Verslag van reserve Luitenant-Kolonel J.M. Kolff


VERSLAG OVER DE GEBEURTENISSEN GEDURENDE DE
VIJANDELIJKHEDEN VAN 10 MEI TOT EN MET 14 MEI 1940.
= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =

Betreft alleen 46e Regiment Infanterie. (min 1e Bataljon)

-o-o-o-


In den morgen van den 10den Mei bleek een oorlog te zijn uitgebroken tusschen Duitschland en Nederland. Groote aantallen Duitsche vliegtuigen overvlogen ons gebied en al spoedig werden de opstellingen in het geheele regimentsvak, alsmede de commandoposten door vijandelijke vliegtuigen onder vuur genomen. Deze vliegtuigen werden door ons krachtig onder vuur genomen, met het gevolg dat al spoedig meerdere vliegtuigen omlaag stortten. In den avond werd een Duitsch vliegtuig voor de voorposten neergeschoten. De bestuurder werd als eerste krijgsgevangene doorgezonden naar den commandopost van Brigade A. Voorts werd in den laten avond bericht ontvangen, dat de "Groep Betuwe" was teruggetrokken.

Den 11den Mei begon de vijandelijke beschieting van den Grebbberg. Vanaf dit oogenblik werden onze stellingen bij tusschenpoozen door vijandelijk artillerievuur bestookt. De voorposten in het vak van IV Divisie waren toen reeds teruggenomen. Het Opheusder pontveer bleek onvernield aan de noordelijke Rijnoever te liggen.
In den namiddag te 15.25 uur werd desgevraagd bericht ontvangen van 44e Regiment Infanterie, dat de Regiments Wielrijders Patrouille van 44e Regiment Infanterie voor vijandelijke overmacht was teruggeweken tot achter de voorposten. Spoedig daarna werden onze voorposten vanaf den noordelijke Rijnoever zuidelijk van Wageningen onder krachtig vijandelijk zwaar mitrailleurvuur genomen. Omstreeks 'n half uur later werd bericht dat vijandelijke gemotoriseerde troepen Wageningen waren binnengerukt. Vrijwel gelijktijdig werd voor het eerst melding gemaakt van vijandelijke patrouilles in ons rechter vak n.l. te Zetten.
Te 17.30 uur trokken circa 80 man, waarbij een officier, afkomstig van de voorposten voor de Grebbestelling, aan de overzijde van den Rijn terug. Reeds te 16.50 uur was de telefonische verbinding met de voorposten verbroken. Het bleek, zonder aanvoer van nieuwe veldkabel, niet mogelijk deze verbinding te herstellen, daar de P.T.T. draad op vele plaatsen was stukgeschoten en over onvoldoende reservedraad werd beschikt.
Hierdoor kwamen de zeer goede berichten van de voorposten met groote vertraging, per ordonnans of per postduif binnen.
Ware er of grondkabel gelegd, of een telefooniezender beschikbaar gesteld, zooals door mij schriftelijk aan commandant Brigade A. was voorgesteld na de oefening in het bezetten van de stelling op 16,17 en 18 april 1940, dan was het vereischte persoonlijke contact met de commandant voorposten, zoomede later met de commandant Mitrailleur Compagnie 1e bataljon 46e Regiment Infanterie beter tot zijn recht gekomen.
Te 19.20 uur moest onze Regiments Wielrijders Patrouille voor oprukkende lichte troepen tot achter de voorposten terugtrekken, terwijl ruim een half uur later de voorposten krachtig vuur hadden uitgebracht, week de vijand terug. Vanaf 20.40 uut tot den volgenden dag 12 Mei plusminus 2.00 uur werden in het voorterrein bij tusschenpoozen vuurwerkseinen (roode ballen) waargenomen.

Zondag 12 Mei.
Te 11.00 uur trad de vijand opnieuw tegen de voorposten op; onder meer werd een vijandelijk Motorzijspan en pantserwagen door onze opstelling 6 veld bij pl. 17 buiten gevecht gesteld.
In den namiddag was de vijand voor die voorposten teruggeweken. Een peloton 6e eskadron 1e Regiment Huzaren trachtte opnieuw voeling met den vijand te verkrijgen en meldde te 17.00 uur, dat vijandelijke pantserwagens oprukten van Zetten naar Andelst. In de hoofdweerstandsstrook viel nu en dan eenig storend vijandelijk artillerievuur.
Te 17.30 uur bleek uit binnengekomen berichten, dat de vijand in het nevenvak was doorgedrongen tot den oostelijke rand Grebbeberg, wat aanleiding geweest is voor commandant 46e Regiment Infanterie om aan commandant Regimentsreserve te 17.32 uur het bevel nr.19 (blz. 4 bijlage) uit te geven en voorts om aan commandant Brigade A. te verzoeken troepen ter beschikking te stellen om de linker flank te dekken tusschen voorposten en frontlijn. Naar aanleiding van dit verzoek stelde commandant Brigade A. ter beschikking van commandant 46e Regiment Infanterie de Mitrailleur Compagnie 1e bataljon 46e Regiment Infanterie. Deze commandant ontving te 21.00 uur bevel nr.28 (blz. 5 bijlage). In den loop van den nacht werden wederom talrijke vuurwerkseinen waargenomen, thans rood en wit.

Maandag 13 Mei.
Gedurende den nacht waren bij de voorposten geen bijzonderheden voorgevallen. Vijandelijke artillerie was te 5.00 uur 100 meter noordelijk van Steenfabriek (vierkant 171-90;439-90) in stelling gekomen. Te 7.50 uur meldde commandant 44e Regiment Infanterie, dat de voorposten in vak 44e Regiment Infanterie waren teruggenomen. Naar aanleiding hiervan kreeg commandant voorposten een sectie van de Mitrailleur Compagnie 1e bataljon 46e Regiment Infanterie ter beschikking, op te stellen bij paal 17 front zuid.
Te 8.10 uur waren alle telefonische verbindingen met de ondercommandanten gestoord, tengevolge van het stukschieten der draden. Te 8.42 uur bleek uit berichten van ondercommandanten, dat het water ook hedennacht niet gerezen was en het in geval van oorlog te inunderen terrein in het vak van 46e Regiment Infanterie droog stond, op welke zeer groote waarschijnlijkheid commandant 46e Regiment Infanterie herhaaldelijk heeft gewezen.
Te omstreeks 12.00 uur trokken Nederlandsche troepen, ter sterkte van een compagnie aan de noordzijde van den Rijn ter hoogte van Rhenen in westelijke richting terug en werden Duitsche patrouilles waargenomen zuidelijk van de Grebbeberg, welke patrouilles door de linker flankdekking krachtig onder vuur werden genomen. Vrijwel gelijktijdig werd een hevig vijandelijk artillerievuur afgegeven op Rhenen en het terrein ten noorden hiervan. Naar aanleiding hiervan werd te 12.18 uur door commandant 46e Regiment Infanterie aan commandant Brigade A. dringend verzocht de Rhenensche brug te doen vernielen. De linker flankdekking werd versterkt.
Te 13.05 uur bleken Nederlandsche en Duitsche troepen slaags te zijn circa 200 meter oost van de kerk van Rhenen. Een half uur later verschenen ongeveer 27 Duitsche bommenwerpers, welke op de westelijke rand van de Grebbeberg bommen uitwierpen.
Te 16.20 uur lag de linker flankdekking onder zwaar vijandelijk artillerievuur. Tien minuten later bleek, dat twee Duitsche mitrailleurs, onder dekking van dit artillerievuur stelling hadden genomen op de Rhenensche brug aan den noordoever, welke mitrailleurs door een sectie 46e Compagnie Mortieren voorlopig tot zwijgen werden gebracht.
DE BRUG WAS TOEN NOG STEEDS NIET OPGEBLAZEN.
Nadat door de getroffen maatregelen voorlopig aan de bedreiging van de linker flank van 46e Regiment Infanterie het hoofd was geboden, bleek al spoedig dat ook thans onze rechter flank bedreigd werd.
Te 16.45 uur werd desgevraagd gemeld, dat de toestand bij 44e Regiment Infanterie ongunstig was en dat blijkens bericht 38 (blz.8 bijlage) de vijand ten oosten en westelijk van Ochten de frontlijn had doorbroken en door 44e Regiment Infanterie werd stand gehouden in de stoplijn. Naar aanleiding van dit laatste bericht werden door commandant 46e Regiment Infanterie maatregelen getroffen, noodzakelijk om de rechterflank van het Regimentsvak naar het zuidoosten te beveiligen. (zie bericht 39, blz. 8 bijlage).
Bovendien werd door commandant 46e Regiment Infanterie aan commandant Brigade A. de wenschelijkheid betoogd om de voorposten te mogen terugnemen, daar, op grond van de ingekomen berichten geen onmiddellijke aanval in front mocht worden verwacht en het regimentsvak bij het handhaven van de voorposten een diepteopstelling zou krijgen van ruim 6 kilometer, met twee niet aangeleunde flanken.
Commandant Brigade A. gaf hierop opdracht de voorposten te doen teruggaan.
Voor de bevelen aan commandant rechter flankdekking en commandant voorposten zie de berichten resp. 43 en 40 (blz. 8 van de bijlage). Vanaf 19.00 uur werd de stelling en de regimentscommandopost zoowel uit zuidelijke (richting Druten) als uit noordelijke (richting Grebbe) richting onder vijandelijk artillerievuur genomen. (zie berichten 48 t/m 50, blz. 10 bijlage).
Een welkome tijding was het bericht, dat te 19.15 uur de Rhenensche brug was opgeblazen. Te 19.30 uur kwam de bevelsontvanger met het terugtochtsbevel van commandant Brigade A, waarna door commandant 46e Regiment Infanterie het terugtochtsbevel voor het regiment werd gegeven. (zie 46a, 46 b, blz. 9 en 56, blz. 10 bijlage).
De terugtocht werd daarop te 20.10 uur aangevangen. De eerste afdeelingen kwamen in den nacht van 13 op 14 Mei om 3.30 uur te Vianen aan.
Gedurende den terugtocht werd het Regiment herhaaldelijk met mitrailleurvuur uit vliegtuigen bestookt. Vermoedelijk is het aan de omstreeks 1.00 uur opkomende mist te danken, dat geen verliezen werden geleden.
Van 7.00 uur tot circa 16.00 uur verscheenen herhaaldelijk vijandelijke vliegtuigen boven Vianen, welke mitrailleurvuur in de straten afgaven. Hierbij vielen eenige gewonden.
Na door mij ingewonnen inlichtingen op het Gemeentehuis omtrent de legeringscapaciteit van Vianen en omgeving werden de Staf en de Bataljons van 46e Regiment Infanterie, 8 Grensbataljon, 6e eskadron 1e Regiment Huzaren, 6e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs, 9e Compagnie Pioniers en het Detachement A.At. Brigade A. over het toegewezen rayon verdeeld en werd tot legering overgegaan.

  Op 14 Mei te circa 11.00 werd het navolgende bevel ontvangen:

 

  SPOED
 
Commandant Brigade A. Sectie I.1.
Vijandelijke pantserwagens dringen door tot Goudriaan.
Zij worden afgegrendeld door IIIe Legerkorps te Hoogblokland.
Commandant 46e Regiment Infanterie, zoo noodig met versterking van pantserafweergeschut van 8 Grensbataljon zal afgrendelen:
1e. driesprong Kunstwegen Motorgemaal vierkant 132-441;
2e. driesprong Kunstwegen zuidelijk van Lexmond;
3e. driesprong Kunstwegen noordelijk van Stoomgemaal vierkant 130-441
  De Kolonel,
Commandant Brigade A.,
o/l de waarnmend Chef Staf,
get. de Boer.
  Aan:
Commandant 46e Regiment Infanterie
Naar aanleiding van dit bevel werd de kaart bestudeerd, waarbij bleek dat voor de vijandelijke pantserwagens de weg Goudriaan - Noordeloos - Meerkerk - Lexmond - Vianen geheel open lag, terwijl de vijand ook via Meerkerk of over Ameide - Sluis - Achthoven of over den weg langs en aan de oostzijde van het Merwedekanaal het legeringsgebied kon naderen.
Commandant 8 Grensbataljon, die gedeeltelijk over rijwielen beschikte, kreeg opdracht om 3 lichte mitrailleurgroepen op rijwiel, onder commando van een officier, waaraan toegevoegd 3 stukken pantserafweergeschut 8 Grensbataljon op te stellen:
a. 1 stuk pantserafweergeschut, waarbij een lichte mitrailleurgroep opgesteld driesprong kunstwegen Motorgemaal, vierkant 132-441.
b. idem, opgesteld aan den driesprong van wegen zuidelijk van Lexmond
c. idem, opgesteld aan den driesprong van wegen noordelijk van Stoomgemaal, vierkant 130-441.
De aanwezige K. rollen medevoeren. Bericht mij zoodra de opstellingen zijn ingenomen.

Vervolgens worden commandant 1e compagnie 2 bataljon 46e Regiment Infanterie; commandant Mitrailleur Compagnie 2e bataljon 46e Regiment Infanterie en commandant 46e Compagnie pantserafweergeschut ontbonden en het navolgende bevel uitgegeven:

  Vijandelijke pantserwagens drongen door tot Goudriaan.
Door troepen van 8 Grensbataljon worden de navolgende wegen afgesloten:
1e. driesprong Kunstwegen Motorgemaal vierkant 132-441;
2e. driesprong Kunstwegen zuidelijk van Lexmond;
3e. driesprong Kunstwegen noordelijk van Stoomgemaal vierkant 130-441.
De 1e compagnie 2e bataljon 46e Regiment Infanterie (min een sectie), waaraan toegevoegd een sectie Mitrailleur Compagnie 2e bataljon 46e Regiment Infanterie en 3 sectiën 46e compagnie pantserafweergeschut, het geheel onder commando van commandant 1e compagnie 2e bataljon 46e Regiment Infanterie stelt zich op in tweede lijn achter 8 Grensbataljon.

opdracht:

a. een sectie infanterie, een stuk zware mitrailleur en een sectie pantserafweergeschut sluit in den zuidrand Helsdingen de wegen af, gaande in zuidelijke en zuidwestelijke richting.
b. een sectie infanterie, een stuk zware mitrailleur en een sectie pantserafweergeschut sluit den weg langs het Merwedekanaal en den Kruisweg af, ter hoogte van Biezenmolenbrug.
c. een sectie infanterie, een sectie pantserafweergeschut komen als mobile reserve bij "de zeven boompjes", vierkant 134-444.
De aanwezige K. rollen worden medegevoerd. Voor de infanterie staan gevorderde rijwielen bij het gemeentehuis Vianen gereed. Voor de zware mitrailleurs twee vrachtauto's.
Commandant 1e compagnie 2e bataljon 46e Regiment Infanterie zal zoo spoedig mogelijk afmarcheeren en de opstellingen laten innemen. Verbinding per motorordonnans.
Bericht mij ten minste elke twee uur, ook negatief en zoodra de opstelling is ingenomen.
Voor verpleging wordt dezerzijds zorg gedragen.
Omstreeks 17.00 uur werden de regimentscommandanten bij commandant Brigade A. ontboden. Bij eene bespreking deelde commandant Brigade A. mede, dat de toestand ernstig was en het met het oog op vliegergevaar niet wenschelijk werd geacht zijn troepen dusdanig eng gedurende den nacht zouden legeren. Het werd wenschelijk geacht dat de Brigade in verzamelvorm, den nacht zou doorbrengen buiten de bebouwde kommen van het legeringsgebied.
Aan mij werd opgedragen het 46e Regiment Infanterie in colonne op te stellen in de boomgaarden Oost van den weg langs het Merwedekanaal, front zuid, met het hoofd bij de Biezenmolensche brug, zoo noodig de compagnieën geecheloneerd opstellen. De kruispunten van wegen tenminste 10 meter vrijlaten. De staart van de colonne mocht de Hagerweg niet in noordelijke richting overschrijden.
Juist nadat ik de bevelen aan de ondercommandanten had uitgegeven, om onmiddellijk de voorgeschreven opstelling in te nemen. Kwam het gerucht, dat Nederland de wapenen had neergelegd. Kort hierop ontving ik van commandant Brigade A. het bevel: "Verzamelvorm niet innemen. De troepen blijven legeren in hun rayons."

Als bijlagen voeg ik hierbij de verzamelstaten van berichten van compagnieën 2e en 3e bataljon 46e Regiment Infanterie, zoomede een verslag van den Regiments-Arts 46e Regiment Infanterie, en verslagen van de Artsen, belast geweest met de geneeskundige verzorging in de hulpposten van 3e en van 2e bataljon en in de Hulpverbandplaats en de verzamelplaats marschvaardige gewonden.
In totaal zijn in de hulpposten 40 gewonden behandeld, waaronder ook de beide gewonde Nederlandsche vliegers en gewonden van het 6e 1e Regiment Huzaren en 8e Regiment Infanterie.
Ik moge in dit verband met weemoed herdenken de vijf dienstplichtigen van 46e Regiment Infanterie (min 1e bataljon), die voor 't Vaderland hun leven offerden, te weten:

BROUWER, Cornelis geb. 17-2-1920 te Apeldoorn;
Van DIJK, Otto geb. 24-11-1906 te Rotterdam;
HEIDENREICH, Anton Henricus geb. 18-7-1920 te Amsterdam;
HOOGEVEEN, Cornelis geb. 7-5-1912 te Rotterdam;
KNIJFF, Willem Martnus geb. 13-1-1914 te Oudenbosch.
De vier laatstgenoemden werden op mijn last van de plaatsen, waar zij gevallen en tijdelijk ter aarde waren besteld, naar Vianen overgebracht. Hier werden de lijken gekist en vond op Maandag 20 Mei op het Kerkhof te Vianen eene plechtige begrafenis plaats, waarbij het ingevolge eene prijzenswaardige samenwerking van R.K. en Protestantsche Geestelijkheid mogelijk was om vier mannen in elkaars onmiddellijke nabijheid ter ruste te leggen.
Het geheele regiment was om de graven vereenigd, terwijl talrijke familieleden der gesneuvelden de plechtigheid bijwoonden.
De dienstplichtige BROUWER is in het Ziekenhuis te Utrecht overleden. De gevallenen van 1e bataljon 46e Regiment Infanterie konden niet worden opgespoord en zijn vermoedelijk op den Grebbeberg begraven.
In totaal zijn van 46e Regiment Infanterie gevallen 12 manschappen, terwijl 2 officieren en 13 soldaten werden gewond en nog 14 man worden vermist.

Hieronder volgen nog eenige opmerkingen van algemeenen aard. Terwijl bijna acht weken, tijdens de strenge vorstperiode niet kon worden gewerkt en daarna de ruim 80 centimeter diepe hal in den vaste kleigrond het werk belemmerden, waren de gevechtsopstellingen in mijn regimentsvak geheel gereed, toen de oorlog uitbrak. De schuilplaatsen waren voor 95 procent gereed. Het afdekken met zoden was beëindigd; het camoufleeren vrijwel gereed.
De betonnen kazematten, die ik in mijn regimentsvak in eigen beheer door de regimentsbetonploeg heb doen uitvoeren, te weten 16 kazematten voor lichte mitrailleurs en 6 kazematten voor zware mitrailleurs waren geheel afgebouwd. Bovendien waren juist gereed gekomen de 8 kazematten voor de frontlijn, gebouwd door Hoofd Sectie V Brigade A. Aan de talrijke zeer zware aarden opstellingen was ook alle zorg besteed.
Met paalversperringen en putring-hindernissen, zoomede met belangrijke aantallen Friesche ruiters waren de wegen tijdig afgesloten. Ook de tankgrachten waren in mijn vak geheel gereed gekomen.
Gedurende vele maanden waren duizenden vruchtboomen gekapt en weggevoerd, teneinde goede schootsvelden te verkrijgen. In den middag van den eersten oorlogsdag werden een tiental huizen onmiddellijk voor de Liniedijk gelegen op mijn verzoek door de zorgen van Hoofd Sectie V. van Brigade A. opgeruimd.
De draadhindernissen waren onvoldoende. In October / November 1939 was eene drievoudige hindernis voor de frontlijn met houten palen gereed gekomen. Daarna konden geen palen en draad meet ter beschikking worden gesteld, zelfs niet voor de voorposten.
In April 1940 mocht nog slechts van ijzeren palen worden gebruik gemaakt, welke aanvankelijk niet konden worden geleverd. Kort voor het uitbreken van den oorlog kwam de eerste zending ijzeren palen ter mijner beschikking.
De inundatie, welke in mijn regimentsvak was voorbereid, was slechts in zeer geringe mate en wel zuid van den spoorbaan Kesteren / Zetten tot stand gekomen.
Ik heb herhaaldelijk als mijne meening te kennen gegeven, dat in den zomer bij lagen Rijnwaterstand eene inundatie in mijn hoger gelegen vak weinig kans van slagen zou bieden.
Dat het geheele terrein noord van bedoelde spoorbaan droog zou blijven heb ik zelfs niet durven veronderstellen.
Toch meen ik mij gerechtigd te achten te verklaren, dat dank zij gestagen arbeid van officieren, onderofficieren, korporaals en soldaten, onder mijn bevel - gedurende de laatste maanden aangevuld door burger arbeiders, mijn regimentsvak Kesteren tot een wel sterk geheel is uitgegroeid.
De troep had een groot vertrouwen gekregen in eigen werk, in de duurzaamheid harer opstellingen, in de samenwerking der onderscheide wapenen en hiermede in het beleid harer leiders. Zoo mocht ook omgekeerd de leiding onbeperkt vertrouwen stellen in dit regiment, samengesteld uit oudere lichtingen, doch waardig gebleken een plaats in te nemen in de frontlijn naast de regimenten, organiek behoorende tot de Divisiën van het Veldleger.
Het moreel van het 46e Regiment Infanterie mag, behoudens eenige hiervan te vermelden uitzonderingen, goed worden genoemd en tot het laatst toe is dit zoo gebleven, alhoewel en dit zij volledigheidshalve vermeld, eenige hierna te vermelden factoren van invloed zijn geweest, namelijk:

a. dat reeds den eersten avond (10 Mei) de groep Betuwe door de stelling terugtrok en medegedeeld werd, dat de Duitschers geen gevangenen maakten.
b. dat den tweeden dag (11 Mei) de voorposten voor de Grebbe stelling met witte vlaggen voorop, teruggingen en meerdere vluchtende groepen, zwemmende of met bootjes over den Rijn trokken, onder andere een afdeeling van circa 50 man, waarbij een officier, die later bleek te zijn de Luitenant Lindeman, D.H. van 8e Regiment Infanterie, gruwelverhalen vertellende, onder andere dat de Duitschers geen krijgsgevangenen maakten, maar of de Nederlandsche militairen ontwapenden en voor zich uitdreven om dienst te dien als schermen of hen te samen dreven in een schuilplaats en er dan handgranaten in wierpen.
c. het vrijwel onafgebroken bombardement op den mijn geheele vak domineerenden Grebbeberg; het vrije spel van de Duitsche vliegtuigen (bombardementen), terwijl Engelsche of Fransche hulp uitbleef, de hevige branden aan de overzijde van den Rijn vanaf Wageningen tot en met Rhenen en terwijl dit alles al die dagen bijna werkloos moest worden aangezien, omdat zich immers vrijwel geen doelen aan onze infanterie - wapenen aan de overzijde van den Rijn hebben geboden.
Ik wensch in het bijzonder hulde te brengen aan mijne voorposten, die, alhoewel zij zich met omsingeling bedreigd wisten, tot het oogenblik van het bevel voor den terugtocht (op 13 Mei, omstreeks 17.00 uur) rustig en paraat op hun post zijn gebleven en met uitzondering van de versterkte Sectie nabij de boerderij Maneswaard, welke tengevolge van het vijandelijk vuur niet meer terug kon, in goede orde tot achter de stoplijn zijn teruggegaan.
Ik noem hier in 't bijzonder de commandant voorposten de reserve kapitein van SCHALKWIJK J.G., Commandant 2e compagnie 3e bataljon 46e Regiment Infanterie met zijne compagnie; de beide sectiën van Mitrailleur Compagnie 3e bataljon 46e Regiment Infanterie onder bevel van den reserve 1e luitenant NOOYEN, A.A.H., de 46e Batterij 6 Veld (min 1 stuk) plus 1 stuk pantsergeschut onder bevel van den reserve kapitein SCHOUTEN W.J.
Ik wil in dit verband mede de aandacht vestigen op de motor-ordonnansen, die na het stuk schieten van de telefoonverbindingen de berichten hadden over te brengen naar de voorposten. en later naar de frontlijn en die vaak onder vuur hun moeilijken taak hadden te verrichten. Ik noem hierbij de dienstplichtigen BOS H.J.; HEIDENREICH J.A.C. MUNNIKREDE A.J.

Helaas moet ik eenige uitzonderingen maken en hierbij rapporteeren:

1e. De Commandanten van beide Sectiën, opgesteld op den uitersten linkervleugel van de linkerflankdekking, resp. de reserve 1e luitenant BARNHOORN J. en de vaandrig CROMMELIN H.O.H., die eigenmachtig en zonder redenen met hun sectiën in den middag van 13 Mei te circa 15.30 uur het stellingvak hebben verlaten en met de witte vlag voorop, eigener beweging zijn teruggetrokken naar Lienden, waarvan zij geen mededeeling hebben gedaan aan commandant linkerflankdekking. Beiden behooren tot 3e compagnie 2e bataljon 46e Regiment Infanterie. Deze zaak is door mij onderzocht en aanhangig gemaakt.
2e. De reserve officier van gezondheid der 2e klasse RENOUT W. heeft eigener beweging, met het geneeskundig personeel, den door hem te bezetten hulppost van het 3e bataljon 46e Regiment Infanterie op den 11den Mei 1940 te circa 21.00 uur verlaten en zich met een vrachtauto naar Tiel begeven, zonder hiervan bericht te zenden en later voorgevende, dat hij zich alleen en verlaten zou hebben gevoeld en zich met omsingeling bedreigd achten. Hij is eigener beweging den volgenden dag teruggekeerd, daar hij van ordonnansen vernomen had, dat er niets aan de hand was. De zaak is door mij onderzocht en aanhangig gemaakt.
3e. Rapporteer ik, dat de reserve veldprediker PLOMP, Ds. C.R. eigenmachtig het regiment heeft verlaten. Met de regiments Hulpverbandplaats is hij teruggegaan in de richting Culemborg. Alhoewel de dd. officieren van Gezondheid hem raadden zich weer bij zijn regiment te vervoegen is hij via Vreeswijk teruggegaan en bij het Hoofdkwartier van het Veldleger te Gouda terecht gekomen. Hier zou de Veldprediker bij het Hoofdkwartier van het Veldleger hem, omdat hij eeniger mate geschokt was, tijdelijk aan diens bureau hebben verbonden. De PLOMP heeft nagelaten mij omtrent de redenen van zijn eigenmachtig vertrek in te lichten. Deze zaak is nog bij mij nader in onderzoek.

 

Ik wensch te eindigen met een woord van dankbare hulde aan de officieren, onder-officieren, korporaals en soldaten van mijn regiment van wie gedurende deze vijf dagen het alleruiterste gevergd is.
Noch de bedreiging van beide flanken, noch een beschieting op 13 Mei omstreeks 19.00 uur door vijandelijke batterijen van de richtingen Druten en Wageningen gelijktijdig ondernomen vermocht in de hoofdweerstandslijn verwarring te stichten.
En zoo heeft 46e Regiment Infanterie stand gehouden tot op het oogenblik, waarop 13 Mei omstreeks 20.30 uur de bevelen voor den terugtocht de voorste lijn bereikten, welke terugtocht vervolgens in goede orde en volgens de gegeven bevelen is geschied.
De reserve Luitenant - Kolonel.
Commandant 46e Regiment Infanterie

(get.) J.M. KOLFF.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 8.29 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 17.96 MB)