Verklaring van wachtmeester G. Veldhoen

Wachtmeester G. Veldhoen van de Marechaussee, verklaart bij zijn verschijning voor
de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 14 April 1947:
------------------------------

  12 Mei 1940 's avonds trokken wij met auto's vanuit Doorn naar Rhenen. Daar werd ons medegedeeld ons tusschen de troepen te verspreiden om te trachten deze weer naar voren te brengen. Toen wij over het viaduct waren kwam er een heele colonne troepen aan die wij weer boven op de Grebbe hebben gebracht. Wachtmeester Roelofsen werd op het viaduct getroffen. Ik ben met nog eenige menschen hem gaan halen en werd hij door ons in een huis rechts van de brug gebracht, vanuit de richting Grebbeberg.
  Hierna zijn wij met Kapitein Gelderman terug gegaan tot halfweg de Grebbe. Hier werden wij van rechts af beschoten waar wij met 3 man op hebben gevuurd, w.o. Opperwachtmeester Van der Krol.
  Kapitein Gelderman was hier toen niet bij. Even later riep hij mij en gaf mij opdracht om te trachten versterking te krijgen. Ondertusschen was het nacht geworden. Ik ben eerst over het viaduct geloopen, in Rhenen ben ik met een fiets, die daar aan den weg lag, verder gereden tot bij een troep die lag aan den weg Rhenen-Elst. Er was een commandant van een legeronderdeel bij, een Majoor of Overste. Dit was bij een Steenfabriek bij Remmerden. Ik heb getracht versterking te krijgen. De commandant zei mij dat hij eerst opdracht moest hebben van zijn hoogere commandant. Er werd mij nog gezegd dat er in Elst ook nog troepen zouden liggen. Ik ben toen doorgefietst naar Elst. Daar heb ik den Chef-Veldwachter gesproken (Dickman) die mij vertelde dat de troepen heelemaal bij Amerongen zaten. Ik zei toen: "dat is mij te ver, dan ga ik terug". Toen ik terugging kwam ik bij Rhenen de Militaire Politie op den weg tegen. Hier stonden ook eenige Marechaussee's bij, w.o. Wachtmeester Fortuyn en Opperwachtmeester v.d. Krol. Ik zei hen dat ik naar Kapitein Gelderman moest waarop Opperwachtmeester v.d. Krol antwoordde: "dat kan niet want hij kan elk oogenblik hier zijn". Even later kwam er een wagen met eenige militairen aan, ook een gewapende dame, die verdacht werden van desertie. Ik kreeg opdracht deze met de wagen naar de Militaire Politie in Doorn te brengen naar den commandant, ik meen Sergeant-Majoor De Winter. Opperwachtmeester v.d. Krol is toen meegegaan.
  Daarna hebben wij de wagen teruggebracht, na eerst nog op weg naar Rhenen te zijn geweest, naar de Militaire Politie in Doorn. Onderweg kwamen wij collega's tegen die ons zeiden dat wij naar ons kwartier in Doorn moesten.

's-Gravenhage, 14 April 1947.
G. Veldhoen.

 

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 811.67 KB)