Verklaring van reserve-Kapitein W.A. Hulsman


HOOFDKWARTIER VAN DE GENERALE STAF
COMMISSIE VAN ONDERZOEK
--------------------
 

P R O C E S - V E R B A A L

Op heden de 5e December 1947 verscheen voor onze Commissie W.A. Hulsman, geboren 12 September 1895, wonende 's-Gravendijkwal 54 te Rotterdam, in 1940 Reserve Kapitein, Commandant 3-I-46 R.I., die ons het volgende verklaarde:

"Op 12 Mei 1940 ben ik in stelling gekomen met mijn compagnie aan de spoorbaan Kesteren - Rhenen, tussen de rivieroever en station Rhenen. (inbegrepen). Ik heb de compagnie opgesteld met drie sectiën voor en één sectie in reserve, op ongeveer 150 Meter achter het station.
De rechter voorsectie bevond zich in de uiterwaard. Bij mijn aankomst heb ik slechts contact gehad met een onderofficier van de Genie, die belast was met het doen springen van het viaduct. Verder heb ik contact opgenomen met een Afdeling Noord van het viaduct, waar ik een Luitenant trof, die mij verwees naar een Sergeant-Majoor van 19 of 45 R.I., die daar zat met twee groepen, terwijl later nog is gekomen een stuk zware mitrailleurs van 19 R.I., die van de Grebbeberg afkwam. In de nacht zijn er huzaren gekomen in de omgeving van het viaduct en in mijn stellingen. Kapitein Gelderman heb ik 's avonds gezien, toen ik bezig was contact op te nemen. Gedurende de nacht is er voortdurend geschoten. Ik veronderstelde, dat de mensen maar in het wilde weg schoten. 's Morgens vroeg van 13 Mei heb ik bij mijn commandopost contact gehad met Ritmeester Van Palland. Verder heb ik contact gehad met een kornet van de Cavalerie en met een Luitenant van de Veldartillerie, die daar rondliep. 's Morgens is artillerievuur op de stellingen losgebarsten. In en bij Rhenen werd voortdurend van alle kanten geschoten. Op een gegeven ogenblik zijn in paniek een aantal mensen er van door gegaan, zowel van wielrijders, als van mijn compagnie. Deze zijn in Rhenen ter hoogte van mijn commandopost weer opgevangen door Van Palland en door mij en weer naar voren gezonden. Ook de reserve-sectie is naar voren gezonden.
De reserve-sectie is nog in voorste lijn gebracht om deze weer op sterkte te brengen. Op een gegeven ogenblik is mijn commandopost in brand geschoten en heb ik mij naar het Zuiden naar de rivierkant verplaatst. Even tevoren is de Vaandrig Heuzeveld, Commandant 2e Sectie, mij komen mededelen, dat een man was gesneuveld, waarop ik met hem meeging naar voren. Onderweg kregen we plotseling weer artillerievuur en hebben we ons gedekt achter een villa. Daarna was niemand meer bij mij aanwezig en zag ik aan alle kanten de mensen terug rennen en op fietsen stappen en wegrijden. Toen ik er achteraan wilde gaan, bleek ook mijn fiets verdwenen te zijn. Ik heb toen zo goed en zo kwaad als het ging enige mensen verzameld.
Daarmee ben ik toen verder Zuidelijk gegaan. Aldaar hebben we enige tijd gezeten. Tenslotte kwamen er troepen uit het voorterrein terug en ben ik door het artillerievuur gedwongen om terug te gaan en ben ik tenslotte terecht gekomen op een punt, waar de rivier en de weg elkaar naderden, bij rivierpaal 54, alwaar wij stelling hebben genomen met de vier mitrailleurs die wij nog beschikbaar hadden. Vandaar uit hebben we gezien, dat bij Rhenen een luchtbombardement plaats had. Er zijn steeds troepen langs gekomen, die op de terugtocht waren en werd mij door een soldaat medegedeeld, dat ook delen van mijn Bataljon waren langs gekomen. Daarop ben ik afgemarcheerd naar Elst, waar de terugtrekkende troepen werden verzameld en een stelling werd ingenomen. Op last van de Bataljonscommandant ben ik over de rivier gegaan en naar Ingen gemarcheerd. Ik had toen slechts een deel van mijn compagnie. Later is mij gebleken, dat de Vaandrig Kooy nog in de stelling was gebleven, bij de spoorweg. Ik weet zeker, dat bij de overtocht over de Rijn bij het Ingense pontveer de Luitenant Scheepstra met zijn sectie van de compagnie Knippenberg daar ook aanwezig was.
De Bataljonscommandant is niet bij mij op de commandopost geweest.
Bij het vertrek uit Ingen op 12 Mei heeft de troep brood meegekregen, maar er was geen middageten verstrekt. Gedurende het verblijf aan de spoorbaan heeft de troep geen eten gekregen, doch geleefd van wat zich in de huizen bevond.
De keukentrein bevond zich tussen Rhenen en Elst, doch in de toestand die hier heerste, was het niet mogelijk de keukentrein aan te trekken.
Ik heb aan de Majoor Dekker bericht van mijn aankomst aan de spoorlijn gezonden met een schets. Verder is een Luitenant naar de Bataljonscommandant gezonden om versterking te vragen. Tenslotte heb ik bericht gekregen van de Bataljonscommandant, dat er een tegenaanval zou plaats hebben. De tegenaanval zou plaats hebben te 6.00 uur.
Overigens is er geen contact met de Bataljonscommandant geweest.
Toen ik 's avonds in Rhenen aankwam waren er aldaar reeds enige huizen verbrand. Toen Rhenen in lichterlaaie stond was ik niet in Rhenen."

      

De Commissie van Onderzoek,

V.E. Nierstrasz,
Generaal-Majoor tit. b.d.

F.A.J. de Klerck,
Luitenant-Kolonel der Artillerie b.d.

Voorgelezen, volhard en getekend,

(get.) W.A. Hulsman.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 3.28 MB)