Verklaring van sergeant-capitulant J.E.M. Woltering

VERKLARING OP 17 JUNI 1940 voor RIJKSRECHERCHEUR.
------------------------------------------

Johannes, Engelbertus, Michaël Woltering,
geboren te Laag Soeren, 10 September 1917, serg. cap. der 2-I-8 R.I.
gelegen te Achterberg, gemeente RHENEN, verklaarde:

  In den nacht van 11 op 12 Mei 1940 (Zaterdag op Zondag) bevond ik mij in de stelling, gelegen aan den Grebbedijk, onder aan den Grebbeberg, die toen was bezet door de 2e sectie van 2-I-8 R.I., onder commando van den res. 1e Luit. TIMMERMANS.
  Te omstreeks middernacht stond ik met eenige manschappen wier namen ik niet weet, in die stelling, nabij het rechter mitrailleurnest. Op dat moment vervoegde zich bij mij de soldaat TOELEN, van onze sectie, die mij mededeelde, dat wij terugtrokken. Wat hij precies zeide weet ik niet meer. Ik vroeg hem, waarvan dat bericht kwam, waarop hij geen antwoord gaf. Ik ben toen de stelling ingegaan om te zien, waar de rest van onze sectie was. Voor zoover ik kon nagaan, was die stelling toen verlaten. Ik ging toen naar de manschappen, die bij mij waren en zeide hen, dat zij met den mitr. alvast het bruggetje zouden overgaan. Mijn bedoeling was, met hen terug te trekken in de richting van den cp. van Kapitein COLLETTE, onze C.C. Ik ging toen kijken waar de eenige nog achtergebleven soldaat bleef. Toen ik daarna terugkeerde was de groep militairen, die bij mij was geweest, in zijn geheel verdwenen, behalve de soldaat KNIPSCHEER. Ik wilde naar den genoemde cp. gaan, doch kon dien niet bereiken, daar de Heimersteinschelaan versperd was. Ik heb toen met KNIPSCHEER overnacht in een barak van den kapt. BAKKER aan den Cuneraweg. In den ochtend ben ik met vijf bedieningsmanschappen van de Pag. gegaan naar den cp. van den Kapt.v.d. BERG. Daar heb ik gevraagd hoe het stond. Vervolgens ben ik naar den cp. van Overste HENNING gegaan, wien ik mijn wedervaren vertelde. De overste HENNING zeide, dat het een Valsch bericht moest zijn geweest.
  Hij droeg mij op, naar den B.C., Majoor LANDZAAT, te gaan, hem mede te deelen, dat ik was teruggetrokken en diens orders op te volgen. Majoor LANDZAAT droeg mij op naar de stelling terug te gaan. Ik ging toen naar de stelling terug. Dit was op Zondagmorgen, 12 Mei 1940 waar ik verschillende manschappen van onze sectie aantrof. Later zag ik daar Luit. TIMMERMANS, althans dat meen ik mij te herinneren. Ik heb hem niet gesproken. Zooals ik vernam had Luit. TIMMERMANS dien nacht bij de mortierkisten doorgebracht. Ik had mijn evenwicht wat verloren en heb niet geinformeerd hoe het met die terugtocht was gegaan. We zijn tot des middags 3 of 4 uur in die stelling gebleven. Toen zijn wij teruggetrokken met den Luit. SLAGER van de 1e sectie. Op dat moment waaiden er witte vlaggen op de stelling van het IIe Bat. van Majoor JACOMMETTI. Toen ik des Zondagsmorgens te ongeveer 9 uur in de stelling terugkeerde, was daar blijkbaar niets bijzonders gebeurd, althans de stelling was intact en Duitschers waren er niet te zien.
  Ik merk nog op, dat ons door Majoor LANDZAAT en kapt. COLLETTE, meermalen was opgedragen nimmer terug te trekken, vandaar dat ik de mededeeling van soldaat SEELEN (vermoedelijk bedoelt Woltering hier soldaat Toelen. Redactie) vreemd vond. Waarom men dien nacht de stelling verliet, weet ik niet.
  Dit is de geheele waarheid.

Voorgelezen en volhard en in concept geteekend.
w.g. J.E.M. WOLTERING.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 823.69 KB)