Verslag van dienstplichtig sergeant G. van Mameren

afschrift.

G. van Mameren.

Hoensbroek 15 Januari 1941.

Hierbij voeg ik een verslag van alles wat ik in de oorlogsdagen van 9-15 Mei op de Grebbeberg heb meegemaakt. Ik vermeld alles wat ik goed heb onthouden, dingen, waaraan ik twijfel laat ik weg.
Momenteel ben ik nog steeds als oorlogsgewonde niet ontslagen uit het Militair Hospitaal. Ik ben in behandeling bij Dr. Tjebbes, chef van de afdeling kaakchirurgie aan het Stads en Academisch Ziekenhuis te Utrecht.
De meeste tijd ben ik thuis, Hoensbroek, maar regelmatig reis ik voor controle naar Utrecht. Van het al of niet voldoende aangroeien van de breuk in mijn rechteronderkaak, zal afhangen of ik nog een operatie moet ondergaan.

Hoogachtend,

get. G. van Mameren.


-------------------------------

Ik was dpl. sergeant bij 3-I-8 R.I. Vanaf 1 September 1939 was ik gelegerd in Rhenen. Onze stelling was gelegen tussen de straatweg Rhenen-Wageningen en de Rijn en plm. 500 meter ten Oosten van de ingangspoort van Ouwehand's dierenpark. Als een der oudste Onder-Officieren van onze compagnie werd ik aangewezen als Sectie-Commandant van de 4e Sectie.
Gedurende de oorlogsdagen had ik te verdedigen met mijn sectie het gedeelte van onze Compagnie-stelling, dat direct grensde aan de straatweg links aangeleund aan onze nevencompagnie, aan de noordkant van de straatweg, rechts door onze 3e Sectie. Frontbreedte van mijn loopgraaf was plm. 250 meter. Onze loopgraaf lag in tamelijk dicht struikgewas, voor ons was een bos van jonge dunne bomen. Een dubbele prikkeldraadversperring liep ca. 30 à 40 meter voor onze stelling.
Mijn sectie bestond, in afwijking van de normale sterkte uit vier groepen, met elk een licht mitrailleur, opgesteld in een mitrailleurnest, gemaakt van dikke rondhouten en planken, beveiligd voor scherven. Geen van deze nesten is door een voltreffer geraakt.
De 4e groep lag vlak naast de straatweg en de mitrailleur daarvan kon de straatweg goed onder vuur nemen.
Iedere groep had een schuilplaats voor 4 man en een voor 2 man. Verder was er een grote groepsschuilplaats, gelegen ongeveer 40 à 50 meter achter het midden van de stelling en hiermede verbonden door een loopgraaf. Verder had iedere groep een lignis voor 4 man, een munitienis en een bergplaats voor de kisten (2 per groep) noodvoorraad levensmiddelen.
In de nacht van 9 op 10 Mei kreeg ik op plm. 1.00 uur het bevel van mijn kapitein, den Heer P.F. Brittijn om vast met 4 man naar de stelling te gaan en de kisten met noodvoorraad te verdelen en op te bergen. Toen wij om plm. 1.30 uur op weg gingen meenden we stellig, dat er weer een grote oefening zou komen. Een van de treinsoldaten vertelde me bij het afladen van de kisten dat er massa's vliegtuigen over ons land vlogen; van slapen kwam niets dien nacht, al heel vroeg hoorden we het eentonig geronk van vliegtuigen boven ons. Toen kwamen ook de andere jongens.
Die dag beleefden we niet veel. We stelden de mitrailleurs op de daarvoor bestemde affuiten en schoten op vliegtuigen die lager dan 200 meter kwamen, echter zonder resultaat. De veldkeuken kwam in actie en we kregen onze kuch. Het was al ver in de morgen toen het pas tot ons doordrong dat die vliegtuigen niet naar Engeland vlogen maar voor ons land bestemd waren en dat wij in oorlog waren met Duitschland. Groot was onze verontwaardiging over deze inval en hoewel ik voor mezelf weinig hulp van Engeland verwachtte en me geen illusie's maakte over het resultaat van de ongelijke strijd, we namen ons voor om onze plicht te doen. Allerlei geruchten over verraad deden de ronde, dien Vrijdag en we juichten als we een vliegtuig brandend zagen neerstorten. Ik zelf zag dit slechts driemaal.

Enkele berichten van 10 mei 1940 welke binnenkwamen op de
commandopost van Kapitein Brittijn, Commandant 3-I-8 R.I.
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. 7 - Datum: 10/5 (10 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. 9 - Datum: 10/5 (10 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. 11 - Datum: 10/5 (10 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. 13 - Datum: 10/5 (10 mei 1940)


In de nacht van Vrijdag op Zaterdag zorgde ik dat bij elke mitrailleur een piket aanwezig was van 2 man, die na twee uur werden afgelost. 's Nachts hoorden we hier en daar in de voorste linie onder langs de Grebbeberg gelegen, geweer en mitrailleurvuur, dat vermoedelijk veroorzaakt werd door te gespannen zenuwen en enkele geluiden in het voorterrein. Verschillende van mijn mannen meenden bij het minste geritsel al dat de vijand vlak bij was en ik moest steeds aanmanen om niet te schieten en zo rustig mogelijk te blijven. Ieder voelde dat de komende Zaterdag anders zou verloopen dan de voorbijgegane Vrijdag. Ik sliep dien nacht weer niet.
's Zaterdagsmorgens begon de Duitsche artillerie het vuur, dat zowat onafgebroken doorging. Het was vermoedelijk 7 cm geschut brisantprojectielen, waarvan de meeste over ons heen gingen en Rhenen langzaam aan tot een puinhoop maakten. Onze artillerie waarvan een aantal 7 veld nauwelijks 100 meter achter mijn stelling was opgesteld vuurde regelmatig terug.
In den loop van den dag werden we wat minder voorzichtig als een projectiel naderde, de meeste konden aan het geluid wel horen waar het projectiel ongeveer zou neerkomen. Etenhalers hadden regelmatig brood en warm eten in gamellen en enkele manschappen moesten bij de keuken gaan helpen om water te gaan halen uit een nabijgelegen villa. Later werd een tocht naar de keuken te gevaarlijk en ik geloof dat er niemand van onze compagnie na Zaterdagavond nog iets vanuit onze keuken gehad heeft. We rookten veel en aten chocolade e.d. Hiervan hadden we genoeg voorraad uit onze noodrantsoenkisten en vooral uit de leegstaande huizen en winkels van Rhenen.
Zaterdagavond plm. 18.00 uur hoorden we hevig mitrailleur- en geweervuur van onze 1e en 2e compagnie, in de voorste linie en er kwam een bericht dat de vijand een aanval ondernam, die ten slotte werd afgeslagen. Onze artillerie gaf toen ca. 19.00 uur nog een tijdlang hevig vuur, men zei, om de terugtrekkende vijand nog meer verliezen toe te brengen. Ondertussen hadden de laatste twee dagen veel van onze krachten en vooral van onze zenuwen gevergd. Daartoe werkten verschillende omstandigheden mee. Allereerst konden wij niets zien van een vijand, we wilden iets doen maar moesten afwachten en tegen bomen en struiken aankijken, steeds dekking zoekend voor Duitsche projectielen. Dit afwachten werkte verlammend en zenuwslopend. Verder kwam er weinig van slapen. Er was geen druppel water in de stelling, wie water wilde moest een gevaarlijke tocht ondernemen naar de hpv., gelegen ongeveer tegenover het "Hotel Grebbeberg" ca. 600 meter achter ons. Daar was een kraan. Wat had ik graag mijn hoofd eens onder die kraan gehouden. Onze stellingen waren m.i. niet geschikt voor een langdurig verblijf. Wat mij persoonlijk het meest hinderde was dit: Alle mogelijke, meest onwaarschijnlijke geruchten deden de ronde.
De een wist nog meer dan de ander. Ik geloofde niemand. Dan waren de Franschen met ik weet niet hoeveel pantserwagens en troepen al achter ons in Remmerden, dan werd gewaarschuwd om niet op Engelsche vliegtuigen te schieten, ik heb er geen gezien, dan weer was de IJssellinie nog niet gevallen en was slechts een klein gedeelte van de Duitsche legermacht bij Westervoort doorgebroken en dat gedeelte zat nu tussen twee vuren in, want "het gat" bij Westervoort was onmiddellijk weer gestopt enz. enz. Ik maakte me soms woedend als er weer iemand met van die nonsens aankwam.

Enkele berichten van 10 mei 1940 welke binnenkwamen op de
commandopost van Kapitein Brittijn, Commandant 3-I-8 R.I.
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. 16 - Datum: 10/5 (10 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. onbekend - Datum: 10/5 (10 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. onbekend - Datum: 10/5 (10 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. onbekend - Datum: 10/5 (10 mei 1940)


Zaterdagavond was de lucht boven Wageningen vuurrood. Onze artillerie had Wageningen in brand geschoten om de Duitsche artillerie te verdrijven, werd gezegd. Er kwam weer nieuwe moed, toen het bericht binnenkwam dat de Duitschers met ontzettende verliezen door onze voorste linie waren teruggeslagen en jongens van de 1e en 2e compagnie die den volgenden dag, terugtrekkend, in onze stelling kwamen, vertelden dat ze veel Duitschers hadden neergeschoten die door de vlakke Wageningsche "nude" kwamen aanstormen.
Zondagmorgen al heel vroeg begon weer een moorddadig Duitsch artillerievuur, nu zuiver gericht op de voorste linie. Zo nu en dan kwam een Duits verkenningsvliegtuig boven de stelling en steeds nauwkeuriger werd gericht. Vreselijk moet het daar vóór geweest zijn, terwijl onze eigen artillerie niets ondernam, tenminste de stukken vlak achter ons waren in de nacht van Zaterdag op Zondag teruggetrokken.
Tegen den middag kwamen steeds meer mannen van de voorste linie in onze loopgraaf. Hun uiterlijk en verhalen waren verre van bemoedigend, ik stuurde hen zo gauw mogelijk door naar onze C.C., mijn mannen gaven hen wat te eten en te roken. Enkelen zijn gebleven, die wilden niet terug en vroegen om een geweer. Een en ander maakte bij ons een diepe indruk en de hoerastemming van den vorigen avond had plaatsgemaakt voor een grimmige vastberadenheid. Nu wisten wij het, wij, in de stoplijn zouden nu aan de beurt komen. Het vuur van de Duitsche artillerie werd nu op onze stelling verlegd en raak ook!
Niemand dacht aan eten of slapen. Ieder was op zijn post. Langzamerhand werd het een zekerheid voor ons: de eerste linie was doorbroken. Ik kreeg van den kapitein twee kisten handgranaten, die ik zelf voorzag van slagpijpjes en verdeelde. Iedere geweerschutter stond nu op zijn post, het geweer in de aanslag. Nu floten ons ook de mitrailleur- en geweerkogels om de oren.
Telkens meende een van ons iets in de verte achter (of liever voor) de versperring te zien, waarop weer hevig gevuurd werd. Ze zitten in de bomen, werd geroepen, sommige hadden geconstateerd dat de kogels schuin van boven af in de loopgraaf sloegen. Ik zelf heb het niet gemerkt. In ieder geval weet ik wel dat het toen zaak was om het hoofd niet ver of langen tijd boven de loopgraaf uit te steken. Ik waarschuwde steeds tegen munitieverspilling. Misschien plm. 16.00 uur werd ik aan de straatweg geroepen, daar wachtten de Bataljonscommandant van ons bataljon de Majoor Landzaat (is later gesneuveld) en onze Regimentscommandant Overste Henning.

Enkele berichten van 12 mei 1940 welke binnenkwamen op de
commandopost van Kapitein Brittijn, Commandant 3-I-8 R.I.
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. 2 - Datum: 12/5 (?) (12 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. onbekend - Datum: 12/5 (12 mei 1940)
Klik hier voor een uitvergroting
Bericht Nr. 8 - Datum: 12/5 11.20 (12 mei 1940)


Deze officieren spraken ons moed in en verboden ons met de meeste nadruk om zonder toestemming terug te trekken. Ik beloofde hen te zullen stand houden. Vooral onze majoor was uiterlijk heel kalm en hij moet naar ik hoorde, zelf hetzelfde gedaan hebben, wat hij van ons eiste. Onze kapitein is, meen ik, ook nog bij hen geweest.
Het was nu van alle kanten een oorverdoovend geknetter.
Omstreeks 17.00 uur werd ik bij den Kapitein ontboden en kreeg het bevel om een uitval naar voren te doen. De hele compagnie zou dit doen op bevel van Majoor Landzaat. Ik schrok even, want ik wist wat dit betekende. Men nam vermoedelijk aan dat slechts weinig stoottroepen in het voorterrein zaten, die zich hadden ingegraven en uitstekend gemaskeerd en die moesten verdreven worden. Ik vond het een krankzinnig idee maar we moesten gehoorzamen. Ik deelde aan mijn mannen zo kalm mogelijk het bevel mee en ieder maakte zich klaar. 17.15 uur was het afgesproken tijdstip. Ik voegde mij bij de meest linkse groep, de 4e dus, langs de straatweg, waar ik de meeste tegenstand verwachtte.
Het werd 17.15 uur. We gingen. Toen we met veel gevaar beurtelings met sprongetjes via de straatweg langs onze versperring waren gekomen zag ik tot mijn schrik dat de nevengroep nog in de loopgraaf was. Wat bleek toen? Er was juist een ordonnans gekomen om te zeggen dat de uitval later zou zijn (ik meen 17.45 uur). Effin, met het kleine groepje mannen wist ik weer heelhuids terug te komen. Er werd hevig gekankerd en gevloekt, het moreel van dat groepje was geschokt.
Eindelijk was nu dan werkelijk de tijd aangebroken. Nu ging ik mee met de 2e groep dus ongeveer in het midden waar ook een dwarse doorgang in de versperring was gelaten. Vlak voordat we vertrokken ontdekte ik enige mij onbekende soldaten die lagen tegen de rugweer van onze loopgraaf. Ik vertrouwde het eerst niet, ging kijken met geweer in aanslag, doch ze riepen me toe dat ze van 11 R.I. waren, om ons te steunen. Ik vertelde hen nog gauw even dat ze niet moesten vuren omdat wij een uitval zouden doen.
Nog nooit hebben we zo goed getirailleerd, toen we de versperring door waren verspreiden we direct. Beurtelings schutter en helper en dan weer een of twee geweerschutters, ging het langzaam vooruit, wie lag vuurde. Toen hadden we nog geen vijand gezien, daarvoor was het terrein ook veel te begroeid. Het werd een verschrikkelijk uur. Hoe verder we kwamen hoe gevaarlijker. Eindelijk waren we gekomen na een open stuk van plm. 50 meter overgestoken te zijn, in een bosch van hoge dennen, waarvan vele takken afgeknapt waren. Links en rechts van me hoorde ik telkens een schreeuw of gekerm. Het was onmogelijk haast. Bovendien zag ik links van mij geen man van onze 3e en 4e groep. De vijand lag onzichtbaar maar zag ons maar al te goed.
Eenmaal voelde ik een kogel rakelings langs mijn hoofd gaan. We kwamen niet meer vooruit. De toestand werd wanhopig. Steeds meer werden gewond. Even richtte ik mij iets op, ik meende iets te zien voor mij, meteen voelde ik een hevige slag, ik viel weer voorover, was even versuft, maar al gauw wist ik dat de kogel dwars door mijn mond was gegaan en daarna door mijn rechteronderarm. Een korporaal opvolger Groepscommandant, kroop naar me toe en trachtte mijn bloed te stelpen met het verband van mijn verbandpakje.
De Groepscommandant, 2e Groep, sergeant Flipse nam het commando over en de 1e en 2e groep trok weer met sprongen terug, met achterlating van dooden en gewonden. Contact met andere groepen hadden we niet, je kon niet verder zien rechts het bosch in. Ik besefte dat liggen blijven voor mij de dood beteekende. Het is mij nu nog een raadsel hoe ik die 3 à 400 meter terug heb afgelegd, ik geloof dat er bij die terugtocht nog meer mannen van ons getroffen zijn. Eindelijk kwam ik aan de loopgraaf waar ik opgevangen werd en in dekens gerold. Ik kon niet meer. Kortom, ik kon niet vervoerd worden, wat er verder gebeurd is weet ik niet. Alleen hoe het mijzelf verder gegaan is weet ik nog precies.
Toen het donker werd, ben ik, ondersteund door een soldaat, nog gestrompeld naar een schuilplaats van de commandogroep, verder van de straat af, daar had ik een vreselijke nacht.
Pas den volgenden morgen werd ik naar de verbandplaats gedragen en daar verbonden. Ik had veel bloed verloren. 's Maandagsmiddags werden de gewonden daaruit gehaald door het Duitsche Rode Kruis. Ik denk dat toen onze stellingen verlaten waren. Ik werd in een overdekte raderbrancard vervoerd en lag 's avonds eindelijk veilig in Arnhem.
Ik vertel verder maar geen dingen die ik zelf gehoord heb van anderen. Ik was blij toen het Duitsche Rode Kruis ons daar weghaalde, want we lagen daar misschien met plm. 14 gewonden en een paar hospitaalsoldaten in zoo'n afdeeling, telkens 2 brancards boven elkaar, geen dokter is meer bij ons geweest en 's middags kort voor de komst van de Duitschers ontdekte de "hospik" zelfs dat de hele verbandplaats verlaten was, geen dokter was er meer!
Wie mijn chefs waren schreef ik reeds. Aangezien ik mijn appelboekje nog behouden heb en als herinnering wil bewaren geef ik U de namen van alle manschappen van mijn sectie nog even op een apart vel papier.
Ik verzeker U dat ik U alles naar waarheid heb geschreven. Het zal zo, dunkt me, wel voldoende zijn.

Hoogachtend,
get. G. van Mameren.

N.B. Het dennenbos waar onze uitval strandde is gelegen recht tegenover het soldatenkerkhof, als dat tenminste sedert Aug. '40 niet verplaatst is.


-------------------------------

Namen van manschappen 4e Sectie, 3-I-8 R.I.
Voor zoover bekend met de toenmalige woonplaats erbij.

-------------------------------
1e Groep
1e Groep Groepscommandant: Korpl. Romer Millingen
dpl. (schutter) Peters, H Bergharen
dpl. (schutter) J.H.W. Jansen Babberich
dpl. (schutter) J.H. Hijink Aalten (?)
dpl. (schutter) de Leeuw Tiel
dpl. (schutter) J.Th. Peperkamp Didam (Red.)
dpl. (schutter) Rutjes Lent
dpl. (schutter) v. Marwijk Arnhem
dpl. (schutter) v.d. Staaij Rotterdam

-------------------------------
2e Groep
2e Groep Groepscommandant: korpl. H.P. Ribbers Zutphen
dpl. (schutter) van Soest Dodewaard
dpl. (schutter) Th.W.A. Terhaerdt Pannerden
dpl. (schutter) F. Robben ?
dpl. (schutter) J. Timessen Wehl
dpl. (schutter) P. Veldhuizen Ravenswaaij
dpl. (schutter) Salemink ?
dpl. (schutter) L. Kalden ?
dpl. (schutter) P. Vermeulen Wamel
dpl. (schutter) P.W. Hendriks Millingen

-------------------------------
3e Groep
3e Groep Groepscommandant: serg. L.H.J. Meijer Heerde
Opv. Groepscommandant korpl. Gunther Wageningen
dpl. (schutter) van Beugen ?
dpl. (schutter) Zweers ?
dpl. (schutter) Arntz Afferden a/d Maas
dpl. (schutter) Zeeën Doesburg
dpl. (schutter) Lamers A.J. Wijchen
dpl. (schutter) A. v. Zwolgen Alfen a/d Maas
dpl. (schutter) van Lent Alfen a/d Maas
dpl. (schutter) Heijting Oosterbeek
dpl. (schutter) F.S. van Zon Vlijmen

-------------------------------
4e Groep (extra groep aan de straatweg)
4e Groep Groepscommandant: korpl. Radstake H.J. Zutphen
dpl. (schutter) Steeg Oosterhout (G)
dpl. (schutter) J.J. Hessels ?
dpl. (schutter) J.W. v.d. Eijck ?
dpl. (schutter) K. Idzerda ?
dpl. (schutter) K.W. Jonkers ?

2 ordonnansen voor S.C. :
D. de Jong, en R. Feitsma (gesneuveld)

Nog enkelen waren ingedeeld bij een Verk.A. die zaten in het voorterrein. Hiervan is o.a. serg. Flipse (Arnhem) later (Zondags) weer bij ons gekomen.

-------------------------------
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.65 MB)