Verslag van hulpaalmoezenier A.F. Monchen

Verslag No. 42.

Hulpaalmoezenier A.F. Monchen.
Staf II L.K. (Doorn).

---------------------

  10 Mei 1940.

  Reeds gisteravond vernam ik, dat in den vroegen morgen van heden de grootste strijdvaardigheid gereed moest zijn en ik ben daarom reeds heden nacht naar de verschillende batterijen geweest om de soldaten te spreken en te absolveeren.
  Plm. 8 uur, geheel uitgerust, naar de Grebbelinie, bij de hulpverbandplaats aan de Roode Haan. Den dag verder biecht gehoord, terwijl de vijandelijke vliegtuigen over ons heen snorden. Niemand gewond of gedood.

  11 Mei 1940.

  Na vele wederwaardigheden terug naar den Staf te Doorn. Aldaar was aangekomen de reserve hulpaalmoezenier, Pater Thoen, die door mij wat later naar vorengenoemde hulpverbandplaats werd gebracht.
  In den namiddag op den Grebbeberg, bij den Koerheuvel, eenige stellingen van de infanterie bezocht en veel biecht gehoord. Tegen 23 uur terug naar de Hoofdverbandplaats te Driebergen-Rijsenburg. In verband met den order van C.-II L.K. mij dagelijks bij den Staf te melden, voldeed ik hieraan.

  12 Mei 1940.

  's Morgens in Doorn de Heilige Mis gelezen en daarna weder naar de Grebbe vertrokken. Steeds stonden wij aan zwaar artillerievuur bloot. Ook de beschietingen uit de vliegtuigen waren hevig en moest gedurig dekking gezocht worden. Vandaag heb ik de eerste stervende bijgestaan en zwaar- en lichtgewonden moed ingesproken. In den laten avond terug naar de Hoofdverbandplaats en den Staf. Ieder was vol lof over de offervaardigheid en zelfopoffering van de Zusters, Professoren en Studenten van het Groot-Seminarie (Hoofdverbandplaats).

  13 Mei 1940.

  Na de Heilige Mis weder naar de Grebbe. Niet bij een regiment ingedeeld, kon ik mij gemakkelijk naar de verschillende stellingen van infanterie en artillerie begeven. Over en weer was het vuren hevig. Er sneuvelden veel mannen en velen werden zwaar gewond door granaatscherven. God heeft mij ook dezen dag bijzonder beschermd, zoodat ik het geluk heb mogen smaken vele mannen de Heilige Absolutie en 't Heilige Oliesel te kunnen toedienen. Velen heb ik, terwijl rondom kogels en granaten vlogen, op den dood kunnen voorbereiden. In den namiddag begon de terugtocht naar de Vesting Holland, waar ik 's avonds in Montfoort aankwam. Onder dit terugtrekken kon ik nog eenige mannen bedienen en hen moed inspreken.

  14 Mei 1940.

  's Morgens mij gemeld bij den Staf. Dezen vond ik op het Dijkgraafhuis te Jaarsveld, alwaar ik rond 9 uur den Generaal ontmoette. In Lopik kwam ik met nog eenige officieren van den Geneeskundigen Dienst in kwartier bij Dr. Blankensteijn.
  Des middags, na eerst een lokaaal te hebben gezocht, waar ik den volgenden morgen de Heilige Mis zou kunnen opdragen, bracht ik een geheel overstuur zijnden en verdwaalden soldaat uit Drenthe naar de Hoofdverbandplaats te Oudewater. Onderweg zagen wij Rotterdam branden.
  Terugkomend te ongeveer 18 uur in Lopik vernam ik de capitulatie.
  Allen waren als tegen den grond geslagen. Maar Rotterdam brandde en ik voelde mijn plicht daar. Helaas mocht mijn poging om dienzelfden avond Rotterdam nog te bereiken, niet gelukken. Eerst den volgenden dag kon ik hierin slagen.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 964.65 KB)