Verslag van kornet F. Dudok van Heel

Kornet F. Dudok van Heel
          Commandant voormalig 3-3-4 R.H.

Onderwerp:
          Krijgsgeschiedenis.

Bussum, 12 Februari 1941.
Busken Huetlaan.

    Gevolg gevende aan de gestelde vragen in uw brief, d.d. 30 Januari 1941, Nr. 1310, moge ik U hoogedelgestrenge het volgende verslag aanbieden, omtrent de persoonlijke ervaringen welke ik beleefd heb met mijn Peloton tijdens de oorlogsdagen van 10 - 15 Mei.

    Verslag.
    Donderdag 9 Mei 1940 te pl.m. 22.00 uur bereikten het Eskadron de eerste alarmeerende berichten. Volgens vastgesteld plan werden de orders van Staf Brigade B, voor verhoogde en volledige strijdvaardigheid, uitgevoerd, waaronder bruggen bezetten, springladingen en versperringen aanleggen, e.d.

    In de ochtend van 10 Mei 1940 te pl.m. 3.30 uur werd voor het eerst het geronk der Duitse vliegtuigen gehoord.
    Ons Eskadron, 3-4 R.H., onderdeel van de Brigade B zijnde, was gelegerd te Winssen, en had als 1ste taak geplaatst te worden in zwakke plekken der verdedigingslinie, terwijl haar neventaak was: de opdracht om de Brigade Staf te beveiligen.
    Nadat het Eskadron order gekregen had naar Leeuwen te gaan ter beveiliging van de Staf, reden te 6.30 uur af: Commandogroep, 1, 2, 4-3-4 R.H. Het 3e Peloton hetwelk onder mijn commando stond, had de opdracht gekregen van Commandant 3-4 R.H., den Ritmeester Baron Van Pallandt, de Eskadrontrein te escorteren. Afmarsch 7.00 uur.
    Ter hoogte van Afferden (vt. 32 - 58) kwam ik het Eskadron verminderd met Commandogroep + 3e Peloton echter tegen, hetwelk onderweg order had gekregen naar de brug nabij Heumen op te rukken, aangezien deze niet opgeblazen was.
    Eén mijner groepscommandanten, de Wachtmeester Dijkstra M., moest zich aansluiten bij het Eskadron, waarover de 1e Luitenant Baron De Vos van Steenwijk op dat moment het bevel voerde.
    Nadat ik met mijn peloton en de trein te Leeuwen aangekomen was, meldde ik mij bij den Eskadronscommandant. Ik kreeg hierop de opdracht met het 3e Peloton en de Commandogroep het Stafkwartier der Brigade B te beveiligen en het verkeer te controleren. Daartoe werden o.a. enkele kruispunten bezet met mitrailleurgroepen. In de loop der avond werden enkele patrouilles geleverd, welke uitgezonden werden met opsporingsopdrachten.
    In de vóórnacht kwam het Eskadron bij gedeelten terug van Heumen, waar men de order had gekregen met vertragend gevecht terug te trekken.

    11 Mei. Het Eskadron kreeg bevel verder terug te trekken naar Amerongen. Hierop heb ik de wachten ingetrokken en mij teruggemeld bij Commandant 3-4 R.H. Te Amerongen aangekomen, werd besloten iets Westelijk van genoemde plaats in boerderijen te legeren in verspreide vorm. Pelotonsgewijze betrokken wij enkele aan de dijk gelegen boerderijen, welke op pl.m. 1 kwartier afstand van Amerongen lagen.
    De middag werd gebruikt ter terreinverkenning en het in orde maken der legering.

    Zondag 12 Mei. Te 12.00 uur deelde de keukenwagen warm eten uit. Terwijl wij nog aan tafel zaten, kwam een motorordonnans binnen met het schriftelijke bericht van Luitenant Brigade B, dat geruchten binnenkwamen, dat de vijand Rhenen zou hebben genomen en reeds Elst zou zijn gepasseerd. Ons Eskadron werd nu met een verkennende opdracht richting Rhenen gezonden, en had tevens de taak om bij eventueel verkregen contact, 's vijands opmarsch te verhinderen en zo mogelijk haar zelfs terug te slaan.
    Onmiddellijk werd het Eskadron marschvaardig gemaakt en 20 minuten later reden wij af. Het 3e Peloton was niet op volle sterkte, aangezien in de ochtend van dien dag 1 Wachtmeester + 8 Huzaren op patrouille waren gestuurd en nog niet waren teruggekeerd. De Eskadrontrein bleef achter.
    4e Peloton was voorste Peloton onder Commando van den Reserve 1ste Luitenant Valcknier Kips.
    Te Elst aangekomen, bleek dat dit vrij van vijand was.
    Telefonisch werd dit gemeld aan Luitenant Brigade B.
    Hierna werd verder opgerukt naar Rhenen. In deze plaats aangekomen, heerste daar een voor het oog zeer wanordelijke troepentoestand.
    Het bleek dat op de stad storend vuur werd afgegeven.
    Door Rhenen trekkende, kwam het Eskadron den Majoor v.d. Ploeg (?) tegen achter op een motorrijwiel; hij was geblesseerd aan de voet. Deze hoofdofficier wees den Eskadronscommandant op de kaart de voorste stoplijn op de Berg aan, en vertelde ons, dat in het bos hoogstens enkele tientallen Duitse voorposten genesteld konden zijn, die zich schuil zouden houden in bomen en struiken.
    Door den Eskadronscommandant werd ons nu medegedeeld, dat het Eskadron over het viaduct de berg op zou rijden, op de wegsplitsing nabij pl. 110 (vt. 28,00 - 66,45) af zou stijgen, ontplooien en in linie naar voren zou gaan, met de opdracht het bos te zuiveren van de daarin evt. genestelde vijandelijke voorposten. Zouden wij bij de voorste stoplijn aankomen en was deze nog bezet, zo zou 3-4 R.H. doortrekken tot aan het kanaal Oost van de Grebbeberg. Mocht de afdeling in voornoemde stoplijn zelf reeds naar voren zijn gegaan, zo zou ons Eskadron de voorste stoplijn voorlopig bezetten.
    Nadat wij de laatste huizen voorbij het viaduct voorbij waren en het bos inreden, werden we overrompeld door een plotseling geconcentreerd vuur der vijandelijke artillerie op de straatweg even voor de wegsplitsing, alwaar afgestegen zou worden. Onmiddellijk werd dekking gezocht in het bos, alwaar getracht werd de pelotons in linie te brengen. Dit lukte echter niet goed, aangezien met de granaatscherven ook nog geweervuur vlak voor ons in onze richting werd afgegeven. Dit bleek naderhand een Infanterieonderdeel te zijn schuin voor ons, dat waarschijnlijk dacht in de rug aangevallen te worden.
    Het werd hierom op dat moment raadzamer gevonden, iets terug te trekken en daarna volgens vastgesteld plan nogmaals te ontplooien. Dit nu gebeurde aan de rand van het bos waar de eerste huizen begonnen.
    De Eskadronscommandant was inmiddels met een ordonnans naar voren gegaan om de stoplijn te bereiken en te verkennen. Terugkomende vertrok hij naar den Divisiecommandant, terwijl het Eskadron ter plaatse, in afwachting op verdere orders, een verdedigingslinie vormde aan weerszijde der straatweg Rhenen - Wageningen.
    Tegen donker kwam het bericht terug te trekken achter het viaduct en hier een bruggehoofd te formeren. Sprongsgewijze zijn toen de groepen van het Peloton achterwaarts gegaan, temidden van de verwarring die er nogal heerste onder komende en terugtrekkende andere onderdelen, naar ik meen van 19 en 13 (11?) R.I.
    Het 3e Peloton kreeg het gedeelte Zuid van het viaduct te bezetten. Daartoe plaatste ik de 3e groep, onder bevel van den Wachtmeester Buitelaar, op mijn linkervleugel, direct rechts van het viaduct, aangeleund aan het 1ste Peloton; de 2e en 1e groep rechts van het station, aanvankelijk in loopgraven aan de weg, doch later in de eerste huizenrij, vanwaar men een beter schootsveld had. De 2e groep was, door afwezigheid van haar Commandant, den Wachtmeester Jongsma, die met 8 huzaren op patrouille nabij Amerongen was achtergebleven, aangevuld met den Wachtmeester Stertjan uit de Commandogroep en Huzaren uit het 2e Peloton, hetwelk als reserve in tweede lijn lag. Mijn rechtervleugel was dusdanig geplaatst, dat haar mitrailleur flankerend vuur kon afgeven op de overweg, Zuid van het station. Rechts achter mij werd ik aangeleund door een mitrailleur M.08 der Infanterie, welke frontaal de overweg en het mijnenveld, dat verder vooruit lag, bestreek.
    Die nacht lagen wij af en toe onder vijandelijk artillerievuur.

    De volgende morgen, 13 Mei, in aller vroegte nam dit zeer in hevigheid toe en de vijand begon Rhenen systematisch plat te leggen. Wij wisten nu verscheidene voorposten der vijand, die zich tegenover ons vertoonden, neer te schieten. Nu ook bemerkte ik, dat ik rechts aangeleund werd door een Compagnie Infanterie, welke zeer beweeglijk was. Te pl.m. 8.00 uur kwamen 2 secties onder bevel van vaandrigs, tussen mijn 3e en 2e groep liggen, achter het station, in de eerste huizenrij. Ook rechts achter vertoonden zich Infanteristen in een huis, doch deze waren verdwenen na afloop van een artilleriebombardement. Het huis was door een voltreffer vernield. Te pl.m. 9.30 uur trokken de twee secties achter het station weer terug. Zij hadden nogal haast. Naderhand zijn nogmaals kleine afdelingen Infanterie op deze plaats gekomen, doch bleven niet lang.
    Inmiddels was het bericht binnengekomen, dat in de loop van dien nacht 4 R.H. ter versterking naar Rhenen was gekomen.
    De vijand vóór ons aan de overkant van de spoorweg bleef zeer goed gedekt, zodat haar sterkte moeilijk viel te schatten. Naar mijn mening hadden we aan de Zuidzijde van het viaduct niet meer dan een paar secties vijandelijke stoottroepen tegenover ons. Dit duurde tot pl.m. 14.00 uur, toen na een nieuw artillerievuur, verschillende kleine afdelingen Duitsers opdrongen over de overweg Zuid van het station. De mitrailleur M.08 aan mijn rechtervleugel had reeds eenige tijd gezwegen, nadat ik het inslaan van een granaat in die richting had gehoord. Ik veronderstelde dat zij buiten gevecht was gesteld, of weggenomen was uit haar stelling. Ook links, achter het viaduct hoorde ik niet meer vuren door eigen troepen. Twee ordonnansen, die ik na elkaar uitgezonden had om contact te zoeken met de Pelotons aan het viaduct, keerden terug met de mededeling er niet te kunnen komen vanwege het vijandelijke artillerie- en mitrailleurvuur. Tevens berichtten zij mij, dat het station door Duitsers zou zijn bezet. Persoonlijk kreeg ik later bij het terugtrekken over de weg, achter het station uitkomend, vuur uit genoemd gebouw met automatische geweren.
    Toen nu een ordonnans van den Eskadronscommandant met het bericht kwam, terug te trekken, gaf ik, om niet ingesloten te geraken, onmiddellijk bevel aan één groep hieraan gevolg te geven, tot aan de Westkant van Rhenen. Even later staakte ook de 2e groep haar vuur en trok terug. De derde groep had ik niet kunnen bereiken, doch ik veronderstelde dat deze wel teruggetrokken zou zijn op bevel van een bevelvoerend officier bij het viaducthoofd. Dat bleek naderhand juist te zijn; bereiken op dat moment kon ik haar niet.
    Het terugtrekken geschiedde in volledige orde.
    Tijdens deze terugtocht hoorden wij geronk van vliegtuigen, welke naar ik zag Nederlandse toestellen waren, 5 in getal, die even later de spoorbrug over de Rijn bombardeerden, welke niet had willen springen door het beschadigd raken van de vuurleiding. Dit laatste feit hoorde ik kort voor het terugtrekken van een sergeant der Genie, die belast was met het laten springen van diverse objecten nabij Rhenen, zodra hij daartoe bevel kreeg. Ik vernam dat hij sneuvelde bij het nazien van de leiding.
    Aan de Westrand van Rhenen vond ik den Eskadronscommandant terug met de rest van het Eskadron. Van hieruit vertrok het Eskadron naar de commandopost van Commandant 4 R.H., die zich Noord van Rhenen moest bevinden.
    Wij vonden dezen commandant op het kruispunt van wegen bij Vreewijk (vt. 26,05 - 67,95). Vanhier trok de commandopost, met als beveiliging 3-4 R.H., terug door het Remmersteinse bos, achter Rhenen, naar de kunstweg Rhenen - Elst. Op de driesprong van kunstwegen onder Plantage Willem III (vt. 24,30 - 68,20) werd halt gehouden en moest het Eskadron afwachten, evenals enkele andere onderdelen van 4 R.H., welke reeds ter plaatse waren. Eenige off(ensieve?) patrouilles werden door Commandant 4 R.H. uitgezonden naar Rhenen.
    Massa's troepen trokken in ongeregeld verband terug.
    Allengs werd geheel 4 R.H. weer op het kruispunt geconcentreerd.
    Een gerucht als zouden pantserwagens over het viaduct gekomen zijn, bleek niet waar te zijn, aangezien bijtijds de Nederlandse artillerie het viaduct stukgeschoten had.
    In de namiddag vertrok 4 R.H., opnieuw gegroepeerd, naar Elst, alwaar gelegerd zou worden. Het gerucht deed hier de ronde dat de volgende morgen in de vroegte een tegenaanval op de Grebbeberg zou gedaan worden.
    Nauwelijks echter had 3-4 R.H. haar legering betrokken, of het bevel kwam dat onmiddellijk opgebroken moest worden en teruggetrokken op de Donderberg te Leersum.
    3-4 R.H. vormde de achterhoede van het Regiment, het 1ste Peloton onder bevel van den 1sten Luitenant Baron de Vos van Steenwijk deed dienst als achterste Peloton.
    Te Leersum werd gelegerd in een villa (pension), doch des morgens te pl.m. 5.30 uur werd Commandant 3-4 R.H. door den wachtcommandant gewekt met de mededeling dat genoemde commandant onderdelen van ons Regiment voorbij had zien trekken, waarna alles zo onnatuurlijk stil was geworden.
    Onmiddellijk werd alarm gemaakt en 10 minuten later reed het Eskadron af, in de richting Utrecht, alwaar wij te 7.15 uur binnenkwamen.
    Bij het Academische Ziekenhuis kregen de manschappen eten en drinken. Op de Maliebaan werd rust gehouden, terwijl de Commandanten der onderdelen besprekingen voerden. De wapens werden schoongemaakt en nagezien, munitie aangevuld.
    In de loop van de middag vertrok het Regiment naar Achtersloot, Zuidwest van Utrecht, alwaar Pelotonsgewijze in de boerderijen gelegerd werd.
    In de vooravond werden de Commandanten bijeengeroepen en staande werd op het bureau het bericht der capitulatie aangehoord, waarna een ogenblik later dit fatalen bevel ook aan de troep werd medegedeeld.

    Ondercommandanten waren:
    - Wachtmeester Dijkstra M. (1e groep),
    - Wachtmeester Jongsma (2e groep),
    - Wachtmeester Stertjan (plaatsvervanger in Rhenen),
    - Wachtmeester Buitelaar A. (3e groep).

    Het 3e Peloton is gedurende alle oorlogsdagen volledig in de hand geweest. Er hebben zich geen ontvluchtingspogingen voorgedaan. Ordonnansen zijn steeds teruggekeerd en Huzaren die gewonden naar achteren vervoerden, hebben zich later weer teruggemeld bij hun commandant.

Commandant 3-3-4 R.H. (voormalig),
(get.) Kornet F. Dudok van Heel.

Afschrift toegezonden aan:
Ritmeester E.C. Baron van Pallandt,
Commandant voormalig 3-4 R.H.

Aan:
Luitenant-Kolonel van de Generalen Staf.
V.E. Nierstrasz
Hoofdregelingsbureau
Regelingsbureau Landmacht
Afdeeling 1C.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.71 MB)