Verslag van kolonel Dr.Mr. J.S. Barbas

IIe Legerkorps.
COMMANDANT.

afschrift.

V E R S L A G.

opgemaakt door Commandant IIe Legerkorps (II L.K.) (op 12-13 Mei 1940, Commandant IIe Divisie)

------------------------------------------

Het onderzoek van de commissie onder voorzitterschap van den Luitenant Kolonel Reeser acht ik, doordat de toenmalige Commandant van de IIe Divisie niet werd gehoord, onvolledig.
De Commissie komt daardoor in haar rapport tot enkele conclusiƫn die - ware ik gehoord - niet zouden zijn getrokken.
Zoo verkeert de commissie in de meening dat II-11 R.I. nog steeds was aangewezen voor het uitvoeren van den tegenaanval (zie punt 6 rapport commissie) en is er blijkbaar niet mede bekend dat de Majoor van Dijk niet anders dan een zuivere defensieve opdracht had ontvangen, namelijk het defensief bezetten van de lijn paal 25 spoorbaan Veenendaal - Rhenen - Zuidoostelijke rand Achterberg, zulks in aansluiting aan: in het Zuiden troepen, welke de spoorbaan bezet hielden, in het Noord de stoplijn.
Dat de Majoor van Dijk dan ook "dacht" aan verdediging, zooals de commissie in haar rapport schrijft, is juist en terecht.
De conclusie van de commissie zooals zij aangeeft in punt 6 van haar rapport: Er was een foutieve omstandigheid dat Majoor van Dijk geen vastomlijnde taak was opgedragen. Hij wist niet af van het voornemen van het ondernemen van een tegenaanval en "dacht aan de verdediging" is voor wat de eerste zin betreft beslist onjuist. Het bevel van Commandant II-11 R.I. door Commandant IVe Divisie gegeven en door Commandant 10 R.I. overgebracht was volkomen omlijnd en gezien de omstandigheden volledig te nemen. Het bevel is dan ook door mij, mijn Chef van de Staf en Commandant 22 R.I., toen ik het van Commandant 10 R.I. vernam, volkomen begrepen. Dat ook de Majoor van Dijk zijn opdracht begrepen heeft blijkt uit de 2e hierboven aangehaalde zin uit het rapport van de commissie.
Dat de commissie spreekt van "geen vastomlijnde taak" is slechts te verklaren doordat de commissie ten onrechte meent dat het bataljon bestemd was voor het uitvoeren van den tegenaanval en niettemin een verdedigende opdracht ontving, "terwijl toch zijn opstelling met het oog op den tegenaanval een geheel andere moest zijn dan wanneer een verdedigende opstelling moest worden ingenomen", schrijft dan ook de commissie op blad 2 van haar conclusie.

Ook ten aanzien van het optreden van Commandant 10 R.I. (Luitenant Kolonel v.d. Briel) komt de commissie tot een onjuiste conclusie. Dezen hoofdofficier treft geen enkel verwijt.
In afwachting van mijn komst bij de Trekpot was Commandant 10 R.I. opgedragen ook zijnerzijds te trachten met Commandant IVe Divisie in verbinding te komen. Als zoodanig heeft Commandant 10 R.I. het bevel van Commandant IVe Divisie aan Commandant II-11 R.I. overgebracht.
Wel lag het in mijn voornemen overeenkomstig het bevel van den Commandant Veldleger Commandant 10 R.I. en Commandant 22 R.I. ieder te belasten met het bevel over een bataljon bestemd voor het uitvoeren van den tegenaanval.
Uiteraard zouden deze bataljons aanvankelijk zijn geweest II-11 R.I. en I-20 R.I.
Toen ik ter plaatse kwam heb ik onmiddellijk verbinding gezocht met Commandant IVe Divisie teneinde na te gaan of de opdracht aan Commandant II-11 R.I. juist was, aangezien hierdoor 50% van de aanvalskracht aan infanterie mij kwam te ontvallen. De Chef van de Staf IVe Divisie bevestigde de juistheid van de opdracht aan Commandant II-11 R.I. onder mededeeling, dat behalve I-20 R.I. andere troepen voor den tegenaanval zouden worden bestemd en nadere aanwijzingen zouden volgen.
Ook ten aanzien van de conclusie ten opzichte van den Luitenant Kolonel v.d. Briel heeft de commissie zich geheel laten leiden door de opvatting neergelegd in punt 6 van haar conclusie: "Waar hier blijkbaar de figuur was geschapen, dat 2 bataljons (II-11 R.I. en I-20 R.I.) waren aangewezen voor een tegenaanval, ieder onder toezicht van een Luitenant Kolonel......"

Tot een goed overzicht van de zaak meen ik nog het volgende naar voren te moeten brengen.

Aanvankelijk was ik als Commandant IIe Divisie door den Commandant Veldleger belast met het uitvoeren van den tegenaanval, welke zou moeten geschieden door II-11 R.I. en I-20 R.I. Commandant IIe Divisie zou daarbij tevens Commandant IVe Divisie en Commandant Brigade B onder zijn bevelen krijgen. De Luitenant Kolonel de Ridder en Luitenant Kolonel v.d. Briel zouden ieder het bevel over een der bataljons voeren. De aanval diende te geschieden tusschen de spoorbaan en de inundatie. As van beweging evenwijdig spoorbaan.
Onverwijld werden I-20 R.I. en II-11 R.I. naar de omgeving van de Trekpot gedirigeerd. I-4 R.A. en II-4 R.A. werden aangewezen, om den aanval te steunen. De Divisieartilleriecommandant (D.A.C.) deed onmiddellijk nieuwe stellingen verkennen, terwijl de nieuwe verbindingen verzekerd werden door gebruik grondkabelverbindingen en uitlasschen kabelkasten.
De Commandanten werden bij de Trekpot ontboden waarheen ik mij zou begeven.
Nadat op mijn commandopost de voorbereidingen voor den tegenaanval waren getroffen deelde ik Commandant IIe Legerkorps mede dat ik naar Veenendaal vertrok, waarop Commandant IIe Legerkorps de order van den Commandant Veldleger annuleerde en Commandant IVe Divisie met het bevel over het geheel belastte en mij aan dezen Commandant ondergeschikt stelde aangezien deze Commandant volledig ter plaatse bekend was.
Ik werd dus onder de bevelen gesteld van Commandant IVe Divisie, zou echter het bevel over I-20 R.I. en II-11 R.I. blijven voeren.
Nadat ik tevergeefs getracht had Commandant IVe Divisie te bereiken vernam ik bij de Trekpot de door Commandant IVe Divisie door tusschenkomst van Commandant 10 R.I. aan Commandant II-11 R.I. verstrekte opdracht.
Aangezien de helft van de beschikbare troepen niet meer voor den tegenaanval konden worden bestemd, deed ik mij van de juistheid van de aan Commandant II-11 R.I. gegeven opdracht overtuigen.
De opdracht bleek, zooals vermeld, juist; tevens werd medegedeeld dat behalve I-20 R.I. andere troepen voor den tegenaanval zouden worden bestemd, deze plaats zou vinden bij het aanbreken van den dag en nadere bevelen zouden volgen. Bovendien bleek de artillerie van IIe Divisie bestemd voor het ondersteunen van den tegenaanval onder de bevelen van den Divisieartilleriecommandant (D.A.C.) der IVe Divisie te zijn gesteld.

Klik hier voor een uitvergroting
Kolonel Mr. Dr. J.S. Barbas (1937)
Commandant 22 R.I. en Commandant I-20 R.I. ter plaatse niet bekend, werden vooruit gezonden om het aanvalsterrein te verkennen.
In afwachting van de nadere bevelen waren aan de IIe Divisie onttrokken de Divisiecommandant, Chef Staf, Divisieartilleriecommandant met toegevoegde officieren en twee van de drie Regimentscommandanten der infanterie.
Toen de bevelen uitbleven werd opnieuw verbinding gezocht met Commandant IVe Divisie. Aan den Kapitein Fievez, die namens den Commandant Veldleger bij Commandant IVe Divisie aanwezig was, werd gevraagd of het met het oog op den aanval nog noodig was, dat zooveel leiding gevend personeel aan de IIe Divisie was onttrokken. De Kapitein Fievez deelde mede dat de Divisiecommandant, Divisieartilleriecommandant, Commandant 10 R.I. en Commandant 22 R.I. weder naar hunne commandoposten moesten terugkeeren en ontvouwde in het kort aan mijn Chef van den Staf het aanvalsplan dat hierop neerkwam:
Luitenant Kolonel Land was belast met het bevel over de troepen bestemd voor het uitvoeren van den tegenaanval, welke troepen bestonden uit 29 R.I. en I-20 R.I. Het regiment zou doorstooten met den rechter vleugel langs den spoorbaan tot paal 25 en vervolgens langs een denkbeeldige lijn in het verlengde van den spoorbaan.
Het regiment zou te 3.30 uur de voorste infanterie-afdeeling (dus II-11 R.I.) in de lijn paal 25 spoorbaan - Zuidoostelijke rand Achterberg doorschrijden. I-20 R.I. was rechter achterste bataljon en zou waarschijnlijk komen te staan met de voorste afdeelingen aan de Zuidelijke Meentsteeg. Het bataljon zou ook na paal 25 spoorbaan te zijn gepasseerd met de rechter vleugel de spoorbaan blijven volgen met opdracht het bedekte terrein aldaar van vijand te zuiveren.
Kapitein Fievez deelde mede, dat de bevelen natuurlijk zouden worden gegeven door den Luitenant Kolonel Land, doch verzocht mijn Chef van den Staf een en ander mede te deelen aan Commandant I-20 R.I., opdat deze zich reeds kon oriƫnteeren. Naderhand vernam ik dat het aanvalsuur was uitgesteld.
Na Commandant I-20 R.I. te hebben ingelicht ben ik naar mijn commandopost teruggekeerd waar ik, na vele verkeersmoeilijkheden te hebben overwonnen, te ongeveer 2.00 uur aankwam.

In hoeverre Commandant II-11 R.I. bevelen heeft ontvangen betreffende de aan de aanvalstroepen te verleenen vuursteun en hoe te handelen nadat zijn bataljon door de aanvalstroepen zou zijn doorschreden is mij niet bekend. Een en ander was echter van geen invloed voor de vervulling van de hem door Commandant 10 R.I. verstrekte opdracht.

De Majoor van Dijk is onder mijn bevelen staande belast geweest met het instellen van de afsluitlijn burgerbevolking en is bij het terugnemen van de daarvoor bestemde troepen belast geweest met het in die lijn uitvoeren van vernielingen. Deze taken heeft de Majoor van Dijk goed uitgevoerd terwijl geregeld meldingen van hem binnenkwamen.

De Kolonel,
Commandant IIe Legerkorps.

(get.) Dr.Mr. J.S. Barbas.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.08 MB)