Verslag van reserve-kapitein A.C. Bartels

1-II-24 R-I-

Krijgshandelingen van 10 t/m 14 Mei 1940

  Ingevolge schrijven Commandant van het Veldleger, Sectie I No. 195 G: dd. 27 Mei jl. alsmede ingevolge het schrijven Commandant Brigade B. Sectie I, l No. 2028 Geheim, dd. 31 Mei jl. heb ik de eer het navolgende te berichten:

  9 Mei. Te 23.20 werd mij bevel gegeven door Commandant II-24 R.I. mijn opstelling als Tactische Eenheid "Leeuwen" te 10 mei te 4.00 te moeten hebben ingenomen.

  10 Mei. Te 0.00 Ordonnans gewekt, door hem S.M.A., fourier met bijbehoorend personeel laten komen. Genoemd personeel opdracht verstrekt volgens door mij gemaakt tijdschema. Sergeant v.d.dag de manschappen laten wekken (stil alarm). Uur van afmarsch bepaalt op 2.30.
  Het geheel is zeer ordelijk verloopen.De compagnie had dan ook te 3.45 zijn stelling volkomen bezet. Dekens en uitrustingen (goederenzakken) waren tijdig uit Druten gehaald door middel van een aan mij toegewezen zandauto, zoodat te 4.00 mijn compagnie in z'n geheel in de stelling lag en niets meer te Druten achter gelaten had.
  7.00 uitgeven van het eten voor de tactische eenheid
  9.00 munitieaanvulling ontvangen van Commandant II-24 RI.
  12.00 koffie drinken
  17.00 middageten
  Behoudens groote activiteit in den lucht verliep den dag zeer kalm. Na 't middageten opdracht verstrekt om waar mogelijk nog verbeteringen en camouflages aan de verschillende stellingen aan te brengen. Het stelling bezet houden, het piket en het rusten geschiedde volgens opgemaakte rooster der Sectiecommandanten.
  19.00 ronde gemaakt en alles in volmaakte orde aangetroffen. Geest en toestand van de troep ietwat zenuwachtig en geheel vreemd aan het idee dat wij in oorlog waren gekomen.

  11 Mei. 0.30 bevel ontvangen de keukentrein welke bij mijn tactische eenheid stond te 2.00 naar de bataljonsverzamelplaats te zenden, tevens bevel ontvangen maatregelen voor den terugtocht voor te bereiden. Hiervoor de noodige opdrachten verstrekt, treinpersoneel en keukenpersoneel laten wekken. Afmarsch ofschoon moeilijk in verband met de dijk geschiedde op tijd.
  Bevel doorgegeven aan Sectiecommandanten de uitgedeelde dekens en extra munitie op Onrust in te leveren. Goederenauto afgeladen alsmede de munitie-gereedschapswagens, zoodat geen munitie is achtergelaten.
  Te 4.00 bericht ontvangen van terugtrekken, waarbij opdracht werd verstrekt door mijn onderdeel zorg te dragen voor het zenden aan Commandant 2-II-24 R-I. (Commandant ijle scherm) van 4 groepen lichte mitrailleurs alsmede van 1 sectie Zware Mitrailleurs. Commandant hiervan werd de Luitenant Blindenbach die aan deze lastgeving stipt gevolg heeft gegeven.
  4.30 afmarsch richting verzamelpunt Bataljon, alwaar Commandant 3-II-24 R.I. het Bataljon zou teruggeleiden. In de omgeving van Wamel werd bij een aanval van vijandelijke vliegtuigen een van de paarden van de munitie-gereedschapswagen aangeschoten, waardoor het geheel van den dijk viel. Direct bij een boer een nieuwe wagen gevorderd, waarbij geholpen door de manschappen van mijn compagnie in dit ongeval binnen een halfuur voorzien was.
  Onder Commandant 3-II-24 R.I. via Tiel - Maurik gemarcheerd, alwaar wij order kregen naar Eck en Wiel door te gaan.
  Te Eck en Wiel aangekomen werd mij alarm kwartieren aangewezen. Te ca. 4.00 was hierin voorzien, namelijk een zeer groote boerderij waarin ik de geheele compagnie, kader inclusief, heb kunnen onderbrengen. 5.00 middageten gereed. Wachten ter rechtstreeksche beveiliging uitgezet.Wij waren namelijk ca. 1 km. ten Noorden van Eck en Wiel gelegerd in de nabijheid van de pontonbrug naar Amerongen (vt.159-90 443-50). Officieren bij toerbeurt aangewezen voor doorloopende controle en veiligheid.

  12 Mei. 11.00 bevel ontvangen met de geheele compagnie af te marcheeren naar Maurik, alwaar parachutisten geland zouden zijn. 12.00 afmarsch met veiligheidsmaatregelen; kwartiermakers vooruit gezonden; 1.00 opdracht ontvangen van Commandant 24 R.I. te Maurik alle boschperceelen met boerderijen ten Zuiden van Maurik (vt.158-440) te onderzoeken met de geheele compagnie, nadat ik mijn onderdeel wederom in alarmkwartieren te Maurik had ondergebracht.
  2.00 afmarsch naar genoemde boschperceelen.
  4.00 motorordonnans bracht bevel de Compagnie zoo snel mogelijk te verzamelen voor afmarsch wederom naar Eck en Wiel alwaar ik mij bij mijn bataljon moest melden; hiervoor werden twee autobussen ter beschikking gesteld. Te Eck en Wiel aan gekomen mij gemeld bij mijn Bataljonscommandant. Ik kon daarbij gelijk doormarcheeren over de pontonbrug naar Amerongen.
  7.00 Compagnie ondergebracht in de Zuidelijke Kasteellaan met hoofd der colonne snijpunt Kunstweg Pontveer - Amerongen (vt.159-90 445-o5) alwaar eten uitgereikt is geworden en ter plaatse gerust kon worden.
  11.00 op rapport bij Bataljonscommandant II-24 R.I. alwaar voorloopige opdracht gegeven werd dat wij per autocolonne zouden worden vervoerd richting Rheden; volgorde afmars ch 1,2,3 en M.C. Het Bataljon zou opgesteld moeten worden front Zuid-Oost ter weerszijde van de Zuidelijkste Kunstweg ten Zuiden van Dikkenberg (vt 166-445).

  13 Mei. Te ca. 5.00 kwamen eerst de auto's aan, welke mijn compagnie moesten vervoeren. Na heel veel moeite kon ik de manschappen inladen, aangezien op het kruispunt bij de Roode Leeuw een chaos van troepen en treinen stonden waar ik haast niet langs heen kon. Op het hierboven vermelde punt (vt 166-445) aangekomen werden wij uitgeladen en moesten wij wachten totdat de andere helft van het bataljon aanwezig zou zijn met de tweede autocolonne. Onze verplegingsofficier had inmiddels kans gezien ons aan wat brood en boter te helpen. ca. 7.00 was het bataljon verzameld en kreeg ik bevel op te marcheeren onder Commando van Commandant 3-II-24 R.I. naar de Zuidelijke Meentweg (168-444). Alvorens af te marcheeren heb ik de deken en overtollige ransels af laten leggen en verzameld, dit met het oog op de vermoeienis van de troep en om ze beter te kunnen laten aanvallen.
  Op de Zuidelijke Meentweg aangekomen even over de spoorbaan kreeg ik de volgende opdracht van Commandant II-24 R.I.:
  Ga met Uw Compagnie deze Zuidelijke Meentweg af (ong. 2 km) en stel U op over een frontbreedte van ca. 500 Meter als linker vóórcompagnie; ik kreeg hieraan toegevoegd 1 sectie Zware mitrailleurs. Links was ik dus niet aangeleund, rechts van mij had ik de 2-II-24 R.I. (Kapitein Buwalda) waarnaar de richting was. Als reserve compagnie trad achter ons op de 3-II-24 R.I.
  Ter plaatse aangekomen vond ik vóór mij over de geheele frontbreedte een eigen nederlandsche prikkeldraadversperring met een diepte van ongeveer 500 meter zoodat het mij niet mogelijk was met klaar lichten dag hier doorheen te komen. Ik heb hiervan direct bericht gezonden aan mijn Bataljonscommandant met de mededeeling dat ik nu groepsgewijze langs de Weteringsteeg voorwaarts zou optrekken en bij de eerste dwarsweg de formatie (2 Sectiën voor en 2 schuin links erachter) wederom zou innemen. Bij deze dwarsweg moest immers toch het verband worden opgenomen. De sectie Zware mitrailleurs had ik op mijn linkerflank geplaatst.
  Ter verkenning ben ik met de eerste sectie vooruit gegaan en trof bij die dwarsweg stellingen aan. Ons was niet bekend gemaakt dat zich daar stellingen bevonden, evenmin als dat er eigen troepen nog in het voorterrein aanwezig zouden zijn. Zoo goed en zoo kwaad heb ik toen de verschillende sectiën bij aankomst aan het einde van dien weg in de daar aanwezige stellingen opgesteld, waarbij ik aan den commandant van de sectie Zware Mitrailleurs (vaandrig Kooij) opdracht gaf vanaf mijn linker flank vuur te brengen op Kruiponder en voor mijn stellingen langs, hetgeen naar behooren geschied is. Wij zijn daarna onder zwaar artillerievuur gekomen en rukten van vijandszijde ca. 100 man vanaf Kruiponder in de richting van de 2e Compagnie. Hiervan werd melding gemaakt door de Sectiecommandant linker vóórsectie (luitenant Corman) welk bericht ik aan mijn Bataljonscommandant heb doorgezonden. Er kwamen toen vele terugtrekkende troepen uit het voorterrein, waarvan wij niet eens wisten dat zij daar waren, hetgeen het vuren zeer bemoeilijkt heeft. Steeds kregen wij bericht dat wij op eigen troepen aan het vuren waren, hetgeen naar mijn meening voor ons vak niet het geval is geweest.
  In de namiddag kreeg ik per ordonnans het bericht dat wij op de Zuidelijke Meentweg terug moesten trekken. Dit is geschied onder zwaar mitrailleurvuur alsmede beschieting door de artillerie en aanvallen van vliegtuigen. Aan het einde van deze weg gekomen stond daar de Overste Land die ons opdracht gaf links en rechts een nieuwe verdedigende stelling in te nemen. Daarna zijn wij steeds sprongsgewijze achteruit gegaan tot aan de Divisie Reserve (10 R.I.) alwaar de Majoor Schotman onze terugtocht moest dekken en ons Bataljon verzameld werd. In den avond zijn wij toen afgemarcheerd via het Amerongsche Bosch - Amerongen - Leersum - Nederlangbroek naar Vreeswijk onder commando van onzen Bataljonscommandant.

  14 Mei. Na den geheelen nacht doorgemarcheerd te hebben met één rustpoos, werd mij 's morgens 7.00 opgedragen naar Vreeswijk vooruit te gaan voor het kwartiermaken van het Bataljon in overleg met de Regimentskwartiermakers. Ik heb hieraan gevolg gegeven en is de troep zoo goed en kwaad als het ging te Vreeswijk ondergebracht.
  Bij de besprekingen die in de namiddag door Commandant 24 R.I. gehouden werden over de hergroepeering van het regiment werd ons bekend gemaakt dat ons Leger zich had overgegeven.

Druten, 7 Juni 1940.
Commandant 1 - II - 24 R.I.
de reserve Kapitein
A.C. Bartels.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.58 MB)