Vragenlijst gericht aan reserve-majoor H. de Groot

A f s c h r i f t .

VELDLEGER
ARTILLERIE COMMANDO
----------
Nr. 157
Onderwerp:
Verslag II-19 R.A.
----------

Zeist, 13 Juni 1940. 

    Het verslag van de gevechtshandelingen van II-19 R.A. van 6 Juni 1940 Nr. 387 G., mij door tusschenkomst van Commandant 19 R.A. toegezonden, vereischt nog eenige toelichtingen.
    Ik verzoek U mij onder meer nadere gegevens en toelichtingen te verstrekken omtrent de volgende punten.
1e. Al zijn de bescheiden vernietigd, dan zal het toch nog wel mogelijk zijn de ligging (c.q. nummering) van de afgegeven voorbereide vuren op te geven, al zijn deze opgaven eenigszins onnauwkeurig. Waar ligt bijvoorbeeld het vuur voortvloeiende uit de 1e schietopdracht markeeringspunt 65, 1400 meter naar rechts, 450 meter terug? Waar ligt het vuur 126 en waar het storend vuur op Wageningen?
2e. Op welke wijze en op welke uren zijn deze voorbereide vuren afgegeven?
3e. Op vele plaatsen in het verslag wordt melding gemaakt van vijandelijke beschieting der stellingen. Van de daarbij verkregen verliezen wordt echter geen melding gemaakt. Ik verzoek U mij die alsnog op te geven en tevens de door Uwe Afdeeling in totaal geleden verliezen.
4e. Zijn er verliezen geleden bij het uit elkaar springen van het kanon, behoorende tot het rechter stuk van de linker achterste batterij?
5e. Op welke wijze is vastgesteld kunnen worden dat op 12 Mei 8.15 uur Rhenen en de stellingen met 24 à 25 cm. geschut werden beschoten?
6e. Wat de stellingverandering betreft wensch ik gaarne te worden ingelicht, waarom deze met trekkers moest geschieden. Naar zijdelings verkregen inlichtingen, bevonden de paarden van II-19 R.A. zich nog te Utrecht. Indien deze inlichting juist is, welke redenen zijn er dan geweest dat deze paarden niet op Vrijdag 8 Mei of eerder in het legeringsgebied of achter de stellingen werden aangetrokken?
    Waarom is niet de voorste batterij het eerst van stelling veranderd?
7e. Welke maatregelen zijn getroffen voor de nabijverdediging; waarom zijn de stellingen vroegtijdig verlaten?
    Welke bevelen waren door U ontvangen en gegeven, regelende het op eigen gezag verlaten van de stellingen door U en door Uwe ondercommandanten, en het onklaar maken van het geschut.

De Kolonel,
Veldleger-artilleriecommandant,
(get.) D.M. Lucardie.


Aan
Commandant II-19 R.A.
d.t. Commandant 19 R.A.

 
------------------------------------------------------------------------------------------

A f s c h r i f t .


Commandant - II - 19 R.A.
Nr. 388 G.
Onderwerp:
Toelichting verslag.
Bijlage: 1 kaart.
-------

Aan Veldleger Artilleriecommandant
d.t. Commandant 19 R.A.

Amsterdam, 19 Juni 1940. 

    Naar aanleiding van Uw schrijven Nr. 157 van 13 Juni 1940, doe ik U Hoogedelgestrenge de volgende nadere gegevens en toelichtingen toekomen in dezelfde volgorde als de door U gestelde vragen.

  ad.1e.       Ingesloten zend ik U een kaartblad Rhenen Oost, 1:50.000, waarop ik de voorbereide vuren, voor zoover ik mij deze herinner, heb aangeteekend. Er zijn 4 vuren in de Betuwe voorbereid, en wel in vt. 440-175, 438-175, 437-175 en 435-174. Deze vuren zijn aangegeven op de kaart, echter herinner ik mij de nummers niet. Van alle voorbereide vuren is alleen 126 afgegeven, en wel op 11 Mei, kort na 19.30 uur. Ik herinner mij niet, op welke wijze dit vuur is afgegeven.
    De 1e schietopdracht (10 Mei, 14.30 uur) luidt volledig: mkp. 65, 1400 meter naar rechts, 450 meter terug, breed 300 meter. brisantgranaat versneld geen vuurverbreiding, str. 150 meter 2 afstanden, gereedstellen, niet laden.
    Dit vuur is niet afgegeven. De plaats van dit vuur kan ik niet aangeven.
    Het storend vuur op Wageningen (11 Mei afgegeven van 2.30 - 2.55 uur) lag vlak ten Oosten van Hotel "De Wereld", vlak ten Oosten van de splitsing der wegen naar Arnhem en naar het Lekxes veer. Het is (onnauwkeurig) op de kaart aangegeven. Het vuur is afgegeven met brisantgranaten versneld, naar ik meen drie vuurstooten; tempo 1. voorste batterij leidde.
  ad.2e.       Reeds hierboven beantwoord.
  ad.3e.       Bij de herhaalde beschietingen der stellingen zijn geen andere verliezen geleden dan 1 lichtgewonde. Ik merk hierbij op dat de afdeeling als geheel slechts twee vuren heeft afgegeven, en een der batterijen nog een derde vuur, zoodat men gelegenheid had te schuilen.
  ad.4e.       Bij het uit elkaar springen van het kanon behoorende tot het rechter stuk van de linker achterste batterij zijn geen verliezen geleden.
  ad.5e.       Uit gevonden scherven kon globaal vastgesteld worden, dat op 12 Mei, 8.15 uur, Rhenen en de stellingen met 24 à 25 cm. geschut werden beschoten. Ik heb een scherf gezien met een wanddikte van 5 cm.
  ad.6e.       De Afdeeling is begin April van Utrecht naar het stellingterrein op den Grebbeberg gebracht met twaalf door 15 R.A. beschikbaar gestelde trekkers, en een aantal vrachtauto's. De paarden en het bereden personeel, behalve die van den staf, bleven te Utrecht. De voorwagens en de voertuigen van de munitie-colonne bleven eveneens te Utrecht.
    Het legeringsgebied werd Leersum - Amerongen. Het personeel werd gelegerd te Leersum, de paarden van den Staf te Amerongen. De kapitein GUÉPIN van 8 R.A., die reeds begonnen was tabakschuren te Amerongen te laten inrichten tot stalling, is in April daarmede doorgegaan. Toen deze stallen ongeveer 6 Mei klaar waren, was er nog geen legeringsgelegenheid voor de beredenen. Hiervoor kon ook een tabaksschuur ingericht worden, wat ongeveer f. 2000,- moest kosten. De Commandant IIe Legerkorps kon, wegens de hooge kosten, zijn toestemming daarvoor niet onmiddellijk geven.
    Ondertusschen heb ik in April de stad Rhenen en onmiddellijke omgeving nauwkeurig verkend om legeringsgelegenheid te vinden voor personeel en paarden achter de stellingen. Mijn voorstel, om voor het gros van de Afdeeling barakken te bouwen in een dal Noord-Oost van den straatweg Elst - Rhenen, bij kilometerpaal (kp.) 107, en de beredenen, met de paarden, voorwagens en munitie-voertuigen onder te brengen in de steenbakkerij en het boerderijencomplex aan denzelfden straatweg Zuid-Oost van kp. 105, waartoe de steenbakkerij met gebouwen in denzelfden stijl kon worden uitgebreid, werd goedgekeurd door den Legerkorpsartilleriecommandant (L.K.A.C.). Deze zeide mij echter, dat het zeker nog wel twee maanden zou duren, voor dit werk klaar was.
    Daarna heb ik, begin Mei, van den L.K.A.C. bericht ontvangen, dat de Generaal Commandant IIe Legerkorps had beslist, dat de paarden van II-19 R.A. te Utrecht zouden blijven.
    Toen de oorlog uitbrak vond ik, gezien de beslissing, geen vrijheid, mijne paarden achter de stelling aan te trekken. De paarden konden niet in de stallen te Amerongen ondergebracht worden, omdat, zoodra graad van strijdvaardigheid 3 was ingetreden, deze stallen ter beschikking van andere onderdeelen waren.
    In overleg met den L.K.A.C. is de linker-achterste batterij het eerst van stelling veranderd, omdat deze batterij het meest aan vijandelijk vuur blootstond.
  ad.7e.       Voor de nabijverdediging waren lichte mitrailleurs in de stellingen opgesteld, en de afstanden tot de voorgelegen boschranden, vanwaar pantserwagens te verwachten waren, vastgesteld.
    Er waren mij slechts twee trekkers voor de stellingverandering van mijn geheelde Afdeeling beschikbaar gesteld. Daarom moest de Afdeeling broksgewijze van stelling veranderen. De trekkers moesten dus telkens wanneer ze twee vuurmonden hadden weggebracht, terugkeeren om weer twee te halen. Toen de eerste twee vuurmonden van de linker-achterste batterij vertrokken waren, wachtte de Batterij-Commandant ongeveer drie kwartier, in welken tijd redelijkerwijs kon aangenomen worden, dat de trekkers teruggekeerd konden zijn. De af te leggen afstand bedroeg ca. 3.5 km. Toen zij echter niet terugkwamen, heeft de Batterij-Commandant, die een langer verblijf van zijn personeel in de stelling niet verantwoord achtte door het hevig mitrailleurvuur, het overige personeel naar het nieuwe stellingterrein gestuurd, na eerst het eenige nog overgebleven stuk onbruikbaar te hebben laten maken door wegneming van het sluitstuk. Hij is daarna nog ca. 10 minuten in de stelling gebleven, en toen ook naar het nieuwe stellingterrein vertrokken.
    Een der trekkers is daarna toch nog in de stelling van de linker-achterste batterij teruggekomen, maar, daar niemand meer aanwezig was, teruggekeerd. Op den terugweg ontmoette men de tweede trekker, die op weg was naar den Afdeelingscommandopost. De chauffeur van de eerste trekker heeft toen den chauffeur van de tweede trekker geadviseerd, ook maar terug te keeren "daar er geen mensch meer was". Hierdoor is het gekomen, dat ik bij den Afdeelingscommandopost, tevergeefs wachtte op de trekkers. Te ongeveer 15.30 uur (dit was 3 uren nadat ik de twee trekkers naar de linker-achterbatterij had gezonden) bemerkte ik, dat de achter mij staande lichte artillerie kort voor mij, voor de stoplijn vuurde. Ik achtte nu een langer verblijf in en bij de stellingen niet meer verantwoord. Mijn afdeeling zou onder eigen artillerie-vuur kunnen komen, wat, gezien de groote hoeveelheid munitie, die in de stellingen en in de munitie-bergplaatsen aanwezig was, zeer gevaarlijk kon worden. Ook bestond de kans, dat bij verder doordringen van den vijand, het personeel niet meer te redden zou zijn. Hoewel ik, door de afwezigheid van tractie, de stukken van de voorste en rechter-achter batterij niet kon redden, meende ik toch nog mijn opdracht tot stellingverandering ten deele te kunnen uitvoeren, door mijn personeel en zooveel materieel als ik op de drie vrachtauto's kon laden, naar het nieuwe stellingterrein te zenden, te meer, daar een langer verblijf in de stellingen nutteloos was geworden. Daar al mijn verbindingen door de vijandelijke beschieting verbroken waren, had ik geen gelegenheid, nadere instructies te vragen aan den Commandant Legerkorps Artillerie (C.L.K.A.) te Leersum (afstand ca. 13 km.). Ik moest dus op eigen gezag handelen. Ik vermoedde, dat er later geen gelegenheid meer zou zijn, om de stukken terug te halen, wat ook door de feiten bevestigd is. Daarom gaf ik orders, de vuurmonden van de voorste en de rechter-achterste batterij onbruikbaar te maken. Ik had hiertoe van te voren geen bevelen ontvangen of gegevens, maar meende, en meen nog, dat dit de beste oplossing was.


De Reserve-Majoor
Commandant II-19 R.A.
(get.) H. de Groot.

Voor eensluidend afschrift.

De reserve luitenant-kolonel Commandant 19 R.A.
(get.) J. P. Enklaar.

Gezien en doorgezonden.
De reserve luitenant-kolonel Commandant 19 R.A.
(get.) J. P. Enklaar.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van M. Kerkhoff.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 751.64 KB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 2.23 MB)