Verslag van reserve-kapitein C. Hess

24e REGIMENT
IIe BATALJON.
=============

  GEVECHTSBERICHT VAN 9 TOT EN MET 14 MEI 1940.
=============================================

 
9 Mei       Op 9 Mei 1940 te plm. 23.15, werd het bevel "Maas en Waalstelling moet op 10 Mei 1940 te 4 uur bezet zijn" ontvangen.
 
10 Mei       Te 4.00 op 10 Mei werd den Commandant 24 R.I. bericht, dat de stelling bezet was. Behalve, dat een groote activiteit in de lucht werd waargenomen en door in mijn vak opgestelde luchtdoelartillerie verschillende vijandelijke vliegtuigen vernield werden, waarbij eenige vliegeniers konden gevangen genomen worden, is dien dag kalm verloopen.
 
11 Mei       In den daaropvolgende nacht werd het bevel ontvangen, dat alles gereed gemaakt moest worden voor den terugtocht, waarbij rekening gehouden moest worden met de achterlating van een ijlscherm, bestaande per Compagnie uit 4 lichte mitrailleurs en eenige zware mitrailleurs in kazematten.
  Bij de rechter vóór Compagnie werd de Luitenant Doyer als Commandant aangewezen en bij de linker voor Compagnie de Luitenant Blindenbach met 2 zware mitrailleurs en 4 lichte mitrailleurs van de reserve Compagnie, daar bleek, dat een gedeelte van de linker voor Compagnie zich gevoegd had bij terugtrekkende troepen uit het voorterrein. De kapitein Buwalda werd door mij aangewezen als Commandant van het ijle scherm en met mij bleef mijn Commandopost bezet door de officieren en een gedeelte van mijn staf.
  Nadat het bevel voor den terugtocht ontvangen was, is deze op normale wijze in de richting Tiel verloopen. In mijn opdracht trad Commandant 3-II (kapitein Dijs) op als Commandant van het bataljon, teneinde dit te geleiden naar Maurik, waar - naar door den Commandant 24 R.I. bevolen was - het bataljon zou worden ondergebracht.
  De telefonische verbinding met het scherm en Commandant 24 R.I. bleef in tact, totdat deze plotseling verbroken werd. Door bemiddeling van ordonnansen is verbinding verkregen met den Commandopost 24 R.I., waarna bleek, dat inmiddels opdracht gegeven was, ook het ijle scherm terug te trekken. Dit is geschied per autobus en auto, welke daarvoor opgesteld waren. Mijn Commandopost in de stelling heb ik opgeheven, waarna ik mij per rijwiel naar Tiel begeven heb, waar II-24 R.I. inmiddels was aangekomen.
  In Maurik aangekomen werd mij medegedeeld, dat II-24 R.I. Eck en Wiel en omgeving aangewezen kreeg om in alarmkwartieren ondergebracht te worden.
  Dien dag is het bataljon in Eck en Wiel gebleven, evenals den daaropvolgenden morgen.
  
12 Mei       's Middags van dienzelfden dag door Commandant 24 R.I. bevolen, dat het Bataljon met de treinen op marsch moest naar Amerongen. Aan deze opdracht is onmiddellijk gevolg gegeven en in den namiddag kwam II-24 R.I. bij het kasteel te Amerongen (vt. 159 - 445). In de bosschen en in de omgeving van dit kasteel is gerust en werd mij door Commandant 24 R.I. bericht, dat II-24 R.I. werd ingedeeld bij een nieuw te vormen regiment onder commando van Luitenant-kolonel Land.
  
12/13 Mei       In den Commandopost van laatstgenoemde in de Gouden Leeuw te Amerongen werd mij in de daaropvolgende nacht bevolen II-24 R.I. op te stellen met front Zuid-Oost ter weerszijden van de zuidelijkste kunstweg ten Zuiden van Dikkenberg (166 - 445) als reserve. Gevechtsformaties behoefden nog niet aangenomen te worden en verdere opdrachten zouden mij gegeven worden bij het kruispunt kunstweg en zandweg ten Westen van Berg en Bosch (164-445), waar de Commandopost van den Regimentscommandant tijdelijk gevestigd zou worden. Van Amerongen zou het vervoer per vrachtauto plaats hebben en, om de gedachten te bepalen, zou het bataljon om 3.45 ter plaatse aanwezig moeten zijn.
  
13 Mei       Het vervoer per vrachtauto is een mislukking geworden. Op het kruispunt van wegen bij den Commandopost van den Regimentscommandant in Amerongen was gedurende den geheelen nacht een opeenstopping van voertuigen, manschappen enz. Een behoorlijke verkeersregeling was niet mogelijk. De 2 andere bataljons van het regiment zouden eerst vervoerd worden, waarna een der autotreinen zou terugkomen om II-24 R.I. te vervoeren. Het werd reeds licht, toen eindelijk een aantal wagens kwam. Het bleek, dat daarop slechts de 1e Compagnie en een gedeelte van de 2e Compagnie vervoerd konden worden. Met dit transport ben ik medegereden en kwam met vol daglicht op de opstellingsplaats aan. Ik heb mij naar den Commandopost van den Regimentscommandant begeven, trof daar niemand, tot ik tenslotte van een officier hoorde, dat de Regimentscommandant vertrokken was naar het voorterrein. Een opdracht had ik toen niet. Vervolgens heb ik mij naar mijn bataljon begeven. Nog steeds waren de andere Compagnies niet aangekomen. Na geruimen tijd kwam deze; ook nu weer bleek het autovervoer niet behoorlijk geregeld te zijn. Te plm. 7.00 was het Bataljon verzameld.
  Toen een opstelling ingenomen. Was met de 1e en 2e Compagnie als linker en rechter voor Compagnie (waarbij ingedeeld een sectie M.C. II en bij de 2e Compagnie bovendien een sectie 24 Compagnie Pag.), de 3e Compagnie als reserve (waarbij ingedeeld M.C.-II 2 secties, 1 stuk 6 veld, 1 sectie 24 Compagnie Mortieren van 8), kwam de kapitein Puffius (ingedeeld bij een staf II Divisie) ter plaatse. In een gesprek met hem bleek mij, dat de voorbataljons reeds opgerukt waren, doch mij werd niet bekend, waar zij zijn konden. Hij is toen per auto gereden naar den Commandopost van den Regimentscommandant, kwam terug en deelde mij mede, dat hij mij met zijn auto naar dien Commandopost zou brengen.
  Daar kreeg ik van den Regimentscommandant den opdracht op te marcheeren naar den Zuidelijke Meentweg (168-444), daarna op te rukken in Z.O. richting naar den kunstweg ten Oosten van Achterberg (159-443), vervolgens te zwenken en in ongeveer O.richting verder te gaan. Van den vijand was bekend, dat hij zich bevond te Kruiponder (171-442). De opdracht luidde verder Kruiponder te nemen en daarna echelons gewijze met de andere Compagnieën een opstelling in te nemen (front Oost) waarbij ik links aangeleund was door de inundeering. Verdere gegevens over vijand en eigen troepen werden niet verstrekt. De Commandopost Regimentscommandant bleek gevestigd te zijn in de boschperceelen ten Zuiden van zuidelijken Meentweg (168-444).
  Voor ik mij met den kapitein Puffius naar den Commandopost Regimentscommandant begeven had, had ik - naar aanleiding van den Kapitein Puffius bekomen inlichtingen - den kapitein Dijs opdracht gegeven zich met II-24 R.I. naar den zuidelijken Meentweg te begeven.
  Mij was opdracht gegeven ten spoedigste op te rukken. Toen het bataljon op den zuidelijken Meentweg was aangekomen (het was inmiddels reeds tegen den middag) heb ik de rechtervoor Compagnie (samengesteld als boven aangegeven) onder leiding van kapitein Buwalda opdracht gegeven op te rukken in een vak van plm. 500 meter West van kunstweg Weteringsteeg (169-444); de linkervoor Compagnie (eveneens samengestelds als boven) in een zelfde vak ten Oosten van dezen kunstweg; as van beweging de kunstweg; richting naar de rechter Compagnie. De 3e Compagnie met het restant volgde als reserve ter weerszijden van den kunstweg. Ik bevond mij aan het hoofd van de reserve. Bij de kunstweg, loopende in N.O. richting van Achterberg zou op mijn bevel weder voorwaarts gegaan worden. Gezien het bevel tot onmiddellijk oprukken kon geen tijd gegeven worden het voorterrein behoorlijk te verkennen. Direct bleek, dat het opmarcheeren ten Noorden van de Weteringsteeg niet mogelijk was, omdat dit terrein op korten afstand achter elkaar geheel afgezet was met prikkeldraadversperringen. De linker voor Compagnie heeft zich dan ook hoofdzakelijk langs de Weteringsteeg bewogen, evenals de reserve Compagnie. Ik ontving berichten van de voor Compagnie, dat de opmarsch naar de kunstweg loopende in N.O. richting van Achterberg, vlot verloopen was. Direct daarop is verder vooruitgerukt, waarbij ik den voor Compagnie, opgedragen had een front aan te nemen evenwijdig aan de Maatsteeg (170-443). Daarna zijn stellingen bezet. Daar vuur ontvangen werd zijn de automatische vuurwapenen in dit terrein in stelling gebracht en heb ik mij per motorfiets met den sergeant Schramade van 3-II-24 R.I. in het voorterrein begeven. Plotseling kwam voor ons uit een in onze richting trekkende troep militairen. Bovendien bleek, dat wij beschoten werden. De terugtrekkende troep was naar mij even later door den kapitein Commandant werd medegedeeld 2-III-29 R.I. Hij voegde hieraan toe, dat zijn bataljon was teruggetrokken en hij nu niet meer aangeleund was, zoodat hij niet wist, waar hij heen moest. Vreezende, dat deze terugtrekkende troep een funesten invloed zou uitoefenen op mijn bataljon, ben ik direct teruggegaan om te beletten, dat mijn bataljon ook zou terugtrekken. Verwarring werd gesticht door een militair te paard, die 2-III-29 R.I. aanziende komen in galop terugreed, roepende: "Vluchten, de Duitschers komen". Het gelukte mij een paniek te voorkomen en gedurende langen tijd is stand gehouden, waarbij in den beginne bleek, dat nog telkens eigen militairen uit het voorterrein terugkwamen. Inmiddels werd vijandelijk mitrailleurvuur uit het voorterrein ontvangen, hetgeen door eigen zware mitrailleurs voortdurend beantwoord is. Ook de sectie mortieren van 8 was in stelling gekomen; aan den Commandant, reserve 1e Luitenant ten Wolde, gaf ik opdracht een tweetal boerderijen, waarin ik vijand vermoedde onder vuur te nemen. Het is hem gelukt de boerderijen in vlammen te doen opgaan, waarna vast kwam te staan, dat inderdaad vijand zich hierin verschanst had.
  Vijandelijk artillerievuur werd ontvangen, dat echter geen doel trof. Teneinde mij volkomen op de hoogte te kunnen houden van hetgeen gebeurde, bevond ik mij in de voorste lijn bij de linker voor Compagnie. Ik bemerkte echter dat langzamerhand langs den Maatsteeg een terugvloeien van manschappen begon en teneinde hieraan een einde te maken, heb ik mij met het motorrijwiel langs dezen weg begeven, opdracht gegeven allen terug te houden en daar ik begreep, dat nu III-29 R.I. (dit was een van de voorbataljons van het regiment) terug getrokken was, ik met mijn bataljon alleen stond, heb ik mij tegelijkertijd om nadere instructies te ontvangen, begeven naar den Regimentscommandopost. Uit den toestand, waarin deze zich bevond, bleek mij, dat deze inderhaast verlaten was. Inmiddels waren vijandelijke vliegtuigen gekomen, die de troep bevuurden en werd vermoedelijk ook van gas gebruik gemaakt (De luitenant Arriens en sergeant Schramade, die bij mij was, verklaarden hiervan nadeelige gevolgen ondervonden te hebben. De troep heeft haar gasmaskers opgezet. Persoonlijk heb ik geen last van gas gehad).
  Daar ik geenerlei contact met den Regimentscommandant kon krijgen, geen bevelen voor eigen troepen bezat en evenmin wist, wat de vijand ten Zuiden van mij bereikt had, terwijl bovendien manschappen van andere onderdeelen zich hier in terugtocht bevonden, besloot ik het bataljon te verzamelen op de zuidelijken Meentweg ten Westen van de Spoorbaan en te trachten daar zoo mogelijk een nieuwe opstelling in te nemen. Terwijl ik het terrein wilde verkennen en mij bevond op het kruispunt van den zuidelijken Meentweg en den kunstweg Oost van den Veenendaalschen weg (167-443) zag ik op laatstgenoemden kunstweg, in Noordelijke richting eenige officieren staan, die blijkbaar terugtrekkende troepen tegenhielden. Ik heb mij daarheen begeven en vond daar den Luitenant-kolonel Land. Op zijn last moesten alle troepen bij hem verzameld worden en een stelling innemen loodrecht op deze weg. Door den Kapitein Vrolijk, wien door den Luitenant-kolonel Land daartoe opdracht gegeven werd, werden alle troepen links en recht het terrein ingezonden. Daar deze tot verschillende onderdeelen behoorden en geen toestemming gegeven werd de onderdeelen bij elkaar te houden, was het verband verbroken. Groote troepen manschappen verdwenen door en langs de boschranden. Met de rest is stand gehouden eerst in een boschrand, tenslotte bij een boerderij meer Noordelijk gelegen, tot tenslotte door een majoor, aan wien de leiding blijkbaar was overgedragen, opdracht gegeven werd terug te trekken. Bevelen werden niet meer ontvangen en mij was onbekend waarheen gegaan moest worden. De avond begon te vallen en ik heb mij daarna per motorrijwiel langs meergenoemden kunstweg begeven naar der viersprong kunstweg (vt. 165-446). Daar was inmiddels door de overblijvende Compagniecommandanten (kapitein Dijs en Bartels, Buwalda (Commandant 2-II) was gesneuveld, Westerduijn (Commandant M.C.-II) naar later bleek krijgsgevangene) het overblijvende gedeelte van het bataljon verzameld. Artillerie-officieren, die ter plaatse aanwezig waren, deelden mede, dat het noodzakelijk was ter plaatse wederom stelling in te nemen. Ik heb daartoe opdracht gegeven, doch daar reeds andere troepen den boschrand bezet hadden, werd overeengekomen, dat deze opdracht verviel. Het was mij onbekend, welke opdracht mij den volgenden dag gegeven zou worden, inlichtingen waren niet te verkrijgen. Geruchten bereikten mij, dat het 10e Regiment, dat ter plaatse zou zijn, naar Houten moest, dat alle onderdeelen achter de Hollandsche Waterlinie terug moesten enz. Ik besloot met II-24 R.I. naar Amerongen te gaan, waar mijn treinen stonden, daar den morgen af te wachten en naar omstandigheden te handelen. Gedurende de duisternis is II-24 R.I. door de Prattenburgsche en Amerongsche bosschen naar Amerongen gemarcheerd. In Amerongen stond een verkeersofficier die mededeelde, dat de treinen van II-24 reeds teruggetrokken waren en dat 24 R.I. naar Houten moest. Daar mij nu duidelijk werd, dat het gehele veldleger werd teruggetrokken, besloot ik dien nacht nog naar Houten te gaan. Gedurende den marsch werd mij door verkeerstroepen medegedeeld, dat ik mijn marsch over Nederlangbroek moest maken en niet naar Houten, doch naar Vreeswijk moest.
  
14 Mei       Dit is geschied, met korte rusten en een rust van 1 uur in de omgeving van Nederlangbroek is doorgemarcheerd naar Vreeswijk, waar op 14 Mei te 11 uur binnengerukt werd.
  

Gouda, 29-5-'40.
De Reserve Kapitein,
w.g. C. HESS.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 3.35 MB)