volhard en getekend,

(get.) H.H. Ruyters.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.71 MB)