Verslag van luitenant-kolonel G. Land

29e REGIMENT INFANTERIE
C O M M A N D A N T
===================
Litt. A.

Te Velde, 18 Mei 1940.

Verslag over het gevecht op 13 Mei 1940.
------------------------------------------------

  Op 12 Mei 1940 had ik het commando over 29 R.I. aanvaard en begaf mij des namiddags te 15.45 uur naar Wijk bij Duurstede alwaar ik bij aankomst bemerkte dat de troepen waren gealarmeerd.
  Ik ontving aldaar de opdracht onmiddellijk mij te melden bij C.-Brigade B die zich te Amerongen bevond.
  Bij aankomst aldaar kreeg ik het bevel uit de vier Bataljons welke op Amerongen waren gedirigeerd de drie snelste en eerst aankomende te nemen om hiermede een stelling te bezetten achter de spoorbaan bij Rhenen tusschen de Neder-Rijn en paal 25 aan die spoorweg.

  Toen tusschen 18.00 en 19.00 uur de Bataljons aankwamen en ik juist mijn orders zou uitgeven, kreeg ik de opdracht nog geen maatregelen te nemen, daar vermoedelijk een en ander nog zou worden gewijzigd.
  Ik heb toen opdracht gegeven dat de troepen eerst zouden eten en daartoe de keukenwagens moesten worden aangetrokken.
  Om ca. 22.00 uur ontving ik de order dat ik met I-29 R.I., III-29 R.I. en II-24 R.I. moest afmarcheeren naar het Remmersteinsche Bosch en mij aldaar opstellen met twee Bataljons vóór, één Bataljon achter, terwijl ook ter mijner beschikking zou komen I-20 R.I. en welke zich reeds ter plaatse bevonden.

  Te mijner beschikking waren twee autocolonnes, welke elk een Bataljon konden vervoeren.
  Om plm. 22.30 uur had ik mijne bevelen voor de verplaatsing van de drie Bataljons gegeven, waarbij ik tevens de te mijner beschikking staande pag. en mortieren over de Bataljons heb verdeeld.
  Daar ik slechts twee autocolonnes ter beschikking had moest de verplaatsing van de troep plaats hebben in twee slagen, waarbij ik I- en III-29 R.I. bestemde voor den eersten slag en II-24 R.I. voor den tweeden slag.
  De eerste slag vertrok te ca. 22.50 uur.
  Door het enorme verkeer op den weg en de heerschende groote duisternis heeft de verplaatsing zeer lang geduurd en kwamen de Bataljons eerst na 1.00 uur ter plaatse aan. Daarna moest het II-24 R.I. nog worden vervoerd, welke Bataljon te omstreeks 4.00 uur aankwam.

  Te 23.55 uur ontving ik de bevelen voor den aanval waarin werd bepaald dat de uitgangsstelling te 2.30 moest worden ingenomen en dat de aanval te 4.30 moest worden ingezet.
  Ik heb onmiddellijk één van de officieren van mijn staf uitgezonden om de Bataljonscommandanten te gelasten zich te 1.00 uur te vervoegen op mijn commandopost bij Berg en Bosch, heb daarna de mondeling uit te geven bevelen op schrift gesteld, waarvan een afschrift is bijgevoegd, om mij daarna om 12.45 uur naar mijn commandopost te begeven waar ik om ca. 2.00 uur ben aangekomen.
  Te 2.40 uur waren de Bataljonscommandanten nog niet aanwezig. Ik heb toen één mijner Officieren naar het Stafkwartier van de IVe Divisie gezonden met verzoek het uur van aanval te verlaten. Ik kreeg bericht dat dit uur van aanval een kwartier mocht worden verlaat.

  Om drie uur waren de Bataljonscommandanten van I en III-29 R.I. op mijn commandopost en deze zijn om 3.30 uur weer naar hun onderdeelen teruggekeerd.
  Ik heb me daarop persoonlijk begeven naar Commandant I-20 R.I. en heb hem de bevelen gegeven.
  Daar II-24 R.I. nog steeds niet was aangekomen, besloot ik de aanval te doen met de 3 aanwezige Bataljons.
  De troepen waren gereed gesteld voor dien aanval te 7.00 uur.
  De gereedstelling was niet eerder mogelijk door het zeer moeilijk bedekte terrein waarin zich bovendien vrij veel prikkeldraadafsluitingen bevonden, welke de opmarsch beletten.
  Te plm. 6.45 uur meldde zich bij mij de Commandant II-24 R.I. wien ik onmiddellijk opdracht verstrekte zijn plaats in de uitgangsstelling in te nemen en daarna zoo snel mogelijk op te rukken, teneinde zijn plaats in het gevecht in te nemen, hetgeen is gelukt.

  De aanval verliep ondanks het vijandelijk artillerievuur zeer vlot zoodat reeds te 7.45 uur de linker voorcompagnie van III-29 R.I. het eerste aanvalsdoel bereikt had, de rechter voorcompagnie bereikte deze lijn te ca. 9.45 uur.
  Het 1e Bataljon bereikte de eerste lijn drie kwartier later waarop weder voorwaarts werd gegaan.
  Deze opmarsch werd door de Duitse artillerie onder zeer zwaar vuur genomen, juist op het moment dat een eigen prikkeldraadafsluiting die zich in dat terrein bevond en welke niet was opgeruimd en een doodloopend loopgraafstelsel moest worden doorschreden.
  Ondanks deze moeilijkheden gelukte het de Infanterie de aanval door te zetten,
  Te 10.00 uur had I-20 R.I. met de voorcompagnie de kunstweg van Poort naar Viersprong in Centrum Achterberg bereikt, terwijl II-24 R.I. zijn plaats geheel had ingenomen.

  Om 11.30 uur ontving ik bericht dat de linkervleugel van III-29 R.I. dusdanig onder vuur werd genomen, dat terugname van deze compagnie naar de eerste lijn noodzakelijk werd.
  Ik heb toen artillerie-steun gevraagd voor de linker voorcompagnie van III-29 R.I. Dit vuur kwam echter te liggen ten Zuiden van Achterberg, zoodat I- en III-29 R.I. gedeeltelijk onder eigen artillerievuur kwam.
  Ik heb hierop opdracht gegeven dat deze compagnie ter plaatse moest blijven. Om 12.05 ontving ik bericht dat de linker compagnie nog steeds ter plaatse was, terwijl de rechter compagnie reeds weder voorwaarts ging.
  Naar aanleiding van dit bericht heb ik te 12.10 uur C.-II-24 R.I. opgedragen één compagnie ter beschikking te stellen van C.-III-29 R.I. en met het overige deel van zijn Bataljon zijn oorspronkelijke opdracht uit te voeren.

  Om plm. 14.00 uur vernam ik dat het Regiment terug trok.

  Dit terugtrekken had als oorzaak:

  1e.  Het inslaan van eigen artillerie-vuur.
  2e.  Van de eigen troepen achter de spoorbaan werd vuur ontvangen.
  3e.  Op deze spoorbaan stonden zeer veel menschen met de armen omhoog geheven, terwijl andere met witte zakdoeken zwaaiend naar onze troepen toekwamen. Deze laatste zijn door zwaar mitrailleurvuur van een der voorbataljons neergelegd.
  4e.  De vermoeidheid van de troepen reeds bij den aanvang van het gevecht (Zij hadden zeer zware marschdagen gehad en bijna geen slaap genoten.)
  5e.  En niet het minst doordat zich plotseling het gerucht verspreidde en zoo mij is verteld - zelfs door valsche ordonnansen aan een eenige sectiecommandanten werd doorgegeven, dat op last van den commandant terug getrokken moest worden naar de uitgangsstelling, welk bericht vrijwel onmiddellijk werd gevolgd door een hevig bombardement uit Duitsche toestellen.

  Ik heb mij toen persoonlijk van mijn commandopost (gelegen ca. 150 meter ten zuiden van de Zuidelijke Meentweg) naar dien weg begeven, daar ik aldaar een overzicht had over de terug trekkende troepen, heb de troepen die daar in de terugtocht waren voor zoover het mij mogelijk was hen te bereiken tegen gehouden en weder voorwaarts laten gaan.
  Het bedekte terrein ten zuiden van den Meentweg maakte echter dat, zoodra ik mij daarin begaf teneinde de troepen aan te sporen door te zetten, andere onderdeelen, welke ik niet in gezichtsverband had en waarbij zich geen officier van mijn Staf bevond, mij weder uit de hand vielen, zoodat ik tot driemaal toe weer opnieuw moest beginnen.
  Dit alles geschiedde onder een hevig artillerie-bombardement en vuur en bommen uit Duitsche toestellen, waardoor het moreel van de troepen steeds meer werd geschokt, zoodat zich tenslotte een paniekstemming van de troep meester maakte. Toen ik bemerkte dat ook de troepen welke de Grebbelinie ten Zuiden van de Zuidelijke Meentweg hadden bezet, waren teruggetrokken, heb ik het besluit moeten nemen terug te gaan en een verdedigende stelling in te richten aan weerszijden van den spoorbaan in een haag die zich daartoe leende en een goed schootsveld bood, hier de troep tot rust te doen komen en daarna weder tot den aanval over te gaan.

  Het gedeelte van de terugvloeiende troepen dat deze stelling reeds voorbij was getrokken, werd een 500 meter achterwaarts als reserve opgesteld.
  De troepen welke ook dit laatste punt reeds voorbij waren zijn voor zoover mogelijk teruggehouden en terug gezonden naar de plaats van de reserve.
  Het resultaat was dat ik althans een gedeelte van de terugvloeiende troepen weder in stelling kom brengen, deze troep was echter dusdanig zenuwachtig, dat bij de minste beweging in de voorste lijn de reserve hierop ging schieten.
  Teneinde te voorkomen dat eigen troepen werden neergeschoten heb ik mij genoodzaakt gezien alles in voorste lijn te brengen en heb de aanwezige officieren elk een deel van de stelling aangewezen om de troepen te ordenen.
  Herhaaldelijk brak het vuur weder los, hoewel geen vijand te zien was.

  Het moreel werd langzamerhand iets beter toen plotseling door eigen artillerie vlak achter de ingenomen stelling werd ingeschoten. Het resultaat hiervan was dat vele menschen de moed weder verloren en op slinksche wijze de stelling verlieten. Ik heb daarop het commando tijdelijk opgedragen aan Majoor Schotman en mij persoonlijk begeven naar den commandant 10 R.I., Luitenant-Kolonel van den Briel, om hem te verzoeken al was het ook maar twee compagnieën te mijner beschikking te stellen teneinde door deze compagnieën door de eigen linie naar voren te sturen ook mijn manschappen weder tot den aanval te kunnen doen overgaan. C.-10 R.I. weigerde dit ten eenenmale en deelde mij alleen mede, dat er reeds een stelling bestond front Zuid-Oost ca. 800 meter achter de door mijn troepen ingenomen lijn.
  Ik heb daarop bevel gegeven langzaam terug te trekken tot deze lijn, hetgeen ordelijk geschiedde. Toen ik mij weder naar C.-10 R.I. begaf teneinde hem hiermede op de hoogte te stellen, bleek mij dat de commandopost was verlaten.
  In laatst bedoelde stelling werd de troep van alle zijden omringd door Duitsche troepen, welke met Mauserpistolen en Mausergeweren vuurden en waarbij ook vuur uit de boomen werd afgegeven.

  Om 22.30 uur werd het bevel gegeven tot de terugtocht in de richting Utrecht, hetgeen ordelijk geschiedde.
  Het is mij niet gelukt verband te krijgen met C.-IVe Divisie of C.-Brigade B ondanks verscheidene daartoe aangewende pogingen.
  De troepen zijn gedeeltelijk over Neerlangbroek, Schalkwijk en Vreeswijk over Amerongen, Jutfaas en over Zeist, Utrecht achter de Hollandse waterlinie gekomen.

DE COMMANDANT, 29 R.I.
DE LUITENANT-KOLONEL.
w.g. G. LAND.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.76 MB)