Verslag van vaandrig J. van Donselaar

afschrift.

Vaandrig J. v. Donselaar. (3e sectie)

Rheden, 6 Januari 1941.

Verslag Krijgsverrichtingen 9 - 13 Mei 1940.
----------------------------------------

    Regimentscommandant: Overste Hennink.
    Bataljonscommandant: Majoor Landzaat.

    Vanaf 6 Januari 1940 t/m de oorlog was ik in Rhenen gelegerd. Tijdens de oorlogsdagen was ik vaandrig bij 3-I-8 R.I.
    In den nacht van 9 op 10 Mei werd ik door een ordonnans gewekt. Deze deelde mij mede dat strijdvaardigheid 3a was ingetreden. Ik begaf mij terstond naar de compagnieverzamelplaats. Hier kreeg ik van den kapitein Brittijn (Compagniescommandant) opdracht om toezicht te houden op het overbrengen van de keukeninventaris naar de ondergrondsche veldkeuken. Omstreeks half 4 des morgens was dit afgeloopen. Hierna begaf ik mij naar de stelling, waar men bezig was de noodvoorraden en de munitie op te bergen. Onze stelling was de stoplijn boven op den Grebbeberg en ze strekte zich uit vanaf de Utrechtschestraatweg tot aan den Rijn. De stelling lag geheel in het bosch. Omstreeks 4 uur kwamen de vijandelijke bommenwerpers geëscorteerd door jagers over. Terstond kwam onze luchtdoelartillerie in actie. Omstreeks 4.15 uur werd het eerste vijandelijke toestel neergehaald. De eerst vliegtuigen kwamen tamelijk laag over, maar het meerendeel der toestellen vloog op een groote hoogte. Omstreeks 5 uur was "de groote trek over". Intusschentijd was mijn sectie onder leiding van een der Groepscommandanten in de stelling aangekomen. Terstond heb ik toen de stelling laten bezetten. Een van de drie mitrailleurs liet ik op de helling aan de Rijnkant opstellen tegen luchtdoelen. Langzamerhand kwamen er meer soldaten van onze compagnie opdagen. Omstreeks 8 uur kon gezegd worden dat het grootste gedeelte der compagnie aanwezig was. De commandopost was 's morgens vroeg direct bezet. De telefonist had spoedig verbinding met de andere posten en met de Bataljonspost. Het eenigste bevel dat ik dien dag gekregen heb was de stelling te bezetten. Zoover wij vanuit onze stelling konden zien werden er dien morgen 6 vliegtuigen naar beneden geschoten.
    Herhaaldelijk deden vijandelijke jagers aanvallen op stellingen in de Betuwe (die wij van onze hoog gelegen stelling duidelijk konden zien) en een paar keer op onze stelling.
    De dag verliep verder zonder bijzondere gebeurtenissen.
    In den nacht van Vrijdag op Zaterdag opende onze artillerie het vuur op de oprukkende vijand in de nabijheid van Wageningen. Deze artillerie bestond uit stukken van 7 veld, 12 lang staal en houwitsers. De batterij 7 veld stond nog geen 30 meter achter een gedeelte van onze stelling. Waarom was deze zoo kort opgesteld?
    De vijandelijke artillerie die kort daarna begon te schieten op deze Batterij kon het vuur daardoor precies op onze stelling richten. Wij hebben daar dan ook zeer veel last van gehad. De tijd die er verliep tusschen het afschieten van een vijandelijk projectiel en het ontploffen ervan in onze nabijheid was 11 à 12 seconden. Gelukkig hadden we slechts één gewonde dien dag. Een soldaat werd door een granaatscherf zoodanig aan zijn been geraakt, dat dit gebroken is.
    De geheele nacht hoorden we beneden aan de Grebbe hevig vuren. Soms meende een van onze soldaten ook iets te zien en schoot. Direct werd dit door de geheele stelling overgenomen, iedereen vuurde maar. We moesten telkens van de een naar de ander loopen om hem te beduiden, dat er nog niets te doen was.
    Die nacht schijnen er troepen over de Grebbe getrokken te zijn, of het kunnen parachutisten geweest zijn, maar in ieder geval werden we zaterdagmorgen van kortbij beschoten, zoowel van voor onze stelling als er achter. We zaten toen al tusschen twee vuren. De vijand zat in de boomen. De schutter en helper van de middelste mitrailleur van mijn sectie gaf ik het bevel om de mitrailleur op de borstwering te zetten om zoodoende de kruinen van de boomen voor de prikkeldraadversperring rijkelijk van kogels te voorzien.
    Spoedig zagen we dan ook iemand in een groenachtig pak naar beneden vallen. Maar daar de boomen dicht op elkaar stonden kon ik slechts met de mitrailleur een klein gedeelte onder vuur nemen. Slechts op de plaats waar de prikkeldraadversperringen stonden, waren de boomen verwijderd, daarvoor of er achter mocht niets weggekapt worden, waarom mochten we geen schietsleuven hakken? Het antwoord is: "men vond het jammer zooveel natuurschoon te vernielen". Het dichte bosch en daardoor het slechte zicht is een van de ergste nadeelen geweest. Die dag werd het vuur van den vijand steeds heviger. Eten en drinken kon niet meer worden aangevoerd. Herhaaldelijk vroeg onze kapitein om versterking of aflossing, het antwoord was steeds ontkennend. De geest onder de soldaten was uitstekend, iedereen was vol goede moed. Zoo werd het Zaterdagavond. Het was stikdonker in het bosch, hier en daar hoorden we iemand in de boom klimmen, maar daar we geen schijnwerpers hadden, konden we daar zoo goed als niets tegen doen.
    De nachten waren zenuwsloopend. Tastend langs de wanden van de loopgraaf moesten we onze weg vinden om hier en daar moed in te spreken waar het noodig was.
    Eindelijk werd het dag, 1e Pinksterdag. De vijand zat in het voorterrein. Zoo nu en dan werd er geschoten. De artillerie achter ons was verdwenen.
    's Avonds 5.15 uur kregen we bericht dat we het voorterrein van vijanden moesten zuiveren. Ieder kreeg zijn instructie. Om 5.45 uur klonk het signaal "voorwaarts", voor velen was dit het laatste signaal. In looppas verlieten we de loopgraaf. Ongehinderd konden we de prikkeldraadversperring passeeren maar toen we ons in tirailleurlinie gingen verspreiden kregen we vuur. Met korte sprongen ging het voorwaarts, het vuur werd heviger. Plotseling bemerkten wij dat we vanuit onze eigen stelling beschoten werden, vijand? We wisten het niet, voorwaarts ging het. Daar klonk het bevel "op de loopgraaf terugtrekken". Nog steeds kregen we vuur uit onze stelling, langs een omweg wist ik in de loopgraaf te komen. Overal op het veld en op de hoofdweg lagen dooden en gewonden. In de loopgraaf troffen we manschappen aan van het 19 R.I. Dezelfden die de vorige avond terugtrokken. Ze waren nu weer teruggekomen, en hadden bezit genomen van onze stelling en hieruit waren ze op ons gaan schieten. Waar was toch de leiding, waar waren toch de officieren van 19 R.I.? In de nacht van Zaterdag op Zondag was een Bataljon van 19 R.I. naar de Grebbe gestuurd voor het doen van een tegenaanval. Ze zijn tot precies aan onze stelling gekomen, toen durfden ze schijnbaar niet verder, want ze keerden terug. Wie waren het die bij de aanval ons toegeroepen hadden "Nederlanders geef je maar over!". Vragen waarop we geen antwoord wisten. Direct verzamelden we de overgebleven manschappen, meer dan de helft was dood, gewond, gevlucht.
    Nu begon de vijand op zijn beurt op te rukken. De geheele nacht hoorden wij ze de draadversperringen doorknippen.
    Zoo brak de Maandag aan. Het linker gedeelte van de stelling konden we niet meer bezet houden, we hadden nog geen 40 soldaten over.
    We hielden stand in het rechter gedeelte (Rijnkant). We werden van voren en van achteren beschoten. De vijand was reeds tot aan Rhenen doorgedrongen. De heele morgen lagen we onder vuur. Met handgranaten hielden we de vijand nog eenigszins op afstand. Waarom hadden we aanvalshandgranaten in een stoplijn? Om 12.45 uur konden we de stelling niet meer houden. De vijand was overal doorgedrongen. De kapitein gaf het bevel terugtrekken. Onze eenige kans hiertoe was een smal paadje recht op den Rijn toe, dat echter onder vuur van een mitrailleur stond. Door op de borstwering te klimmen gelukte het mij door enkele handgranaten het machinegeweer tot zwijgen te brengen. We zijn belangs de Rijn teruggetrokken, ondertusschen hevig door de artillerie beschoten. Tusschen Rhenen en Elst sloten wij ons bij andere troepen aan.
    Even buiten Elst moesten wij nog een linie betrekken maar spoedig kwam toen het bevel verder terugtrekken. Gedeeltelijk op fietsen en auto's zijn wij in Utrecht aangekomen.
    Er was totaal geen verband, niemand wist waar hij heen moest.
    In Utrecht verzamelde de kapitein de rest van zijn compagnie. Hiermede hebben wij Dinsdagsmiddags Utrecht verlaten in de richting Vreeswijk.
    Onderweg hoorden wij dat Nederland de wapens had neergelegd. In Vreeswijk zijn wij toen enkele dagen gebleven, daarna gingen we naar Benschop. Hier konden wij van de vermoeienissen bekomen. Hiervan zijn wij naar Wijk bij Duurstede gegaan en vervolgens naar Wageningen. Hier ben ik met groot verlof gegaan. Met 37 man ben ik de oorlog ingegaan, in Wageningen had ik er nog 16.
    Tot slot korte opmerkingen waaraan naar ik meen wel goede aandacht geschonken mag worden.

  1. leiding ontbrak.
  2. vele sergeanten kenmerkten zich als lafaards en waren al spoedig spoorloos verdwenen.
  3. de mitrailleurs weigerden ieder oogenblik.
  4. de onderdeelen werden niet afgelost.
  5. er was geen aanvoer van levensmiddelen en drinkwater.
  6. wij hadden geen zoeklichten (noodzakelijk in het bosch)
  7. van wege de boomen geen schootsveld.
  8. de verzorging der gewonden liet alles te wenschen over.
  9. er dreigde gebrek aan munitie te komen.
  10. er was geen verzamelplaats voor het eventueel terugtrekken bekend.
    Hiermede hoop ik aan uw verzoek voldaan te hebben. Gaarne ben ik bereid indien U het wenscht "nadere inlichtingen" te geven.

't welk doende,



(get.) J. van Donselaar.
Vaandrig 3-I-8 R.I.

Rheden, 5 feb. 1941.
(get.) J. van Donselaar
Arnhemscheweg 28 

----------------------------------------

Rheden, 18 Februari 1941.

    In mijn verslag van de strijd op de Grebbeberg is een vergissing begaan. U gelieve te lezen op die plaatsen waar het 19 R.I. genoemd wordt, het 11 R.I. Hierbij moge nog vermeld worden dat de Luitenant Verberne de eenigste Officier was die toen bij ons in de stelling aan de strijd deelnam.

----------------------------------------

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van M.F.M. Keizers.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 2.28 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 227.11 KB)