Verslag van 1e Luitenant H. Mulders

Brigade A.
Verbindingsafdeeling.Commandant.Nr. 1
Commandopost 17 Mei 1940.

 

Onderwerp: Verslag van de gebeurtenissengedurende de vijandelijkheden.

  1. Telefoonverbindingen.
    De telefoonverbindingen van het Brigadenet hebben gedurende de vijandelijkheden goed gefunctioneerd. Storingen konden steeds worden opgeheven, voordat de verbindingen geheel onmogelijk waren.
    Deze storingen waren ontstaan door het stukschieten van de luchtlijnen door vijandelijk vuur en door eigen vuur ( schieten op vliegtuigen ). Op het traject Stafkwartiercentrale Commandopostcentrale kwamen storingen voor door sabotage, hetgeen bleek uit het ontbreken van stukken draad uit de telefoonlijn. Na deze ontdekking werd aan den Kantonnementscommandant verzocht om bewaking van dit traject, waarna laatstgenoemde storing niet meer zijn voorgekomen.
    De verbindingen van de regimenten met hun voorposten waren gedeeltelijk uitgevoerd als vastlijnwerk, gedeeltelijk als veldkabelverbindingen. Door het herhaaldelijk stukschieten van deze verbindingen is het zeer wenschelijk gebleken deze verbindingen of in grondkabel uit te voeren ( langs de dijken ) of deze verbinding radiotelefonisch te doen plaats vinden door middel van Ultra Korte Golf zendapparatuur posten.
    Het opheffen der storingen werd bemoeilijkt door het vuren vanuit vijandelijke vliegtuigen op het verbindingspersoneel, dat in de telefoonpalen was geklommen. Het bleek daarom noodzakelijk, één man van de storingsploeg te laten uitkijken naar vliegtuigen.
    De 10e Mei te 4.00 uur werd begonnen met het overschakelen van het vredesnet in het oorlogsnet, wat binnen een uur kon geschieden zonder dat het telefoonverkeer noemenswaard gestoord werd.
    De telefooncentrales bij het stafkwartier en bij de commandopost van Brigade A. bleven bezet tot 13 Mei 21.00 uur, overeenkomstig de bevelen. Op dit tijdstip is begonnen met het doorsnijden van de draden bij de centrales, daarna zijn de centrales en de telefoontoestellen bij de centrales in een auto geladen en is de terugtocht aanvaard.
    De centrale van 44 R.I. meldde zich om 20.45 uur uit het net; die van 46 R.I. was om 20.30 uur niet meer te bereiken.
    De P.T.T.-toestellen, die wegens het gebrek aan veldtelefoontoestellen in het oorlogsnet werden gebruikt, zijn uitstekend bevallen en hebben weinig storingen vertoond.

  2. Veldverreschrijververbinding.
    De veldverreschrijververbinding is bij het uitbreken van de vijandelijkheden overgeplaatst naar een schuilplaats bij de commandopost en is op 13 Mei te 21.00 uur tegelijk met de centrale meegenomen. De verbinding heeft voortdurend zonder eenige storing gewerkt en is gebleken van groot nut te zijn.

  3. Radioverbinding.
    De radioverbinding met het Hoofdkwartier van het Veldleger is tot 13 Mei te 20.30 uur in bedrijf gebleven; radioberichten zijn niet gewisseld wegens het intact blijven der telefoonverbindingen.
    Het is gebleken, dat de vijand op de hoogte was van de schuilnamen en golflengten van onze radioposten, alsmede van het sleutelwoord van het cijfervierkant, zoodat de radioverbinding de geheimhouding niet meer verzekerde.
    Dit heeft zich als volgt toegedragen:
    Een radiozender, die zich meldde als de radiopost van Brigade B, riep via de Hoofdpost de post van IIIe Legerkorps op. Beide posten hadden zich echter reeds lang van te voren uit het net gemeld. De Hoofdpost antwoordde daarom, dat IIIe Legerkorps zich uit het net gemeld had, waarop "Brigade B" het bericht toch verzond; daarop werd, omdat het bericht door IIIe Legerkorps niet gecollationeerd werd, het bericht nog een keer door "de post van Brigade B" herhaald.
    En door de methode van seinen en door de bovengenoemde vreemde werkwijze bleek, dat dit bericht verzonden was door een Duitsche zender.
    Na vercijfering met het sleutelwoord bleek het bericht klare taal te bevatten.
    Een en ander werd onmiddellijk aan het Hoofdkwartier van het Veldleger doorgegeven.

  4. Postduivenverbindingen.
    Postduivenverbindingen waren voorbereid tusschen Commandant Brigade A. eenerzijds en Commandant van het Veldleger, Commandant 44e Regiment Infanterie, Commandant 46e Regiment Infanterie, en Commandant Groep Betuwe anderzijds. Er zijn geen postduiven opgelaten wegens het goed functioneeren der telefoonverbindingen.

  5. Legering.
    De legering van de verbindingsafdeeling bleef tot 13 Mei te Ommeren, daarna is de afdeeling verplaatst naar Helsdingen. Een gedeelte van het personeel legerde tot 13 Mei in de schuilplaatsen bij de commandopost van Brigade A, te weten 1 sergeant-commandant van de verbindingspost en de noodige centralisten en veldverreschrijvers.

  6. Personeel.
    Van het personeel der Verbindingsafdeeling werd niemand gedood of gewond, zoodat geen veranderingen in de bevelsverhoudingen noodig waren.
    De organisatie van de Verbindingsafdeeling werd direct bij het uitbreken der vijandelijkheden gewijzigd, tengevolge van het bezetten van 2 centrales. De lijnwerkers werden verdeeld in een storingsploeg van 3 man en 2 lijnploegen van 1 sergeant en 11 man. Het resteerende personeel deed in het legeringsgebied dienst als brandpiket en voor gasalarmeering.
    Op 12 Mei omstreeks 11.00 uur arriveerde Majoor Theunissen bij de Verbindingsafdeeling die mij als Hoofd van de verbindingsdienst Brigade A. kwam opvolgen.
    Deze aanwinst was in de oorlogsdagen weinig doeltreffend, daar de Majoor niet op de hoogte was van het Brigadenet, en er geen tijd was om hem hierover in te lichten.
    Toen het nieuwe Hoofd van de verbindingsdienst evenwel tevens als Commandant Verbindingsafdeeling wilde optreden en direct de Verbindingsafdeeling wilde reorganiseeren, dreigde een desorganisatie van dit onderdeel, zoodat ik genoodzaakt was, in den voormiddag van 13 Mei het Hoofd van de Verbindingsdienst van het Hoofdkwartier van het Veldleger telefonisch in te lichten, met het resultaat dat Majoor Theunissen onmiddellijk van zijn functie werd ontheven en naar het Hoofdkwartier van het Veldleger werd geroepen. Op 13 Mei om 14.00 uur is de Majoor naar Zeist vertrokken, zoodat de normale toestand spoedig daarna hersteld was en de goede gang van zaken bij de Verbindingsafdeeling verder was verzekerd.
    Het mag als hoogst ongewenscht worden beschouwd, om in oorlogstijd zonder noodzaak een officier van hoogeren rang dan den commandant aan een onderdeel toe te voegen, daar de commandant daardoor in zijn bevelvoering wordt gehinderd.

De 1e Luitenant
Aan:Den Heer Kolonel, Commandant Verbindingsafdeeling Brigade A.
Commandant Brigade A. (get.) Ir. H. Mulders.
Sectie I.1

 

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.83 MB)