» Dit bericht is geplaatst op 26 december 2009 17:07 |
|
|
|
Ik ben een leek in deze discussie. Ik kan niet oordelen over de feiten. Maar het soort debat doet denken aan vele andere problemen waarbij beleidsmakers tegenover ervaringsdeskundigen staan. De beleidsmakers stellen zich daarbij politiek correct op. In dit geval zou die correctheid terughoudendheid kunnen inhouden t.a.v. het gedrag van de Duitsers op de Grebbeberg omdat onze relaties met Duitsland dat nu niet toestaan. De tendens is om in politiek correcte zin Duitse vertegenwoordigers bij de herdenkingen aanwezig te laten zijn. Duitse oorlogsmisdaden passen niet in dat beleid. Misstappen van Nederlandse zijde wel. Geschiedschrijving is nu eenmaal politiek beladen. Net als dit bericht. » Deze reactie is geplaatst op 26 december 2009 18:43 |
|
|
|
Persoonlijk denk ik dat het politiek correcte denken los staat van de discussie, en al helemaal niets van doen heeft met de eventuele aanwezigheid van de Duitse ambassadeur bij "onze" dodenherdenking. Als er op dit moment één land in de wereld is dat de afgelopen tientallen jaren continu de bereidheid toont het boetekleed aan te trekken over hetgeen er destijds gebeurd is, dan is het Duitsland wel. Misschien wel tot in het overdrevene aan toe, maar dat is een andere discussie. Zoete broodjes bakken bij onze buren in het oosten zal hiermee weinig van doen hebben.
Dit gebeuren, althans dat is mijn visie, moeten we zien in het licht van de "onafhankelijke historici" die, hoewel van overheidswege "gesponsoord" zijnde, in principe vrij zijn onderzoeken te doen, daaruit conclusies te trekken en deze te publiceren. En met die conclusies zal menigeen het eens zijn, en dus menigeen ook oneens. Defensie zal zich hier niet mee willen inmengen omdat er dan al gauw gesproken kan worden van "politieke beïnvloeding" van het historisch onderzoek.
De verantwoording van de onderzoeksresultaten liggen bij de historici die daarmee naar buiten treden, zoals ook het geval was bij bijvoorbeeld L. de Jong, die betaald werd uit de staatsruif, handelde in opdracht van de staat, maar uiteindelijk vrij was in hetgeen hij publiceerde.
Dat men Defensie verwijt "het niet voor zijn soldaten" op te nemen is begrijpelijk, net zoals het begrijpelijk is dat Defensie zich niet in de discussie mengt, immers behoort de uiteindelijke onafhankelijke beoordeling toe aan historici die zich bedienen van allerlei bronnen om tot een zo juist mogelijke afweging te komen.
Op de website Zuidfront krijgen een aantal leidinggevenden behoorlijk de mantel uitgeveegd naar aanleiding van het onderzoek door Allert Goossens.
Het moment echter dat Defensie zich in een discussie hierover gaat mengen verwacht ik dat menigeen daar niet van gediend zal zijn. En terecht. Als men er anders over denkt staat men vrij bronmateriaal aan te dragen die op hun waarde beoordeeld zullen worden. De onderzoeker moet, binnen de marges van de wetgeving, vrij zijn tot conclussies te komen zonder hierin gestuurd te worden door betrokkenen. Democratie á la Carte dus.
Evenzo is dat het geval in deze discussie. Defensie heeft zich daar niet mee te bemoeien. Het feit dat Defensie een archief bezit, en betaalde historici die dit archief beheren en gebruiken voor (al dan niet) gesubsidieerde publicaties, betekent niet dat Defensie sturing moet geven aan de onderzoeks-resultaten of uiteindelijk gewenste uitkomsten moet afdwingen. Tenslotte hebben wij het hier over een Ministerie in het democratische Nederland en niet over een door een polit-bureau aangestuurde propaganda-club.
Het probleem, zoals ik het begrijp, is evenwel dat de historici wel met een conclusietrekking komen, echter niet de wil hebben de discussie aan te gaan over het wel of niet correct zijn van enkele onderdelen van die conclussie, m.a.w. men lanceert een stelling en ontloopt het debat. Dat is iets wat men de historici kan verwijten. Je mag er vanuitgaan dat zij openstaan voor discussie, aangezien dit informatie of een zienswijze kan opleveren die hen nog niet bekend was of in ieder geval de juistheid van een andere zienswijze benadrukt.
Dat het ontlopen van het debat gezien vanuit de emotionele kant van het verhaal voor velen onverteerbaar is moge duidelijk zijn. Dat één der historici vervolgens, althans zo werd het ervaren, olie op het vuur gooit door een en ander opnieuw te bekrachtigen kan alleen betreurd worden. Anderzijds kan men ook stellen dat de conclusie wetenschappelijk kennelijk onderbouwt en verdedigbaar is. Er is dus sprake van twee zienswijzen die botsen. Defensie dient zich daar, zo is mijn mening, buiten te houden en de discussie over te laten aan historici en betrokkenen.
Dat vervolgens gevoelsmatig voor velen de sympathie uitgaat naar "onze Jantjes" staat buiten kijf. Dat, gelet op het bewijsmateriaal, voor velen de hernieuwde stellingname van de historicus onverteerbaar is evenzo.
Maar laat dan uiteindelijk de lezer van de boeken voor zich bepalen welke conclussie voor hem/haar het meest overtuigend is en of de historicus zichzelf in deze al dan niet buiten spel gezet heeft. » Deze reactie is geplaatst op 28 december 2009 02:10 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Politiek correct is een lastig vangbaar begrip. Het kán betekenen dat je een politiek of maatschappelijk standpunt ergens over inneemt, maar het kan ook zijn dat je naar de waan van de dag een standpunt bepaalt. Het is naar mijn idee juist dat er al een jaar of tien tendenzen zijn om in politiek correcte zin Duitsland bij allerlei herdenkingen tegenwoordig te laten zijn. In Frankrijk leefde dit sterk, Nederland begint ook te komen.
Duitse vertegenwoordiging voorstellen bij nationale herdenkingen is absurd. Recent opperde de Duitse ambassadeur het bij de slotaflevering van In de Oorlog. Kennelijk was de man vergeten dat het een nationale herdenking op de Dam is en geen internationale. Zouden we voor Duitsland een uitzondering gaan maken, dan worden Japan, Korea, Indonesië, Bosnië, Irak en Afghanistan straks ook officieel uitgenodigd natuurlijk. Niks meer nationale dodenherdenking...
Het probleem met dit soort ceremonies, dit soort herdenkingen, is dat ze gekaapt worden door de politiek. De politiek zelf had allang van al die herdenkingen afgewild. Kost geld en de werkelijke waarde ziet men niet. Als het aan de politiek lag, hadden de Marokkaanse en Turkse slachtoffers die tijdens WOII vielen aan 'onze' zijde, allang een aparte uitlichting gekregen. De politiek misbruikt de ceremonies vaak als politiek middel om iets te bereiken. Dus, wat is politiek correct eigenlijk? Dat was de politiek zelf correct vindt of wat wij (maatschappij) prettig vinden. Ik ben bang dat binnen nu en tien jaar de Duitse ambassadeur op de Dam staat op 4 mei. Dat onze Nationale Dodenherdenking straks niet meer is wat hij ooit was. Gewoon, omdat de politiek een reden vond.
Als we kijken naar de discussie rond het boek 'Ik beschuldig', dan denk ik niet dat we met politiek correct handelen als oorzaak te maken hebben. In de eerste druk van Mei 1990 - strijd op Nederlands grondgebied, trachtte een aantal auteurs onder auspiciën van het NIMH de meidagengeschiedenis te herschrijven. Zij wilden als het ware ontmythologiseren. Daar zal grotendeels (althans, zo vermoed ik) een goede bedoeling achter gezeten hebben. Men sloeg echter door, wist zichzelf niet onder controle te houden en wilde ongefundeerd overcorrigeren. Daar ligt de basis van de discussie.
Het feit dat deze discussie nog steeds speelt, heeft twee oorzaken. De eerste is het feit dat met name Herman Amersfoort (zoals zo vaak, hij is erom berucht) zich veel te groot acht om de discussie aan te gaan, laat staan water bij de wijn te doen (waar hij alle reden toe heeft), de tweede oorzaak is een zeer gemotiveerde Willem Jagtenberg, die niet opgeeft. De discussie is wat dat betreft het stadium van 'politiek correct' allang voorbij. Helaas, want deze discussie (oorlogsmisdaden) had in feite allang afgerond moeten en kúnnen zijn. » Deze reactie is geplaatst op 28 december 2009 10:44 |
|
|
|
Met belangstelling heb ik de reacties van Hugo en Goossens gelezen. Hun commentaren lopen uiteen, maar zijn eensluidend op het punt dat het hier niet om een politiek correcte versie van de 'Grebbe' gaat. Ik leg me daar bij neer omdat ik geen bewijzen kan aandragen voor een al of niet bewuste dubbele agenda bij de staatshistorici. Dat zou ik in het geval Lou de Jong ook niet kunnen, maar die reageerde wel als een kind van zijn tijd, weliswaar niet politiek correct, maar waarschijnlijk wel correct naar een algemeen gevoelen uit die naoorlogse jaren. Hier gaat het als ik het goed begrijp om een van mythologie ontdane versie van de Grebbeslag. Dat wetenschapplijk streven herinnert aan de studie van de Groningse historicus Eelco Runia: "De pathologie van de veldslag" (1995). De strekking van dat boek is dat deelnemers aan een veldslag nauwelijks een idee hebben van wat er gebeurt. Het gaat hier overigens vooral om historische slagen. Van voetvolk tot generale staf, zegt Runia, was het vaak niet duidelijk wat er gebeurd was en zelfs generaals wisten lange tijd na de slag niet of ze gewonnen of verloren hadden. Het waren de geschiedschrijvers die de zaak reconstrueerden. Of ze daarmee recht deden aan de ervaringen van de deelnemers was niet aan de orde. Zo te zien gaat het bij de Grebbe over een debat tussen deskundigen die het overzicht denken te hebben en deelnemers die de ervaring denken te hebben. Nieuw is die onenigheid waarschijnlijk niet. 'Oral history' is waarschijnlijk verleden tijd, maar of dat een winst is betwijfel ik. » Deze reactie is geplaatst op 28 december 2009 23:55 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Ik geloof ook niet in een dubbele agenda in de naargeestige zin die met die uitdrukking vaak gepaard gaat. Maar ik geloof beslist in een eigen agenda als het de heer Amersfoort betreft. Deze man onttrekt zich heel bewust aan het debat met een ieder die het oneens is met hem. Toen ik in 2005 mijn kritieken (ook positieve) schreef op 'de Armband', had ik nog wel eens het idee dat Amersfoort alleen die houding aannam in het debat aangaande de oorlogsmisdaden. Inmiddels heb ik echter in het metier heel veel mensen gesproken, zowel in het wetenschappelijk onderwijs als daarbuiten, die Amersfoort kennen als een zwart/wit persoon die weinig geporteerd is van het werkelijke debat. Het verbaast me dus inmiddels een stuk minder dat de zaken indertijd zo hard gespeeld zijn. Het feit dat Amersfoort recent nog Peter Kruit voor zijn karretje spande, en deze op een vele te bombastische wijze een stukje amateuristisch proza liet lanceren met brede (inter)nationale persberichten en een veel te hoogdravend toontje, het begrip 'mythe' weer eens misbruikend, toonde dat Amersfoort nog geen spat wijzer is geworden. Wel is duidelijk dat zijn vroegere strijdmakkers zich inmiddels niet meer aan hem paren. Althans, niet meer in de openbaarheid.
Desondanks wil ik de zaak niet groter maken dan hij is. Amersfoort heeft vooral vrij geinterpreteerd, hoewel zijn wijze van selecteren van onderzoeksdossiers ook geen gouden griffel verdiende. Interpreteren is natuurlijk bij dit soort leerstukken een noodzaak. Zonder interpretatie geen debat, en zonder debat geen wetenschap. Maar de crux van wetenschappelijke vooruitgang is het debat. Als dat debat door de initiërend wetenschapper vooraf wordt geblokkeerd als het andersdenkenden betreft, dan pleegt hij een faux-pas in wetenschappelijke zin. Dan is er sprake van waarheidsoplegging. Dat is precies waar Amersfoort zich schuldig aan maakt. Bij gebrek aan concurrentie (in de zin van leerstoelen in den lande) permitteert hij zich een soort monopolie van de wijsheid terzake toe. Hij deinst er zelfs niet voor terug gewoon in de media te roepen dat hij het debat met andersdenkenden niet wenst aan te gaan.
Op deze website zal het lijken alsof er een soort heilige oorlog tegen Amersfoort wordt gevoerd. Er zijn echter talloze pogingen gedaan door Jagtenberg, Brongers, het bestuur van de Stichting en ondergetekende om de man - in allerlei fasen van de 'strijd' - aan tafel te krijgen. Nooit enige positieve response. Op persoonlijke brieven niet eens een reactie. Van Piet Kamphuis overigens ook niet, op berichten van onze kant. Dan verlies je op een zeker moment ook alle respect voor zulke personen. Dat je dan inderdaad moet gaan waken eerlijk en fair te blijven is een gegeven.
Een werkelijk dubbele agenda is denk ik geen sprake van. Maar dat de heer Amersfoort een eigen agenda erop na houdt, staat voor ons als een paal boven water. Ikzelf zou dat niet zo snel sorteren als een strijd tegen de veteranen. Maar het gevolg van de heilige strijd die gevoerd wordt (werd), is wel dat veteranen en hun nabestaanden zich er vaak door aangesproken voelen en - als hun persoonlijke geschiedenis daartoe aanleiding geeft - daar zelfs hartzeer aan over houden. Er moeten dan wat ons betreft wel heel expliciete redenen zijn om een zo uitgesproken, een zo afwijkende mening te moeten publiceren als Herman Amersfoort deed, om de schade die je ermee aanricht te billijken ... » Deze reactie is geplaatst op 29 december 2009 01:08 |
|
|
|
Geschiedenis vernieuwd zich naar mate er meer feiten bekend worden die dat ondersteunen, dit is dus niet wat dhr amersfoort denk te zijn.
Het tweede feit is dat Historici (met titels) de amateurs nodig hebben.
Dit heeft een Historicus zelf tegen mij gezegd, omdat de amateur zich vast kan en wil bijten in bepaalde onderdelen, deze site is dus een gevolg daarvan.
Gevolgtrekking van bovenstaande is samenwerking en geen tegen- werking maar Defensie wil en kan nooit in de spiegel kijken, ze kunnen daardoor nooit hun eigen fouten zien ,daar zou Middelkoop iets mee moeten doen , gezien zijn achtergrond ben ik bang dat die niet verder als de voordeur kijkt.
Defensie is/ was en nog steeds slordig met zijn veteranen.
Ook met de huidige politiek vrees ik(pappen en nat houden). » Deze reactie is geplaatst op 29 december 2009 18:57 |
|
|
|
Als ik dit zo lees Goossens lijkt het of Amersfoort aan een persoonlijkheidsstoornis lijdt, zoiets als paranoia. W. F. Hermans schreef eens een roman over paranoïde hoogleraren: 'Onder professoren'. Zijn er werkelijk zo weinig militair-historici? Is hun discipline zo bedreigd dat ze elkaar de hand boven het hoofd moeten houden? Wat je Amersfoort wél kunt aanwrijven is dat hij de primaire bronnen, de verslagen van kort na de slag geheel en al voor waar en reëel heeft beoordeeld. Of heel selectief volgens zijn 'eigen agenda'. De historicus Runia zou zeggen dat van die bronnen met reserve gebruik gemaakt zou moeten worden vanwege de pathologische wijze waarop de veldslag wordt ervaren - en dat latere aanvullingen (door veteranen) ook een rol zouden moeten spelen. En inderdaad: discussie met betrokkenen en vakgenoten. » Deze reactie is geplaatst op 29 december 2009 20:26 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Ik zou niet zo gauw iemand in een hokje willen duwen met een zwaar label. Dat doen we in dit land veel te snel. Maar wat voor mij een gegeven is, is dat Amersfoort een man is die, zoals de Amerikanen dat zo fraai zeggen, 'talks the talk, but doesn't walk the walk'.
In 'de Armband' bespreekt Amersfoort op de pagina's 40 en 41 hoe men met een Nederlands gevechtsverslag moet omgaan. Hij bespreekt daar een theorie, en naar men mag aannemen zoals hij die zelf toepast. Typerende citaten daaruit zijn:
> Bronnen die uit het geheugen worden opgemaakt, bieden de mogelijkheid eigen tekortkomingen te maskeren, schuld op anderen af te schuiven of juist omgekeerd de eigen rol of die van anderen te overdrijven. <
En
> Bij het gebruik van gevechtsverslagen is het daarom verstandig (...) in elk geval twee regels te volgen. (...) De tweede regel is dat gevechtsverslagen die worden gesteund of bevestigd door verklaringen van andere ooggetuigen in beginsel betrouwbaarder zijn dan op zichzelf staande, niet door andere bevestigde, verslagen. Het is daarom van belang de afzonderlijke gevechtsverslagen zoveel mogelijk te hanteren in samenhang met andere verslagen en rekening te houden met de context van de omringende gebeurtenissen en omstandigheden.<
Als men deze door Amersfoort zelf geformuleerde theorie nu eens afzet tegen de angel in het debat over de oorlogsmisdaden - het geval Michgelbrink - dan blijkt dat Amersfoort zelf fundamenteel zondigt tegen zijn eigen theorie, zonder dat daartoe een aanleiding voort is gekomen uit de context van gebeurtenissen en omstandigheden. Au contraire, die context geeft juist alle aanleiding de zaak Migchelbrink zoals in 'Mei 1940 - strijd op het Nederlands grondgebied' weergegeven, als onwerkelijk te sorteren. Wat werd daar namelijk geconcludeerd?
Eerste druk (blz 218):
> Het was inmiddels 1730 uur geworden. Duitse troepen drongen de stelling binnen en dreven Nederlanders naar buiten. Eenmaal buiten schoot de eerder genoemde soldaat G. Migchelbrinck, ondanks het feit dat hij zich had overgegeven, nog een SS'er neer, waarna hijzelf en een andere soldaat werden gedood. Bij de SS soldaten ontstond nu een lynchstemming, waardoor de overige gevangenen met executie werden bedreigd. <
Tweede druk (blz 274):
> Het was inmiddels 1800 uur geworden. Duitse troepen drongen de loopgraaf binnen en dreven de Nederlanders eruit. Drie soldaten uit de groep van Blom werden daarbij neergeschoten. Eén van hen overleefde het, maar de andere tweede [sic] sneuvelden, de eerder genoemde G. Migchelbrink en J. Riggeling. Over de toedracht bestaat onduidelijkheid. De Duitsers staakten niet direct het vuren toen de overgave begon. Riggeling was bij de overgave zeer opgewonden en het is mogelijk dat tussen Migchelbrink en een Duitse soldaat een korte woordenwisseling heeft plaatsgevonden. Tegen deze achtergrond zou het incident hebben plaatsgevonden. De bronnen geven echter ook een andere verklaring voor het sneuvelen van Migchelbrink en Riggeling. Dienstplichtig sergeant L. Meijerink verklaarde over Migchelbrink: 'Toen hij de stelling verliet schoot hij nog een Duitscher neer en werd toen ook neergeschoten'.<
De eerste versie is een curieuze versie. De soldaat Migchelbrink werd indertijd op voorspraak van zijn groepskameraden en sectiecommandant voorgedragen door zijn regiment voor de MWO en kreeg deze. Een procedure die niet lichtvaardig werd opgenomen en waarbij degelijk onderzoek werd verricht en bij de geringste smet of onbewijsbaarheid teruggegrepen werd naar Bronzen Leeuw of Bronzen Kruis. Daar was geen sprake van. Toch was het historicus H.W. van den Doel (onder eindredactie van Kamphuis en Amersfoort dus) die koos voor de ene afwijkende versie van het verhaal rond de sectie van de SMI Blom, die van de sergeant Meijerink. Deze sergeant verklaarde in tegenspraak met de andere kameraden van Migchelbrink als enige dat de soldaat had gevuurd op de Duitsers na overgave, bij het uit de loopgraaf treden ter overgave van de groep. Alle overige verklaringen geven aan dat de drie militairen pardoes werden neergeschoten als eerste soldaten die de loopgraaf uitkwamen, meestal met de toevoeging dat Migchelbrink iets tegen een Duitser zei [het bekende: 'Warum schiesst Ihr noch? Als jullie niet gekomen waren hadden we niet hoeven schieten'] en daarop de schoten vielen. Een historicus zal echter met enige verbazing de sterk afwijkende verklaring van de sergeant Meijerink lezen en zich afvragen waarom opvallenderwijs één der militairen buiten de orde treedt. Een legitieme vraag, die ook het recht, zelfs de plicht biedt in een wetenschappelijk verantwoorde reconstructie die kanttekening te maken.
Maar waarom koos men ervoor juist die ene verklaring - die niet alleen tegen alle andere inging maar bovendien impliciet Migchelbrink als onterecht Ridder MWO veroordeelde - zo prominent leidend te laten zijn voor de eerste druk? Als dan Amersfoort zijn 'ontsnappingsclausule' erbij wordt gepakt, en context en gebeurtenissen zo duidelijk aanleiding geven om in weerwil van zijn eigen theorie (dat één, niet ondersteund, verslag in beginsel minder betrouwbaar moet worden geacht dan meerdere wel elkaar ondersteunende verslagen) te kiezen voor dat ene afwijkende verslag, waarom werd er dan niet direct bij vermeld dat diverse getuigenissen juist over sergeant Meijerink te melden hebben dat deze volkomen lamgeslagen door de strijd in een hoekje van de loopgraaf lag en de gebeurtenissen die hij beschreef helemaal niet kon hebben waargenomen? Want dat is de context die geschapen wordt bij het verslag van Meijerink, door zijn voormalig loopgraafgenoten. Maar nee, zelfs in de enigszins genuanceerde versie in de tweede druk krijgt het ene zonderlinge verslag van Meijerink nog veel te veel gewicht. Naar de reden daarvoor hoeft men niet te lang te gissen. Dat is simpelweg niet de moed hebben om een eerdere onwetenschappelijke (sterke) suggestie geheel anders te verwoorden.
De zaak Migchelbrink is natuurlijk niet zonneklaar. Er is best een these uit te werken waarom sergeant Meijerink afwijkend van de rest verklaarde. Alle reden aan te nemen dat tussen Meijerink en de rest een stuk frustratie bestond dat onder meer in de zaak Migchelbrink tot uiting kwam. Er is ook geen overtuigend bewijs dat Migchelbrink niet stiekem toch nog even schoot. Niemand van ons was erbij. Maar een soldaat die zo geroemd wordt om zijn houding en inzet, die door alle verslagen (op één) na wordt bejubeld als de held van de sectie en die door een streng kapittel met de MWO is onderscheiden verdient het niet om middels een 'krijgshistorisch vluggertje' van terzake zeer matige ingevoerde historici (want dat zijn Van den Doel, Amersfoort en Kamphuis als het op gevechtsdetails aankomt) te worden beschuldigd van een oorlogsmisdaad en als gevolg daarvan de onterechte toekenning van de hoogste dapperheidsonderscheiding die onze samenleving kent. Als historici omwille van hun ego's niet bereid zijn zo'n faux-pas toe te geven, zelfs ondanks het feit dat ze tegen eigen theorie in handelen, dan zijn het gewoon hele kleine mensen. Bovendien zijn ze dan de titel wetenschapper niet waard. Want als de eigen statuur wordt verkozen boven het waarheidsgehalte van het geschrevene, dan wordt de historie beschadigd in plaats van gediend. In die zin stopt niemand de betrokken heren dan ook in een hokje. Ze hebben zichzelf erin gestopt!
Nog één ding over krijgshistorici. Er zijn in Nederland natuurlijk veel meer krijgshistorici dan alleen Herman Amersfoort. Maar om een of andere reden heeft Amersfoort de kroon dat hij de specialist zou zijn. We zien hem ook steeds in beeld als we over mei 1940 praten. Uit contacten in de hoek van het WO onderwijs weet ik inmiddels dat men hem ook niet voor de voeten wil lopen. Daar heeft menigeen zijn bekomst al van gehad. Ik kan natuurlijk niet staven in hoeverre geruchten op waarheid berusten, maar mijn/onze eigen ervaringen geven hem niet het voordeel van de twijfel. Het sterk negatieve bijeffect is echter dat geen promovendus in dit betreffende bestudeerde era om deze ene professor heenkan. Hij zit bijkans in iedere commissie. Je kunt je alleen al om die reden afvragen of zo'n centrale positie het onderwijs en de wetenschap niet belangrijk obstrueert. Nederland is helaas te klein om een brede groep WO docenten te hebben die op het gebied van WO2 hun specifieke werkterrein kunnen vinden. Dat betekent dat een lange periode beheerst wordt door een enkeling en vaak - hoe kan het ook anders - enkele min of meer gelijkgestemden eromheen. Waar dat toe leidt is al bewezen met de onverkwikkelijke voortslepende discussie omtrent de oorlogsmisdaden in mei 1940. De WO kring sluit de gelederen, defensie danst mee aan hun pijpen, en de buitenstaanders krijgen geen poot aan de grond. Ergo de ingrediënten voor zaken die ook onwetenschappelijk zijn, zoals een rechtszaak of schijnbare vetes die via de media worden gespeeld. Uiteindelijk schiet niemand er wat mee op. Maar het is wel een resultaat van een gesloten cultuur in wetenschapsland, dat nu eenmaal inherent is aan een klein land en een beperkt onderwerp als het onderhavige ... » Deze reactie is geplaatst op 30 december 2009 02:33 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Omdat de vorige bijdrage zo lang werd, een nabrander over interpretatie van verslagen.
De interpretatie van bronnen is natuurlijk de crux van het metier. Ik doe zelf al vele jaren niets anders. In tegenstelling tot Amersfoort en enkele van zijn gelijkgestemde vakbroeders, vind ik dat in krijgsverslagen wel veel waarde te vinden is, maar dat het kennis, geduld en veel gepuzzel vergt om ze juist te interpreteren. Dan nog blijft er ruimte genoeg over om als historicus de noodzakelijke overbruggingen te bouwen. Krijgsverslagen van een gelijke gebeurtenis moet je over mekaar heenleggen. Zoals luchtverkenners verticaaal genomen foto's over elkaar heenleggen om diepte te generen in de beelden [stereo-interpretatie], zo moet een degelijk werkende krijgshistoricus de gevechtsverslagen over mekaar heenleggen. De contouren van geen twee verslagen zijn gelijk, tenzij er sterke afstemming heeft plaatsgevonden (en dat gebeurde!). Dat is naar mijn overtuiging precies de beweegreden geweest voor de groep historici van het toenmalig IMG om de zaak Migchelbrink een andere invalshoek te geven. Zij vermoedden dat er afstemming tussen de kameraden was geweest om Migchelbrink tot held van de sectie te 'bombarderen.'. De heren historici deden dit echter niet wetenschappelijk juist onderbouwd, zoals ik reeds eerder (en vroeger) heb aangegeven.
Met krijgsverslagen alleen kom je er niet. Krijgsverslagen geven een micro of zelfs pico beeld van een veldslag. Je hebt meer nodig dan de beperkte blik van een verslagschrijver. Sterk gedocumenteerde slagen of schermutselingen zijn veel eenvoudiger te reconstrueren dan gelijksoortige gebeurtenissen met veel minder verslagen ter bestudering. Men moet tijdslijnen bouwen, logische bouwstenen construeren, de logica van gebeurtenissen toetsen en als het even kan bevelen, instructies en overige informatiestromen tegen de zaken aanhouden. Als men gezegend is, heeft men ook verslagen van de andere kant. Zoals ikzelf voor het zuidfront inmiddels talloze Duitse krijgsverslagen heb verzameld, die veel meer details prijsgeven dan de KTB's of ervaringsberichten. De verslagen van de tegenpartij dienen als spiegel. Als alles klopt, dan vallen de zaken precies op hun plaats.
Maar juist die spiegeling, die ik (samen met Hugo van Dijk) voor het zuidfront in toenemende mate kan maken, biedt de kans veel ruis uit verslagen te halen. Aan beide zijden. Want interpretaties, zeker die aan Nederlandse kant, kwamen niet alleen voort uit waarneming maar net zo goed uit perceptie. Een onbekend fenomeen neemt men immers anders waar dan een bekend fenomeen. Een simpel geval. Nederlanders die de Duitse berghouwitsers als mortieren aanduiden. Niet onlogisch, want ze hadden een extreem korte loop en stonden bij het vuren in een grote elevatie. Maar zonder bestudering van de Duitse bronnen, wordt de interpretatie (tot op heden) in de annalen verwoord als een mortier. Het betrof echter berggeschut. Een andere interpretatie die veel lastiger is, is die van de bevoorrading van Duitse parachutisten. Na de ochtend van 11 mei landde er geen Duitse parachutist meer (behalve noodsprongen van vliegtuigbemanningen uiteraard). Desondanks wordt iedere bevoorrading van de Duitsers uit de lucht als een nieuwe parachutistensprong genoteerd. Slechts een enkele Nederlandse bron die dichtbij de afzetplaats de afzetting van parachute-voorraden ook als zodanig noteerde. Een verwarring die menig krijgshistorisch auteur overgenomen heeft.
Bronnen interpreteren is nimmer routine, voor ieder geval op zichzelf staand en niet te vatten in een paar vuistregels. Het is hard werken, hard puzzelen en veel vaker dan je zou willen het opbouwen van een plaatje, soms van een hele theorie, en door ontsluiting van een nieuwe (of herontdekte) bron aanpassen of geheel overboord gooien van veel vlijt en inspanning. Het is soms bitter frustrerend dat je denkt dat alles op zijn plaats valt, je reconstructie helemaal klopt, dat er geen speld tussen te krijgen lijkt en uiteindelijk je er toch faliekant naast zit. Het is mij (ons) al een aantal keer overkomen bij de Grebbeberg en ook bij het zuidfront.
Ik heb zelf niet de indruk dat Amersfoort fundamenteel verkeerd of onjuist aankijkt tegen de waarde van bronnen. Ik geloof wel dat hij aan te spreken is op onregelmatigheden bij de interpretatie, en bij de selectie. Dat betwist hij zelf ten sterktste, maar ik vind dat wat ik in mijn brochure over de Armband heb geschreven over de onwetenschappelijke selectie van bronnen, de onhoudbare selectie van selectiekaders en de interpretatie van sommige gevallen, aantoonbaar juist is. Het probleem is echter alleen dat het voor veel lezers wellicht niet aantoonbaar gevoeld wordt, omdat ze minder of geen toegang tot al die bronnen hebben. Mijn voordeel is dat er een paar boekenkasten en harddisks vol met bronmateriaal zo voor handen zijn en ik dus (net als de meeste van de mannen bij Kennispunt) toegang heb tot dezelfde materialen als Amersfoort c.s. Omdat Amersfoort c.s. echter een instituut achter zich hebben staan en stichting de Greb / Kennispunt worden weggezet als amateurs, krijg je dat men - zeker de toch al terzake slecht ingevoerde media - veel sneller geneigd is de professor te volgen. En geef ze eens ongelijk. Zo liggen de verhoudingen nu eenmaal in een samenleving. » Deze reactie is geplaatst op 30 december 2009 03:09 |
|
|
|
Goossens, ik ben onder de indruk van het onderzoek van de Grebbewebsite en heb een beeld gekregen van de positie van jullie niet-officieel academisch instituut in de wereld van de geschiedschrijving. Ik vraag me af of de controverse tussen academie en internet zich niet wereldwijd voordoet. Er zijn internetfora over de Eerste Wereldoorlog, om een voorbeeld te noemen, waar de deskundigheid niet minder is dan die op de universitaire faculteiten. Het verschil is dat de internetpublicisten net als hier op het Grebbeforum, veel meer ingevoerd lijken in de details en specialismen als wapens, kalibers, regimentsnummers, artillerieopstellingen en andere momentopnamen. Academische publicisten die veelal op papier werken geven me de indruk dat ze vooral synthetisch werken. Ik baseer me hier uitsluitend op het verschil tussen Engelstalige WO-1 fora en Engelstalige studies over Wo-1. Behalve het verschil in academische status tussen amateur op internet en professional in wetenschappelijke publicatie, moet hier het medium internet een rol spelen. Internet biedt de gelegenheid tot detaillering en specialisering die de academicus niet ter beschikking staat. Ik kan overigens niet beoordelen of Engelstalige krijgshistorici zich niet ongegeneerd en desnoods anoniem op de internetfora begeven. Richard Holmes ben ik er nooit tegengekomen. Het zou me echter niet verbazen, maar als ik het goed begrijp verschijnt professor Amersfoort niet op de internetfora. Waarschijnlijk is hij niet de enige academicus. Mijn opmerking over de paranoia in de roman van W. F. Hermans moet je niet letterlijk als ziektebeeld nemen. Het gaat hier over professoren die hun wijsheid als een paranoïde patiënt afschermen tegen concurrentie en overal tegenstanders zien. Internet bestond nog niet toen Hermans zijn roman over zijn universitaire ervaringen in Groningen beschreef. » Deze reactie is geplaatst op 30 december 2009 23:45 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Internet is natuurlijk een groot verzamelmedium. Als je in 'ons' interessegebied gaat speuren vind je nauwelijks goede sites. Met goed bedoel ik betrouwbaar, daar waar noodzakelijk wetenschappelijk verantwoord en met informatie die degelijk is. Dat gaat natuurlijk voor veel meer onderwerpen op. Internet is bijzonder laagdrempelig en kent geen inerte kwaliteitsborg. Die borg moet worden opgebouwd en duurzaam worden geboden. Het grote gevaar dat je nu ziet is dat hele generaties hun kennis baseren op googlehits. Wat op internet staat is 'waar', want tegenwoordig gaat er geen verjaardag of feestje voorbij zonder dat internetwijsheden rouleren. De scepsis tegen internetbronnen is terecht. Ik heb ook geen enkel bezwaar tegen instituten of individuen die eerst meer willen weten van onze Stichtingen en de mensen erachter voordat ze een zekere waarde hechten aan onze vruchten en informatie. Informatie op waarde en betrouwbaarheid toetsen is de beginstap van degelijk onderzoek.
Instituten dienen hun kwaliteit zelf te borgen. WF Hermans schreef daarover nu juist - zoals je al aangeeft - dat het met die borgen ook nog wel eens misgaat, omdat men zelfgenoegzaam wordt, zeker in de ijle kringen van de hogere wetenschap. Inderdaad is die Hermans metafoor van toepassing op het onderhavige geval. Met name het aspect van overal de vijand ontwaren lijkt me op te gaan voor Amersfoort. Dat terwijl wetenschap juist gebaad is bij de samenwerking en gezonde concurrentie. Maar uiteindelijk zijn we allemaal ook nog mensen. Ook mij is niets menselijks vreemd en ook ik betrap mezelf er wel eens op in paradigma's gevangen te zitten. Maar een zaak zo tot in de hoogste toonsoort spelen zoals met de kwestie van de oorlogsmisdaden en dan zodanig misbruik maken van je wetenschappelijke statuur als Amersfoort deed, dat vind ik laakbaar.
Het vak geschiedenis studeren is natuurlijk enig. Ik heb er zelf over getwijfeld toen ik voor een studiekeuze stond, maar anders gekozen. Geen droog brood te verdienen, zo vond ik. Bleef het wel altijd als hobby erbij doen. Uiteindelijk is echter geschiedenis een vak bij uitstek dat autodidactisch uitstekend te leren valt en waarbij men prima - na voldoende inzet - een wetenschappelijk niveau kan halen. Er zijn voldoende historici die dat erkennen, anderen zullen je te allen tijde met amateur blijven bestempelen zolang er geen drs./dr. voor je naam staat i.c.m. de bul geschiedenis. Dat vind ik allemaal helemaal prima. Zoals een goeie amateurvereniging in de KNVB bekercompetitie prima van een profclub kan winnen, zo zullen er altijd amateur-historici zijn die boven de wetenschappelijke grens komen. Volgens de maatstaven van Amersfoort is iemand als Eppo Brongers ook een amateur. Je kunt van de vruchten van Brongers vinden wat je wil, maar iemand met zo'n statuur op het gebied van krijgshistorisch onderzoek en publicatie een amateur noemen, is pure kinnesinne. De Britten hebben een prachtige frasering om de zin en onzin van dat soort gildespasmen te duiden: 'the proof in the pudding is by the eating'. Ofwel, het gaat niet om de titulatuur, maar om de kennis die iemand draagt.
Binnen onze Stichting Kennispunt Mei 1940 is over de meidagen bijzonder veel kennis bij de bestuursleden. Dat ziet niet alleen op de lokale gevechtsverslagen, maar veel breder. Gevechtsverslagen vindt Amersfoort niet zo belangrijk. Zijn pupil Peter Kruit moest dit recent in zijn 'Mythe aan scherven' ook weer uiten. Beiden tonen in hun producten aan waarom ze er zo faliekant naast zitten. Gevechtsverslagen zijn de essentiële beginpunten van grondige analyses. Want een grondige analyse wordt niet van boven naar beneden opgebouwd, maar van beneden naar boven. Gevechtsverslagen zijn essentiele bouwstenen in grondige krijgshistorische analyses. Na bijna vier jaar studie van de gebeurtenissen aan het Zuidfront, het laatste jaar samen met Hugo van Dijk, kan ik niet anders dan constateren dat juist de detaillistische studie van gevechtsverslagen ons nu zover heeft gebracht dat wij talloze zaken die 60 jaar geschreven zijn over de strijd kunnen gaan verbeteren, omdat ze simpelweg 60 jaar lang verkeerd zijn geschreven (en gekopieerd). Daarbij is veel onderzoek nooit uitgewerkt, deels om de kool en de geit te sparen. Zo is het legerbeleid voor en tijdens de meidagen in feite nooit degelijk bestudeerd. Eén van de redenen waarom de biografieën over Winkelman, Reynders en Calmeijer tweedimensionale werkstukken zijn geworden die over krijgsbeleid in die dagen in feite slechts op macro niveau wat te melden hebben. Alle drie de biografieën zijn kritiekloos (op de hoofdpersoon) geschreven, of de kritiek was zo beperkt dat het geen naam mag hebben. Het Nederlandse krijgsbeleid is echter nauwelijks onderzocht. Onder meer omdat de PEC er nauwelijks behoefte aan had, en zich vooral op de opperbevelhebberswisseling en de affaire Gennep toelegde. De rest vond men kennelijk niet interessant, terwijl de beide affaires juist blootlegden dat het krijgsbeleid aan alle kanten gehaperd had.
Krijgsbeleid is altijd actueel. Je kunt van krijgsbeleidfouten veel leren, maar de werking van onderzoeken is kortdurend. Als men op basis van ervaren fouten aanpassingen maakt, is de organisatie een paar jaar later weer in slaap gesust. Het Nederlandse leger was enorm toe aan de oorlogen in Irak en Afghanistan. Er is weer ontzettend veel duidelijk geworden over bewapening, organisatie, logistiek, beleid en commandovoering. Als we niet over tien of vijftien jaar weer een oorlog hebben met een werkelijk hoog geweldspectrum, dreigt de kennis thans verworven alweer flink weg te trekken. Het is met die gedachte bijzonder opvallend dat na een oorlog waarin Nederland krijgshistorisch slechts zeperds van formaat oogste, de aandacht voor het krijgsbeleid zo bedroevend was. Het is naar mijn mening een van de redenen waarom bijvoorbeeld de detacheringen in Korea zo slecht vanuit de militaire organisatie en politiek werden begeleid en gesteund. Eenzelfde verhaal zagen we nadien in Libanon en Srebrenica. Krijgsbeleid dient te allen tijde te worden geëvalueerd, op een eerlijke en zelfreflecterende basis. Dat dient periodiek te gebeuren en niet slechts door de eigen organisatie of de hoofdrolspelers zelf (zoals na WOII), maar op een deskundige zo objectief mogelijke wijze. Daarin kunnen kundige krijgshistorici een voorname rol spelen. Wellicht zou je moeten zeggen dat krijgshistorici daarin een voorname rol MOETEN spelen. Want de militaire organisatie zelf heeft vaak vooral oog voor haar successen en wapenfeiten, maar weinig traditie als het aankomt op eerlijke evaluatie van de processen en gebeurtenissen. En die laatste aspecten vindt men nu juist terug aan het eind van de pijplijn, in de gevechten op groeps- of sectieniveau en het echelon erboven. Daarom is het bestuderen van krijgsverslagen zo essentieel om de finesses van het krijgsbeleid te onderzoeken. Want de indicatoren van falen en slagen vindt men niet alleen bij de uitkomst van een slag of oorlog. Nee, juist op het laagste niveau vindt men voorwaarden voor succes of falen.
Dat is iets wat de Duitsers al tijdens WOI beseften, toen hun Auftragstaktik al in uitgewerkte vorm werd toegepast, na het tijdens de Frans-Pruisische oorlog voor het eerst grootschalig te hebben geintroduceerd. De Duitse gedachte was juist dat de successen op het slagveld bij de kleinste bouwstenen van een leger lagen. Dat een succes vaak begon bij het uitbouwen van een opportuniteit op het slagveld op het lage of laagste niveau. Wie de slag om de Maas in België en Frankrijk bestudeerd in de periode 10-15 mei 1940, zal onmiddellijk inzien dat de Duitse successen daar door enkele pelotons werden geinitieerd, en slechts door de tankmassa's uitgebuit. Maar zonder die successen op het laagste niveau was men niet met de progressie voor de dag gekomen die uiteindelijk werd bereikt. Dat was nu precies de crux tijdens de Westfeldzug. De dynamiek en de importantie van de onderofficier en subalterne officier in het Duitse leger versus de statische onbelangrijke onderofficier en subalterne officier in het Franse leger. Als men de westerse legers thans beschouwt, ziet men de nadruk op de opleiding, kennis en kunde van teams en groepscommandanten. We hebben het Duitse model goeddeels overgenomen. Vanaf groepsniveau is men een voorname operationele bouwsteen in het krijgsproces. En juist daarin ligt de kern van degelijk krijgshistorisch onderzoek ook. Het in staat zijn vanaf sectieniveau de bouwstenen op te bouwen van een gereconstrueerde slag.
Als onze aller Herman dat ook had ingezien, zou hij veel betere producten hebben geproduceerd. Maar Amersfoort bevindt zich in de fase voor 1940 in zijn denkproces. Macro telt, meso een beetje en micro is verwaarloosbaar. Tja, noem dat dan maar een wetenschappelijke benadering. Ik zie het vooral als een excuus om je onderzoekstraject in te korten en grote stappen te kunnen nemen. En wie in Nederland neemt je dan de maat als je al als autoriteit wordt gezien? » Deze reactie is geplaatst op 31 december 2009 08:01 |
|
|
|
Goed stuk Goossens. Ik lees het op twee manieren: als een manifest van het niet-academisch onderzoek op internet en als een polemiek met Amersfoort c.s. Als manifest zou het als beginselverklaring van de Grebbewebsite kunnen dienen. Het verzamelen van alle details c.q. aspecten van gevechtsverslagen ten einde van daaruit tot een synthese te komen. Je zegt het wel scherp: niet van boven naar beneden werken, maar andersom. Nu ben ik niet op de hoogte van de methodologie van Amersfoort, maar ik kan me niet voorstellen dat hij niet ook van mening is dat je onderaan, bij de feiten, moet beginnen. Het voorbeeld dat je geeft ( Migchelbrink) laat daarvan iets zien. Bovendien blijkt hij bereid zijn kijk op een gevechtsverslag te herzien in een volgende editie. Was is daar tegen? En als feitenonderzoek van het Grebbeforum daaraan heeft bijgedragen is dat winst voor alle partijen. Je positie t.a.v. Amerfoort, de geschiedschrijving, de reputaties en competenties zijn me nu duidelijk. maar wat ik niet kan plaatsen is de rol van de organisatie die je als 'defensie' aangeeft. Welke belangen heeft deze organisatie in dit debat? Uit je commentaar maak ik op dat defensie belang heeft bij een bepaalde visie op de slag. Aan wie moet ik dan denken? Een minister die een regeringsstandpunt heeft te verdedigen. Dan kom ik toch uit bij mijn beginpunt: een politiek correctie visie op de zaak. Of generalissimo's die de eer van hun kaste hoog houden? » Deze reactie is geplaatst op 1 januari 2010 19:06 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Laat ik voorop stellen dat ik de polemiek persoonlijk (en in de wij-vorm, wij als Stichting Kennispunt) behoorlijk zat ben. In het kader van het te verschijnen boek wordt het logischerwijs weer aangewakkerd, maar ik persoonlijk acht de standpunten inmiddels terzake wel gewisseld, duidelijk en kennelijk beslecht. Aan het instandhouden van polemiek heeft niemand wat, is mijn overtuiging. Tenzij een verschuiving richting een concensus ermee wordt bereikt. Daarvoor ontbreken mij aanwijzingen en dus hoop ik dat de geest deze keer in de fles blijft (buiten een thematisch forum als onderhavig om). Maar ik ben bang dat enkele media er weer van zullen smullen.
Amersfoort legt in 'Ik had mijn Roode-Kruisband afgedaan' uit hoe hij met bronnen omgaat. In Mei 1940 wordt dit in het inleidende hoofdstuk ook gedaan. Men geeft in beide gevallen aan gevechtsverslagen van de Nederlandse zijde slechts als beperkt waardevolle bronnen te beschouwen. Ik vraag mij af of Amersfoort in werkelijkheid ook zo mild is. Uit het door één van zijn protégé's gescheven 'Een mythe aan scherven', over de tactische gevechtsomstandigheden in mei 1940, blijkt dat gevechtsverslagen voor Amersfoort en zijn studenten (c.q. promovendi) in feite tweederangs bronnen zijn. Peter Kruit heeft hierop in het Reformatorisch Dagblad na kritiek van mij nog eens bevestigend gereageerd; gevechtsverslagen worden als bronnen gezien met zeer beperkte historische waarde. Zodoende meende Kruit uit zijn kwantitieve analyse van de gewondenaard en zijn kwalitatieve analyse van de verwondingen een herijking te kunnen bieden van de tactische gevechtsomstandigheden, die sterk afweek van de gevechtsverslagen. Kruit ging daarbij geheel door het ijs en bevestigde in nog sterkere mate dan Amersfoort met 'de Armband' deed, dat als je gevangen wordt in eigen wankele theorieën, je ongenadig op je neus kan gaan. In die zin is de methodiek van Amersfoort dus wel te herleiden uit zijn werk, zowel inhoudelijk als qua resultaat.
De herziening in de tweede druk van 'Mei 1940' was niet erg overtuigend en nog steeds niet zoals een onbevooroordeeld wetenschapper te werk dient te gaan. Van een geheel onwetenschappelijke benadering (Migchelbrink was waarschijnlijk een oorlogsmisdadiger, vastgesteld o.b.v. één dubieuze bron) naar een quasi-wetenschappelijke benoeming (Migchelbrink was mogelijk een oorlogsmisdadiger, nog steeds vastgesteld o.b.v. één dubieuze bron) herstellen, vind ik nu niet heel erg sterk. Er had gewoon moeten staan: < Migchelbrink werd neergeschoten, samen met twee anderen, toen hij uit de groepsloopgraaf kwam. De aanleiding daarvoor is niet eenduidig vast te stellen. De verklaringen van de meeste getuigen stellen vast dat Migchelbrink pardoes werd neergeschoten, mogelijk na een woordenwisseling met een SS'er. Eén verklaring stelt dat Migchelbrink het geweer nog in de aanslag had tijdens de overgave, en daarmee nog een Duitser neerschoot.> Punt. Dat is een wetenschappelijk verantwoorde voorstelling van zaken. Daar zou achter kunnen volgen, als men wil concluderen, dat als de ene versie de waarheid het meest zou benaderen, er door Migchelbrink in strijd met het oorlogsrecht werd gehandeld en hij hiermee aanleiding gaf tot een reactie aan Duitse zijde.
Maar de zaak is veel breder geworden dan alleen de kwestie Migchelbrink. In de 'Armband' analyseert Amersfoort op bestrijdbare wijze (lees: arbitraire selectie van dossiers, arbitraire interpretatie) de (vermeende) oorlogsmisdaden tijdens de meidagen. Hij speelt daarbij veel te nadrukkelijk advocaat voor het Duitse leger. Daarmee heeft hij bij deskundigen veel kwaad bloed gezet en de discussie rond de oorlogsmisdaden bewust veel breder getrokken dan alleen de zaak Migchelbrink, die in feite na de tweede druk wel was ontdaan van de angel (zij het met eerder genoemde voorbehouden). Ik mag wel verwijzen naar ons dossier oorlogsmisdaden op deze site en o.a. mijn analyse van het gehele boek. Dan wordt e.e.a. wellicht duidelijk. Zie http://www.grebbeberg.nl/index.php?page=dossier-oorlogsmisdaden---mei-1940
Defensie had in eerste instantie natuurlijk nauwelijks een werkelijke rol in het geheel. De Sectie Militaire Geschiedenis [SMG] - nadien Instituut Militaire Geschiedenis [IMG] en tegenwoordig Nederlands Instituut Militaire Historie [NIMH] - stelde zowel inhoudelijk als redactioneel de eerste druk op van 'Mei 1940 - de strijd op Nederlands grondgebied'. Als integraal onderdeel van het Ministerie van Defensie was het departement dus verantwoordelijk voor die uitgave. Toen er kritiek kwam vanuit de veteranenhoek op het boek, werden diverse instanties binnen Defensie aangeschreven. Uit de antwoorden bleek dat men alom afstemde met de directie van het toenmalige SMG. Legerbladen als de toenmalige Legerkoerier en de Militaire Spectator weigerden aan de hand van persberichten, brochures of recensies negatief over de vruchten van het SMG/IMG te publiceren. De door Jagtenberg e.a. aangespande zaak tegen de auteurs van het boek, daagde defensie als partij. Ook het verzoeningsgesprek werd geëntameerd door de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht. Kortom, defensie sloot de gelederen. Althans, ze sloot de toenmalige gelederen, want de protesterende veteranen (middels een petitie in 2001 waren dat er ca. 27.000) werden natuurlijk door dat defensie gelid buiten gesloten. Een uiterst curieuze opstelling van het ministerie en haar betrokken organen, want uiteindelijk ging het om een product van enkele historici in de civiele facilitaire stafhoek van defensie. Men maakte een keuze waarbij men zich in de zaak nauwelijks lijkt te hebben verdiept, maar waarbij men zich wel vervreemde van haar grote schare WO2 veteranen.
Ik geloof er niets van dat er sprake was van een politiek correct standpunt ten aanzien van de oorlogsmisdaden vanuit defensie. Het was meer een politiek correcte modus operandi door een aantal weinig overtuigende historici de hand boven het hoofd te houden in plaats van hen te corrigeren voor onwetenschappelijk werk. Was het nu zo geweest dat slechts de presentatie (het boek) boud gesteld was geweest maar de intrinsieke waarde van het geschrevene hoog, dan was de ophef wat mij betreft overdreven geweest. Maar het was juist dat men historici beschermde - ten koste van talloze veteranen die zich zeer gekrenkt voelden - terwijl de historici in kwestie volkomen terecht waren aangesproken op historische dwaling. Amersfoort placht dit echter heel gladjes te sorteren onder interpretatievrijheid van de wetenschapper. Zoals zo veel van zijn wetenschappelijke sausjes, kletskoek van slechte receptuur. Op basis van dat soort eendimensionale retoriek opereren namelijk ook de holocaustontkenners.
Ook zijn de standpunten van het toenmalige SMG/IMG geen politiek correcte geschiedschrijving. Dat was hun motivatie in het geheel niet. De motivatie achter de spraakmakende teksten in de eerste druk van 'mei 1940' was de door onder meer Kamphuis, Amersfoort, Blom en anderen ingezette mode om te ontmythologiseren, in navolging van buitenlandse historische instituten. Hoewel er in het buitenland veel meer reden en aanleiding was om tot ontmythologisering over te gaan, zag men bij de SMG kansen zichzelf te profileren door spraakmakende publicaties. Tussen 1990 en 2005 verscheen de ene na de andere publicatie van aan het SMG/IMG verbonden historici die zogenaamde mythes doorbreken zouden. Met wervende teksten als 'een myhte doorbroken' werd veel media aandacht geoogst. Dat men in feite nauwelijks enig tastbaar resultaat te melden had en in feite vrijwel geen behoorlijk onderzoek het daglicht liet zien, is slechts voor heel goed terzake ingevoerde lieden te toetsen. De media lopen en liepen over van de aangeboden zeepkistjes. Check internet maar op de lovende woorden in de media over 'Mei 1940' en de 'Armband'. Zelfs het broddelwerkje van Peter Kruit werd door de media plichtmatig opgehemeld. Vaak weet de journalist in kwestie niets van het betreffende onderwerp of neemt men gewoon de perberichten over. Precies waar de heren publicisten op hoopten en wat hun sterren deed rijzen. En precies een product van een krijgshistorisch gilde dat in Nederland veel te smal is om zichzelf te controleren en zuiveren. Politiek correct - als begrip - is dus niet van toepassing. Dat wordt het pas als een Minister of Staatssecretaris gaat oproepen tot een onderzoek door het NIOD over de participatie van Marokkaanse eenheden bij de verdediging van Zeeland in mei 1940 (die er niet was!). Dat zijn politiek correcte directieven.
Nee, defensie was zowel politiek als maatschappelijk correct geweest als ze zich indertijd terdege hadden verdiept in de zaak en toen hun veteranen in bescherming hadden genomen. Maar dat is in Nederland nog nooit gebeurd. Wij hebben geen veteranencultuur. We trachten die sinds enige jaren te bouwen, door onder meer de instelling van de veteranendag. Uitstekende zaak. Maar veel belangrijker is het de oprechte zorg voor veteranen te hebben én te houden. Zoals de mariniers zeggen: 'eens een marinier, altijd een marinier'. Dat zou het devies vanuit defensie moeten zijn voor alle mensen die ooit voor ons land in de krijg betrokken zijn geweest. Als dat de moraal in Den Haag was, zouden de excessen die in dit onderhavige geval spelen nooit tot wasdom zijn gekomen, maar waren de dwalende historici op de vingers getikt en de veteranen gerustgesteld. Het mocht niet zo zijn. En de periferie mag dit soort kwesties sorteren als niemendalletjes of discussies in de marge, maar voor hen die ooit vochten zijn dit soort zaken gevoelsmatig zwaarwegend. Want veteranen hebben al moeite genoeg in een normale maatschappij weer te aarden, begrip te ontvangen voor hun ervaringen en hun beschadigde psyche. Ze zullen daarom vaak elkaar opzoeken. Dit soort kwesties groeien dan snel boven hun werkelijke waarde uit. Ik hoop dat dit in de toekomst wordt voorkomen. Want de vele duizenden die straks vanuit Irak en Afghanistan hun heil weer in onze verwende maatschappij moeten zoeken, verdienen al onze zorg. Die zorg dient te prevaleren boven de carriere van enkele egocentrische historici die slechts wegens overdreven geldingsdrang eigen waarheden willen verkopen ... » Deze reactie is geplaatst op 1 januari 2010 20:09 |
|
|
|
Na het lezen van de link naar Jagtenberg zag ik dat ik heel wat heb in te halen om hier op macro-niveau mee te praten. Maar er is hier iets aan de orde waarvan ik niet begrijp dat het de pers niet breedvoerig heeft gehaald. Ik zou er Kamervragen over verwacht hebben. Ik heb inmiddels een aantal gevechtsverslagen gelezen, d.w.z. de rapporten die kort na de strijd zijn opgemaakt. Het Nederlandse leger maakt daarin een chaotische indruk wat betreft bevelvoering, coördinatie en oefening. De moed van de dienstplichtigen blijft onverlet, maar werd m.i. niet bevorderd door de houding van het kader. Al eerder had ik de indruk dat het behoren tot het Nederlandse officierscorps vooral een maatschappelijke status was die nauwelijks was gebaseerd op bewezen leiderschap of militaire deskundigheid. Heb ik het goed gezien dat de gevechtsverslagen niet van Jan Soldaat zijn? En dat ze daarom worden genegeerd. » Deze reactie is geplaatst op 3 januari 2010 00:07 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Dat deze zaak in de media nooit behoorlijk is beschreven komt enerzijds door de aard van de hedendaagse media - waar kwaliteit een schaars begrip is geworden - en anderzijds door wat ik eerder beschreef over 'een instituut' versus een 'stichting', waarvan men de kwaliteit nauwelijks kan inschatten. Als een redacteur al van zins zou zijn om een kritisch stuk te schrijven, dan grijpt een eindredactie wel in. De media hebben slechts genoten van de controverse. Inhoudelijk geven ze slechts Amersfoort de zeepkist. Dat geldt helemaal voor defensie organen. Sla ze er maar op na. Stuk voor stuk organen die preken voor eigen parochie. Kritische stukken zijn niet gewenst. Carré of de Militaire Spectator hebben puur subjectieve redacties, die absoluut niet de indruk zelfs maar willen wekken in eigen nest te urineren. Dat is wat ik eerder al zei over een legercultuur waar de traditie bestaat slechts hoogtepunten te huldigen en dieptepunten te verzwijgen. Lees straks het boek van Jagtenberg maar om te zien hoe de zaken zijn gegaan. Als de oppositie in de Tweede Kamer het straks leest, volgen vast kamervragen. Maar ook dan zal het deksel beslist op de doos blijven.
Het behoren tot het officierskorps was in alle landen met militielegers een zaak voor de gegoede burgerij. Ook daarin schept Mei 1940 (en ander werk) een scheef beeld. Men stelt zaken veel te vaak voor als typisch Nederlands. Maar in Frankrijk, België, Noorwegen, het VK, de VS enzovoort, gold dat officieren uit de betere burgerij kwamen. Pas tijdens de oorlog werd binnen die groepen gesorteerd op geschiktheid. Dat is niets nieuws onder de zon. De Tweede Wereldoorlog was er namelijk ook goed voor de klassenmaatschappijen over de gehele wereld een kopje kleiner te maken, en dat was één van de 'blessings in disguise' (zoals Amersfoort dat zou noemen).
Gevechtsverslagen waren normaliter inderdaad niet van de gewone soldaat. Daar is ook niets mis mee. Je gaat geen 280.000 militairen een schriftelijke verklaring laten afleggen. Normaliter werden officieren of tenminste sectiecommandanten geacht verslagen in te dienen. Compagniescommandanten en bataljonscommandanten idem. Zo werden gevechtsrapporten van eenheden samengesteld. Om een of andere reden vond het opperbevel het noodzakelijk officieren de opdracht te geven logboeken en gevechtsverslagen te vernietigen toen de wapenstilstand was afgekondigd. Ik heb geen flauw benul waar men bang voor was. Geheimen stonden er niet in, de Duitsers zouden hoogstens leren hoe ze een oorlog niet moesten voeren. Met heel veel creativiteit zou je kunnen denken dat Duitsers uit onze ervaringen zouden kunnen leren hoe hun operaties tijdens de strijd werden ondergaan, hoe zaken werden geinterpreteerd, etc. Maar persoonlijk acht ik dat ver gezocht. Kort na de strijd vond men dat ook en werd de meeste officieren verzocht alsnog gevechtsverslagen te schrijven en in te dienen.
Later, met name in de periode na de oorlog (maar ook al tijdens de eerste onderzoeksperiode 1940-1942), werden - daar waar essentieel - ook minderen verzocht rapportages te leveren. Dat kon zijn vanwege bijzondere krijgsverrichtingen in hun directe omgeving, opmerkelijke gebeurtenissen, het functioneren van (onder)officieren of omdat een bepaald theater krijgshistorisch erg van belang was. Dat laatste ging bijvoorbeeld op voor de Grebbeberg. Daar zijn relatief veel minderen ook gevraagd verslagen in te dienen.
De waarde van verslagen is buitengewoon variërend. Er waren goed geletterde en onderlegde officieren die geen behoorlijk verhaal konden opschrijven en er waren gewone soldaten die puike verslagen konden schrijven. De algemene kwaliteit van de verslagen vind ik bijzonder matig. Ik heb er duizenden gelezen inmiddels en kan redelijke betrouwbaar vaststellen dat een groot percentage van de verslagen krijgshistorisch laagwaardig of van geen enkele waarde is. Wat vooral opvalt is dat men buitengewoon weinig gevoel had voor structuur in verslagen. Feiten worden ook heel sporadisch genoemd. Zo geeft men opvallend weinig tijd- en plaatsbepalingen, bijzonder weinig personalia weer en ontbreken regelmatig belangrijke details zoals over sterkte, bewapening, voorraden, voertuigen, etc.
De waarde van verslagen ontstaat pas als men uitgebreid de tijd neemt om een slag of gebeurtenis te reconstrueren. Het is als een grote puzzel maken. Je hebt stukjes, waarvan je weet in welk deel ze thuishoren. Die sorteer je in een bepaald kwadrant van de puzzel. Hoe meer kwadranten je grof opmaakt, hoe meer structuur ontstaat. Uiteindelijk blijken dan op het oog onbruikbare verslagen net een hint of detail te bevatten dat belangrijk blijkt om bepaalde vraagtekens te kunnen wissen. Door de verslagen op elkaar te leggen ontstaat een harde kern, met een zachtere tussenlaag en een zachte buitenlaag. Op die laatste twee zaken moet je door rechercheren. Als zo'n structuur met een nevenstructuur wordt vergeleken kan een gedeeltelijke samensmelting plaatsvinden waardoor de harde kern weer toeneemt. Zo bouw je een onderzoek helemaal op. Prachtig is het, zoals we voor het zuidfront inmiddels aardig voor elkaar krijgen, als de gevechtsverslagen van de 'overkant' erbij kunnen worden gehaald. Dan neemt de betrouwbaarheid van de reconstructie hier en daar exponentieel toe. Bovendien biedt het de kans om gevechtsverslagen op waarde en intrinsieke kwaliteit te beoordelen. Je haalt er naar verloop van tijd uit wie sober verslag schreef en wie overdreef.
Een andere factor die de harde kern bedreigt is manipulatie. Manipulatie is eenvoudig te zien wanneer een op zich complex voorval opvallend uniform wordt beschreven door meerdere verslagschrijvers. Of als een op zich irrelevante gebeurtenis in veel verslagen terugkomt, terwijl die verslagen overigens niet overlopen van detail. Slechts zelden komen harde bewijzen of aanwijzingen naar voren dat er sturend is opgetreden van bovenaf. Maar als men de procedure kent die tijdens de oorlog aan de orde was [onderzoeksperiode 1940-1942], waarbij men de eerste reeks verslagen via de bataljonscommandant indiende, dan is duidelijk dat deze alle kans had om die verslagen te manipuleren. Dat gebeurde ook. Bewijzen heb ik hiervan bijvoorbeeld voor II-28.RI, het bataljon van Ravelli. Deze stuurde zijn officieren bij en verzocht hun bepaalde zaken wel en andere niet te vermelden. Ravelli had dan ook veel af te dekken. Des te opmerkelijker is het dat Herman Amersfoort juist vermeldt in zijn 'Armband' dat juist de gevechtsverslagen in de periode 1940-1942 het meest betrouwbaar moeten worden geacht. Zijn motivatie was dat die het dichtste op de gebeurtenissen lagen. Dat is een gegeven. Maar tegelijkertijd waren er talloze militairen die onderzoeken tijdens de Duitse bezetting niet vertrouwden. Dat werd nog vergroot door de naam van de officier die de onderzoeken leidde, overste Nierstrasz. Dat klonk Duits. Maar zoals hiervoor gezegd was er vooral sprake van alle mogelijkheid tot manipulatie van verslagen wegens de procedure die tijdens de oorlog nog gold. Naoorlogs werden verslagleggers zelf benaderd, maar toen was er in feite veel minder behoefte aan verslagen van minderen, met uitzondering van enkele theaters.
Kortom, een eenvoudig, eensluidend en algemeen toepasbaar kwaliteitsoordeel geven over gevechtsverslagen is niet mogelijk. En omdat het juist (lees; zo juist mogelijk) analyseren van gevechtsverslagen en van daaruit reconstrueren van de gevechten een heidens karwei is, dat niet alleen de beschikbaarheid vraagt van veel (liefst alle) verslagen, maar evenzo veel meer bronnen van andere orde vergt alsmede een inzicht vraagt in militaire zaken, is inhoudelijk kritiek leveren op producten als van Amersfoort, Brongers, Nierstrasz, Wilson, etc. niet zo eenvoudig. We lezen ze wel vaak in recensies of op fora, maar 99% van die oordelen is nauwelijks iets waard. Het is bijzonder specialistische materie. Iets wat ik me ook pas de laatste tien jaar ben gaan realiseren, want voordien behoorde ik net zo goed tot de snelle zijlijners, die het wel even beter wisten. Thans heb ik ook nog wel vaak een uitgesproken oordeel, maar inmiddels acht ik mezelf in deze materie deskundig genoeg om dat oordeel te kunnen onderbouwen, met kundige argumenten. En dan nog, ik ervaar vaak genoeg dat na lange studie ik bepaalde zaken alsnog enigszins (of soms helemaal) moet bijstellen.
Het negeren van verslagen doe ik net zo goed regelmatig. Je moet dat alleen uitleggen, of desgewenst kunnen en willen uitleggen. Amersfoort beroept zich steeds op zijn interpretatievrijheid. En die heeft hij ook, maar waar hij standaard in verzaakt, is zijn interpretatie wetenschappelijk verantwoorden. Dat weigert hij eenvoudigweg. Het is eenvoudig. Als ik vind als onderzoeker dat de slag om de residentie een Nederlandse pyrrusoverwinning was, dan mag ik dat vinden. Dan kan ik aangeven waarom ik dat vind, en dan kan een ander vinden dat dit niet zo is. Dat zijn meningen, zo men wil, interpretaties. Niemand die er een probleem mee heeft als een discussie daarover eindigt met twee mensen die het over zo'n oordeel oneens zijn. Maar als ik publiceer dat ik nauwelijks Duitse oorlogsmisdaden vaststel en daarvoor slechts (bijvoorbeeld) vijf van de 50 voorhanden verslagen als referentie gebruik, dan moet ik wel heel erg uitvoerig omschrijven waarom ik die smalle selectie maak. Althans, als ik zoals Amersfoort pretendeer wetenschappelijk werk te verrichten. Dit is nu precies wat Amersfoort heeft gedaan in 'de Armband', en wat hij weigert te substantiëren of anderszins te onderbouwen. Hij beroept zich bij zijn verregaande voorselectie op interpretatievrijheid. Maar dat is het helemaal niet, het is selectie zonder dat die wordt verantwoord. En selectie in de wetenschap moet een transparant duidbare tracer hebben, want anders vervalt de wetenschappelijke waarde. Idem voor zijn beschrijving van het geval bij Valkenburg, de Oberleutnant Hohendorf [sic] die de regimentspost van 4.RI belt en ze daar vertelt dat ze de Nederlanders zich maar beter kunnen overgeven [blz. 97]:
< In de ochtend van 10 mei ging op de CP van III-14.RI (...) de telefoon. (...) aan de andere kant van de lijn bevond zich vaandrig Van Oostrom Soede van de derde compagnie. Deze bleek krijgsgevangen te zijn en te bellen vanuit het gemeentehuis van Valkenburg. Hij had namens de Duitsers een mededeling te doen. De luitenant nam geen genoegen met deze mededeling en vroeg naar de Duitse commandant. Dat kon. Oberleutnant Hohendorf wees hem erop dat dorp en vliegveld Valkenburg in Duitse handen waren en dat zich in één van de hangars 160 krijgsgevangenen bevonden. Hij stelde daarom voor dat III-14.RI, dat praktisch was vernietigd, de overgave zou aanbieden. Hij veronderstelde namelijk dat het regiment in de tegenaanval zou gaan en deze zou ondersteunen met een artilleriebeschieting en een luchtbombardement. "Dann wird's ihnen schlecht vergehen", wist Hohendorf over de krijgsgevangenen. We zagen al dat het derde legerbericht van het AHK dit voorval opvatte als een 'nieuwe laffe daad'. Maar deze interpretatie gaat voorbij aan de werkelijke toestand, nog afgezien van de verdraaiing van feiten. Hohendorff dreigde niet de krijgsgevangenen af te zullen maken, zoals het legerbericht suggereerde, maar wees op een risico. Natuurlijk had hij daarbij ook zijn eigen belang in het oog. Maar de 160 man waren vooral gijzelaars geworden van de situatie. Zij zaten tussen twee vuren. Hen afvoeren en in veiligheid brengen, kon Hohendorf niet, gezien de geïsoleerde positie waarin hij zich bevond. Zijn enige alternatief was de krijgsgevangenen vrij te laten. Maar dan versterkte hij zijn tegenstander. >
Dit bovenstaande fraaie stukje Amersfoortsiaanse demagogie - want een ander woord is er voor dit soort branie niet - is nou wat Amersfoort sorteert onder zijn interpretatievrijheid, waarbij hij tegelijkertijd stelt een wetenschappelijk werk af te leveren!
Ten eerste ging het i.c. hoogstwaarschijnlijk om de Oberleutnant en Stabsordonanzoffizier Hohendorn en niet Hohendorf. Maar dat is slechts een detail, hoewel het wel iets zegt over kwaliteit van onderzoek (de spreekwoordelijke puntjes op de i). Veel belangrijker is dat Amersfoort een enorme serie aannames doet, eigen interpretaties pleegt en bovenal een totaal gebrek aan algemeen inzicht vertoont. Ten eerste was ten tijde van dat bewuste telefoongesprek allang een tegenactie gaande van de Nederlanders (en was dit dus geen Duitse verwachting, maar een gegeven), ten tweede is het Amersfoort zijn eigen fantasie dat III-14.RI praktisch vernietigd was (wat al bewezen werd door het feit dat dit bataljon enige tijd later het vliegveld zelf hernam) en noch een feit noch een Duitse perceptie. Als men daarbij bedenkt dat een bataljon uit circa 700 man bestond, er 160 gevangen waren en circa 100 doden en gewonden, dan is duidelijk dat maximaal zo'n 30% was uitgeschakeld. Een simpele rekensom. Hoeft men de feiten nadien niet eens te kennen. Ten derde is de vertaling van Amersfoort dat de Duitse officier zich vooral bekommerde om de gezondheid van de krijgsgevangenen absurd. Hij durft dat zo te poneren, op zijn bekende pedante toontje, dat de Duitser natuurlijk naast zijn eigen hagje dat van de gevangenen voor ogen had ... Welnee, de Duitser had puur zijn eigen zaak voor ogen en gaf geen sodemieter om die gevangenen. Zoals Amersfoort in zijn slotzin zelf ook concludeert, maar daaraan juist niet verbindt dat de Duitse officier gewoon een dreigement uitte. Want als de Duitser werkelijk de gezondheid van die Nederlanders voor ogen had, had hij ze vrijgelaten. Dat deed hij natuurlijk niet, en wie duidt hem dat euvel? Maar Amersfoort zijn conclusie dat de Duitser de Nederlanders niet bedreigde door letterlijk te zeggen 'anders zal het ze slecht vergaan' is een eigen verzinsel van Amersfoort, dat bij geen enkele van de Nederlandse officieren ter plaatse opkwam. En wie is Amersfoort om hen dat na te dragen?
Dat Amersfoort als klap op de vuurpijl het AHK ook nog eens de maat neemt, ze zelfs van verdraaiing beschuldigt, is minstens zo grotesk. De brutaliteit! Het AHK kreeg de eerste uren slechts rapporten van heimelijke overvallen op allerhande bruggen, uitgeworpen poppen, parachutisten in boerenkleding, een overval op het land zonder ultimatum, en tussen die overdaad aan berichten van vals spel zou stafofficier Herman Amersfoort eruit hebben gehaald dat tussen al die verraderlijke overvallers er juist bij Valkenburg één barmhartige Sameritaan was geland. Nee, maar dat is interpretatievrijheid, zo stelt Amersfoort. Ja, en zo lust Nederland er nog wel een paar dozijn. Dat is het type conclusie dat niets met interpretatievrijheid heeft te maken maar met bewuste manipulatie van voorliggende bronnen. Manipulatie om tot een voorgeschreven eindoordeel te kunnen komen. De zaak Hohendorf (Hohendorn) is maar één voorbeeld van de manipulaties die Amersfoort in zijn werk aanbrengt. Kritiek erop sorteert hij als een meningsverschil. Dat is het helemaal niet. Kritiek op dit soort methodische vormen van bewuste misleiding (onder het mom van wetenschap) is vaststelling van broddelwerk, van manipulatie van de krijgsgeschiedenis met voorbedachte rade. En als je dus zo met bronnen omgaat, beste Kleinrensink, dan zal ik (binnen dit vakgebied) je (algemene zin) net zo lang bestrijden tot je je fouten erkent of je vak opgeeft. » Deze reactie is geplaatst op 3 januari 2010 03:03 |
|
|
|
Over de gevechtsverslagen nog een opmerking. Er zijn toch niet-officiële teksten die als een soort gevechtsverslag gelezen kunnen worden: brieven, mémoires, nagelaten herinneringen, dagboeken, verslagen van burgers, van niet-militaire autoriteiten. Speelt dit materiaal een rol? Zo ken ik een boek van mijn vroegere tekenleraar Douwenga over de evacuaties van Wageningen. Een zeer secundaire bron, ik noem maar. In je commentaar op de gevechtsverslagen lees ik dat dit materiaal alleen na langdurig en grondig onderzoek bruikbaar is te maken. Daar is dus tijd voor nodig, mankracht, lange adem en geld. Kan dat niet te maken hebben met de interpretatievrijheid die Amersfoort zich veroorlooft? Met die vrijheid is hij van veel materiële zorgen verlost. Interpretatievrijheid is een begrip dat ik vooral ken uit de literatuurwetenschap. Dat vakgebied kent zoveel methodes van tekstinterpretatie dat zelfs van een willekeur aan vrijheid gesproken kan worden. Ik denk overigens dat historici het op een andere manier over interpretatie hebben, namelijk teksten uitleggen in het kader van een mogelijk grotere samenhang. Ze zijn er dan niet op uit wat een verslag intrinsiek tot uitdrukking wil brengen. Als je een literatuurwetenschapper een gevechtsverlag laat interpreteren krijg je commentaar op de existentiële problemen van de auteur. Het gaat dan meer over ervaring dan over feiten, maar zoiets zei je al. In dit opzicht, los van de waarheidsvinding door historici, zijn de gevechtsverslagen waardevolle literatuur. Verder citeer ik nog met genoegen je opmerking over de werkwijze van Amersfoort: "Manipulatie om tot een voorgeschreven einddoel te kunnen komen." Vooral dat 'voorgeschreven' interesseert me. Wie schrijft hier voor? » Deze reactie is geplaatst op 3 januari 2010 22:51 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Zeker, zoals ik al zei heb je naast gevechtsverslagen andere bronnen. Die kunnen belangrijk zijn voor steunbewijs, maar ook aanvullend zijn. Zo schrijven persoonlijke verslagen in de vorm van verhalen, dagboeken, brieven, etc. vaak veel meer over perifere zaken die men normaliter niet in een gevechtsverslag schrijft. Zoals het dagelijkse leven, de omgang met elkaar, emoties, reputaties en zaken die men officieel liever niet vermeld ziet. Wat ook zeer belangrijk is, is ondersteunend bewijs in de vorm van algemene informatie. Zo zijn de Gliederungen van de Duitse eenheden interessant om te verifiëren of bepaalde wapens bij de Duitsers wel voorhanden waren. Zo is er in menig Grebbe verslag gesproken van tanks die men zag, terwijl het in feite om pantserwagens ging. Bij het zuidfront spreekt men meermaals (in Rotterdam en Dordrecht) van zware Duitse mortieren, wat in feite berggeschut was. Zo zijn allerlei zaken van belang, althans als men betrouwbare reconstructies wil maken.
Amersfoort hanteert naar mijn overtuiging interpretatievrijheid om twee hoofdredenen: 1) een snel resultaat en 2) een vooropgesteld doel. Het snelle resultaat past bij zijn ambitie tot reputatievorming en prestatiedrang. Het vooropgestelde doel past bij de historische stroming die zijn generatie historici aanhangt. Die generatie institutionele historici hebben namelijk - zoals eerder gezegd - de stroming ingezet die ontmythologiseerde en die het zwart-wit beeld wilde filteren door voortaan nog slechts in waardeoordelen vermijdende teksten te schrijven. In dat kader werden ook de oorlogsmisdaden in Mei 1940 opeens genivelleerd en weggenuanceerd. Het is een stroming die men als correctie zag op de zwart/wit (of goed/fout) generatie onder Lou de Jong en waar men bijvoorbeeld Brongers ook toe rekent. Hans Blom was indertijd de nationale trendsetter en vond volgelingen in Amersfoort en Kamphuis. Inmiddels hebben we een nieuwe ster aan het affirnament, met Marjan Schwegman. Zij wil juist weer dat oorlogshelden weer worden gevonden, en neemt dus een stapje terug na de toch wel erg veel weerstand opwekkende methode Blom/Amersfoort. Een zaak die ik persoonlijk toejuich. http://www.trouw.nl/opinie/podium/article1786501.ece
Je vraag over 'voorgeschreven'. Dat verwijst naar Amersfoort zijn eigen doel. Het nivelleren om het nivelleren. Amersfoort en Kamphuis meenden indertijd (terecht) dat er noodzaak was voor ontmythologiseren. Ik was het daar roerend mee eens. De oorlog van De Jong of zelfs Brongers was sterk aan nuancering toe. Over diverse zaken kwamen de beide SMG historici (en hun volgelingen) met waardevolle ontmythologiserende zaken, zoals het feit dat het bombardement van Rotterdam geen pure terreur was, dat er geen overmacht Nederland aanviel en dat er geen sprake was van een puur archaisch Nederlands leger. Volkomen met hen eens. Maar op een zeker moment is men daarin doorgeslagen. Men wilde opruimen en besloot het dan maar ineens te doen. Mei 1940 is in tegenstelling tot zijn reputatie bij het grote publiek geen kwalitatief hoogwaardig werk geworden. Ook niet in tweede druk. De wetenschappelijke verantwoording is flinterdun, de feitelijke fouten die erin staan lopen in de honderden (qua aantal) en de bespreking van de zaken is veel te globaal om het een kwaliteitswerkstuk te noemen. Het is een typisch product waarin snel moest worden gescoord, snel moest worden gepresteerd. Toen daarop onverwacht felle kritiek kwam, omdat Nederland het geschrevene niet klakkeloos slikte, is men geschrokken. Het was de aanleiding voor een flink herziene tweede druk en een aanleiding om 'de Armband' uit te geven. Met dat laatste werkje hoopte Amersfoort de kritiek op 'Mei 1940' de kop in te drukken. Hij heeft er echter slechts mee bewezen een knoeiende wetenschapper te zijn, die zijn ego ver boven de bestudeerde materie heeft gesteld. Amersfoort is daarbij het type wetenschapper dat Amerikanen typeren als 'seldom in doubt, usually in error'. Ofwel het type wetenschapper dat niet op de achtergrond het vak verder helpt door het 'werk te bedrijven' in plaats van de glorie te zoeken, maar het type wetenschapper dat de glorie zoekt boven 'het werk te bedrijven'. In het land der blinden is eenoog koning en zodoende was helemaal niet gerekend op een stortvloed aan kritiek. Met het vooropgestelde doel de beweringen over oorlogsmisdaden te 'bewijzen' is Amersfoort toen het script voor 'de Armband' gaan schrijven. Niet ten halve gekeerd, maar ten hele gedwaald, zullen we maar zeggen.
Kortom, wie schrijft voor? Amersfoort. Pak het recente werk van Kruit erbij over de gewonden en je herkent onmiddellijk de stijl van de meester en niet alleen door het voorwoord. Maar door de schreeuwerige aanpak [een zelfgemaakte mythe, en die doorprikken], het wereldwijd in Nederlands en Engels verspreiden van een bombastisch persbericht, pretenderen met een database van gewonden in boekje van netto 80 pagina's de tactische gevechtsomstandigheden in mei 1940 geheel anders te kunnen voorstellen (en dat als dé waarheid afficheren) en in de pers vervolgens alle kritiek weg te wuiven (Peter Kruit) door te verwijzen naar een bestaande hetze die door Stichting de Greb en veteranen tegen Amersfoort gevoerd wordt. Kortom, de leerling die naar de pijpen van de meester danst. Maar op exact de methode Amersfoort te werk is gegaan. Op basis van suggestie en eendimensionaal onderzoek pretenderen mythes te doorbreken en nieuwe geschiedenis te schrijven. Het doel is niet de krijgshistorie dienen, maar de eigen curriculum op te leuken. In die zin dus vooringenomen en voorgeschreven einddoelen. Een doodzonde voor een wetenschapper. » Deze reactie is geplaatst op 4 januari 2010 00:30 |
|
|
|
Het is duidelijk dat de situatie klemvast zit tussen de Stichting en het Instituut. Ik moet eerst het boek van Jagtenberg lezen alvorens met dit gesprek verder te gaan. Ik heb, beste Goossens, je commentaar en toelichting met genoegen gelezen. Rest me de vraag of er een standaardwerk over de Grebbeslag denkbaar is. Nu weet ik wel dat latere generaties historici met aanvullingen komen en nieuwe gezichtspunten. Zo zou ik in de literatuur over de Somme 1916 of Arnhem 1944 geen standaardwerk kunnen aanwijzen, maar inmiddels lijken de geschiedschrijvers het over die slagen in grote lijn eens. De ontheroïsering, als dat woord bestaat, van de slag aan de Somme was al snel het geval omdat de kritiek op de Engelse legerleiding en met name op Haig van meet af aan te horen was. De frontsoldaat was het slachtoffer van slechte leiding: 'lions led by donkey's'. Ook over 'Arnhem' is die kritiek te vernemen in de vrij recente studie van Martin Middlebrook. Een sterke veteranencultuur in Engeland heeft de gevechtsverlagen daar de laatste decennia in ere gehouden, tenminste als je de interviews waar Lynn Mcdonald haar boeken over WO-1 op baseerde daartoe mag rekenen. De frontervaringen die zij optekende staan waarschijnlijk ver van de Engelse krijgshistorici. Toch heb ik de indruk dat in Engeland de verschillende partijen dichter bij elkaar staan dan hier. Neem bijvoorbeeld het boeiende 'Riding the retreat' van de Sandhurst-docent Richard Holmes die eens de moeite nam om de terugtocht van het British Expeditionary Force in 1914 te paard af te leggen, met het doel om een indruk te geven van de ervaringen van de mannen die er bij betrokken waren. Zoiets zie ik professor A. niet doen. » Deze reactie is geplaatst op 4 januari 2010 23:48 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Of wat te denken van de krijgshistorische boeken die de laatste tien jaar in Duitsland uitkomen? Daar zijn de broodschrijvers als Kurowski en de vele biografen aan de kant geschoven en komt steeds meer kwaliteitswerk op de markt, zoals het tamelijk ontnuchterende 'Blitzkrieg Legende' van Karl-Heinz Frieser, of de werken van Karl-Heinz Golla en Hans Maryin Stimpel over de parachutisten. Frieser zijn boek 'Blitzkrieg Legende' is me uit het hart gegrepen. Een ontnuchterende analyse van de veldtocht tegen Frankrijk, waarin bikkelhard wordt afgerekend met de veldtocht die het meest uit proporties werd getrokken in de WOII geschiedenisboeken. Ik heb dat boek verslonden, meerdere malen gelezen. Als je over de zwakke wapenvergelijking heenleest (een ronduit zwak punt in het boek), dan is het een enorme verrijking van de kennis over de gebeurtenissen in mei 1940. Het is echter alleen in het Duits verschenen (tot noch toe), inclusief een aparte uitgave met een reisgids, omdat Frieser (overigens oud directeur van het Duitse krijgshistorisch instituut) de gehele route van Panzergruppe Kleist tot op de details heeft gevolgd.
Wat is een standaardwerk eigenlijk, heb ik me wel eens afgevraagd. Lou de Jong schreef een opus magnum over WOII, maar een groot deel is flink gereviseerd of toe aan herijking. Stafwerk landmacht, luchtverdediging en de beide werken marine (Bosscher / Bezemer) zijn - met name de eerste twee - hard toe aan revisie. Het stafwerk is zelfs zwaar verouderd en eigenlijk zeer sterk achterhaald. Het evangelie van Eppo Brongers, eveneens een toonzetter, is ook de maat al genomen. Maar een nieuw werk dat als 'standaard' mag tellen ken ik niet. Ik zie wel eens vrolijke fransen op internet 'Mei 1940' als nieuwe standaard aanprijzen. Tja dan heb je er weinig kaas van gegeten ...
Standaard werk dient tenminste van wetenschappelijke aard te zijn en daarnaast moet er grondig onderzoek zijn gedaan. We zien tegenwoordig specialisten aan het werk, zoals ik in feite ook ben. Ik concentreer me al zo'n 20 jaar op mei 1940. Als ik zei wat Nico Geldof de laatste jaren heeft geproduceerd aangaande 320-322 etc., gaat de pet diep af. John Bom op het vlak van pantserwagens, recent Tobias van Gent over de neutraliteitspolitiek, en zo zijn er meer. Er wordt tegenwoordig sterk gespecialiseerd. En dat betekent dat een standaard werk, zou het er ooit komen, wel van een heel hoog kaliber zou moeten zijn. Ik denk zelfs dat alleen een co-auteurschap - met specialisten voor verschillende onderwerpen - zoiets weer zou kunnen oppakken.
Daarbij is het gelukkig niet zo dat wie dan ook afhankelijk is van Amersfoort of het NIMH voor degelijk WOII werk. De werkelijk in de materie geinteresseerde oriënteert zich breder dan de algemene werken van hun hand. En dan kan ieder voor zich zelf vaststellen wat hij of zij degelijk (genoeg) vindt. » Deze reactie is geplaatst op 5 januari 2010 02:56 |
|
|
|
Een standaardwerk is bijvoorbeeld het boek 'Vliegvelden in oorlogstijd' waarover we het onlangs op dit forum nagenoeg eens waren. Het boek kwam tot stand onder redactie van medewerkers van het NIMH en daarbij werd een dozijn specialisten ingeschakeld, mogelijk amateur-specialisten omdat ze geen academische status hebben. Samenwerking tussen te onderscheiden belangengroepen - specialisten ter plaatse, al of niet op internet in de vorm van een stichting, en officiële historici - is dus mogelijk wat de luchtvaart betreft. Uitgeverij Boom moet dus zeker geïnteresseerd zijn in een Grebbeboek van dit kaliber. Een ander punt: Bij de recente Duitse studies die je noemt vraag ik me af hoe men zich daar verhoudt tot de gevechtsverlagen. Men ontmythologiseert daar met succes het grote verhaal begrijp ik uit je commentaar. Het lijkt wel het postmodernisme debat. En ontmythologiseren heeft onder meer te maken met gevechtsverslagen die afgerekend worden op hun retorische kwaliteit en niet serieus genomen worden op hun intrinsieke waarde. Heeft Nederland met zijn onderontwikkelde militaire traditie als enige dit debat tussen 'internetters' en professionals? » Deze reactie is geplaatst op 5 januari 2010 22:54 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
We zijn vast niet het enige land. Duitsland kent een andere controverse, want daar heeft men 60 jaar lang geen kritische noot over de Geallieerden mogen schrijven en moest men enorm zelfbeschuldigend schrijven. Hoe bizar de Duitse mores zijn blijkt wel uit het feit dat de tekens SS zelfs op internet worden gemeden of zelfs verboden zijn. Duitse historici werpen nu langzamerhand het juk af, analoog aan hun geleidelijke toetreding tot het internationale operatiecircuit waaraan de landmacht weer mondjesmaat meedoet. De recente controverse rond een Oberstleutnant die vermeend ongeautoriseerd luchtsteun aanvroeg toont aan dat Duitsland ook daarin opnieuw moet leren lopen. Overigens heeft het Duitse leger inmiddels de Autrakstaktik opgegeven.
Internet is slechts een medium. Ik heb met voldoende academici uitstekende relaties en merk niets van oordelen zoals die uit de mond van Amersfoort komen. Ook met andere historici die niet academisch actief zijn of net als ik dat als passie naast ander werk doen, is veel contact. Mensen als Amersfoort zijn gelukkig uitzonderingen. De meeste historici zijn zich bewust dat samenwerking en uitwisseling een collectief verder helpt. En internet is niet meer weg te denken uit medialand. Gezien het feit dat drukkosten tegenwoordig laag zijn, worden er nog veel boeken uitgegeven. Maar daar waar de kosten vroeger uitgevers selectief deden zijn in de auteurs die zij uitgaven, zien we tegenwoordig ontzettend veel rotzooi op de markt komen. Moet je eens kijken wat alleen Apspekt al voor troep jaarlijk uitgeeft. Het is niet meer zo dat als je een boek op je naam hebt staan je reputatie automatisch verbetert. Dat boek moet ook nog eens goed zijn. En lezers worden gelukkig steeds kritischer, mede dankzij internet waar men veel kan nazoeken of bespreken. De oude garde moet alleen nog even aan het nieuwe medium wennen. Ikzelf zie er alleen maar voordelen in. Het is gratis aan te bieden (althans, dat doet onze Stichting), het is dus laagdrempelig en voor mijzelf als onderzoeker en auteur is het handig dat je telkens nieuwe informatie direct kunt verwerken. Zo blijft de informatie actueel en kan terechte kritiek of zelf gevonden verbetering direct worden verwerkt. Dat de lezers eerst even aan Goossens moeten proeven voordat ze hem serieus nemen, vind ik alleen maar begrijpelijk. Ik hou van kritische lezers, want ik heb aan hun feedback al veel te danken.
'Blitzkrieg Legende' is weliswaar een boek dat op meso niveau geschreven is, maar waarbij de voorname gebeurtenissen op microniveau zijn bestudeerd. Vrijwel alle beslissingen in die veldtocht, waarbij Frieseler zich op de mechanische troepen concentreert, kwamen voort uit uitgebuite kansen op laag tactisch niveau. Met name in de eerste week, zoals de inname van de bruggen en oversteeklocaties bij Bouillon, Mouzaive, Dinant en Sedan. Frieser duidt heel helder hoe de Fransen werkelijk overal faalden en precies de verkeerde beslissingen namen en hoe de statische Fransen tegenover de dynamische Duitsers fout op fout stapelden. De analyse is bijzonder deugdelijk.
Waar Frieser ook vooral bikkelhard mee afrekent is het feit dat het plan Manstein weliswaar op papier een Blitzkrieg leek, maar dat het Duitse leger daarvan nog geen enkele conceptie had en de veldtocht ook operationeel geen Blitzkrieg was geworden als Guderian en subsidiair Rommel niet een aantal keer tegen de bevelen van hogerhand in hadden gehandeld. Dan nog was de Westfeldzug geen Blitzkrieg, zo betoogt Frieser naar mijn idee terecht, omdat er een aantal maal gestopt werd. Periodes waarin de Entente niet profiteerde, maarwel had kúnnen doen. De werkelijke Blitzkrieg zag alleen de Sovjet-Unie, in de eerste zes maanden. Toen was het Duitse leger er ook voor uitgerust en op geoefende, en was de logistiek in eerste fase erop berekend.
Als je het Duits meester bent, kan ik Frieser zijn boek echt van harte aanbevelen. Als de materie je interesseert verslind je dat boek. » Deze reactie is geplaatst op 6 januari 2010 02:38 |
|
|
|
We zijn het waarschijnlijk eens zijn over de rol van de kleine Duitse stormgroepen die aan het eind van de Eerste wereldoorlog werden ingezet en die een grote rol speelden in het succes van het Duitse maart-offensief van 1918. Lees erover in de dagboeken van Ernst Jünger. Begrijp ik het goed dan wordt die strategie volgens het boek van Frieser in mei 1940 met succes doorgezet bij het doorbreken van de Franse linies: geen massaal front maar verrassende infiltraties. Terug naar Nederland: Zijn er Duitse rapporten van dit niveau die in dit opzicht zicht geven op de Grebbeslag. Konden de Duiters de Grebbeberg winnen omdat het geluk met de infiltrerende kleine eenheden was zoals die taktiek aan het eind van WO-1 was ontwikkeld. En was de strategie van het Nederlandse leger in 1940 even fataal als die van de Fransen? Vreemd is het dan dat de Fransen de ervaring van de Wereldoorlog hadden en wij niet. » Deze reactie is geplaatst op 8 januari 2010 00:23 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Inderdaad werden de tactieken van WOI in het interbellum door de Duitsers uitgewerkt tot een legerdoctrine. Eenheden van hoog naar laag kregen de methodiek van de Auftragstaktik met de paplepel ingegoten. Iedere rang werd ook in de opvolgende rang geschoold. De groepscommandant als pelotonscommandant, de peletonscommandant als compagniescommandant. Zodoende kon men na de uitbouw van het 100,000 leger het veel grotere nieuwe leger met adequaat geschoold kader vullen. Alle kaderleden waren geoefend in de vrijheid van handelen richting tactisch doel, binnen de parameters tijd, ruimte, plaats en middelen. Er werd gehamerd op het doel bereiken, onwillekeurig verliezen en tegenvallers. Adapt, improvise and overcome was het credo. Bovendien het uitbuiten van kansen. Omdat kaderleden altijd het hogere doel wisten, kon men beredeneren welke kansen het slagveld bood om uit te buiten en welke men moest laten schieten. Het was een doctrine waar het Duitse leger hoge ogen mee gooiden.
De Fransen trapten in dezelfde val als de Amerikanen na WO2. Ze dachten dat ze WOI gewonnen hadden, terwijl Duitsland hem slecht verloren had. Dat klinkt Cruyffiaans, maar het is een gegeven dat Duitsland verloor. Maar Frankrijk won de oorlog niet. Duitsland verloor de oorlog om meerdere redenen. De revolutie op het thuisfront, de falende logistiek en grondstoffenvoorraad en de Amerikaanse massa's die het slagveld ineens versterkten. Omdat de Fransen werkelijk dachten dat ze de oorlog hadden gewonnen en hun stompzinnige doctrine van ellenlange bevelsketens, fijnmazige loopgravenstelsels, hun ongebreidelde artilleriebombardementen en hun lange adem de doorslag hadden gegeven, wentelden zij zich in zelfgenoegzaamheid. In 1939/1940 faalden de Fransen omdat ze de kunsten van het oorlogsvoeren in de primaire regels hadden geschonden. Zoals Sun Tzu al zei "Ken uzelf en de vijand, dan loopt uw zege geen gevaar". Maar de Fransen kenden noch zichzelf noch de vijand.
Nederland was zo mogelijk nog erger in haar overschatting van eigen en geallieerd kunnen en onderschatting van de tegenstander. Ik heb de Militaire Spectators uit de jaren dertig aandachtig gelezen. Daarin blaten jonge officieren die toevallig de HKS hadden afgerond, soms een HKS in Parijs of Berlijn hadden mogen doen, over de moderne oorlog volgens hun visie. Kapitein GS Calmeijer en overste GS Dyxhoorn hadden zo hun eigen visies over tanks. Calmeijer zag ze op de Franse wijze, als ondersteuning voor de infanterie en opererend in kleine geconcentreerde verbanden. Dijxhoorn meende in 1937 dat de Spaanse oorlog had geleerd dat tanks niet opkonden tegen modern AT geschut en daarom een failliet instrument waren. Hij adviseerde als chef kabinet van de Minister in datzelfde jaar tegen de aanschaf van tanks. Over tactisch operationeel handelen van bataljons of grotere verbanden had Nederland geen sjoege. Men oriënteerde zich wat op verouderd Frans denken, maar de lessen op de militaire scholen hielden bepaald geen gelijke tred met de accelererende ontwikkelingen op het technologische, tactische en operationele vlak. De artikelen in de MS in de jaren dertig geven een prachtige bloemlezing van een neo-koloniaal leger, dat nog traditioneel op linie met de officier met getrokken sabel een stormloop deed op een vijandelijke positie. Zelfs de meest basale moderniteiten waren het Nederlandse leger niet eigen. Zo zou ook blijken tijdens de meidagen. Ook onze commandostructuur was op Franse leest geschoeid. Log, statisch en zeer bevelgedreven.
De Westfeldzug was natuurlijk wel degelijk een veldtocht die met grote concentraties vorm kreeg. De twee voornaamste Duitse concentraties vond men rond de sector Maastricht en Luik en in de zuidelijke Ardennen. Met name de Ardennen formatie met vijf tankdivisies en twee aanleunend, leverde een formidabele gevechtsmacht op. De crux van hun snelle succes was echter de handelingssnelheid, durf en het gogme van de vooruitgeschoven eenheden. Die zochten de kansen en als die gevonden werden, werden ze uitgebuit. Dat gecombineerd met de vooruitstrevendheid van de voorste eenheden, die niet de tijd namen om de doorbroken linies op te ruimen, maar juist doorstoten, leverde precies datgene op wat Manstein en Guderian verwacht hadden. Namelijk dat de Franse reflex tot gesloten linies hen niet tot reparatie of flankaanval zou nopen, maar tot terugtrekken, om het dispositief weer gesloten te krijgen. De eerste twee cruciale dagen van de strijd oost van de Maas betekende dit dat de relatief grote eenheden die daar de Duitsers moesten vertragen, volkomen werden overlopen. Ze waren na de eerste gevechtscontacten nog slechts bezig met terugtrekken. Ik zou zeggen lees http://www.zuidfront-holland1940.nl/index.php?page=het-belgische-front-2 en je begrijpt wat ik bedoel.
De Westfeldzug was nu precies een veldslag, een oorlog, waar Clausewitz op doelde toen hij stelde dat de aanvaller de oorlog van vandaag voert, met de tactiek en de strategie van vandaag en de verdediger de oorlog van gisteren voorbereid, met de tactiek en strategie van gisteren. In Nederlands geval, van eergisteren. Niet de middelen geven de doorslag, maar de mensen, de opleiding, de geestelijke gereedheid en evident de operationele en tactische capaciteiten. Dat een matig uitgerust leger niet kansloos verslagen hoeft te worden, ook niet door een overmacht, of zelfs kan winnen toonden de Finnen aan. Maar zelfs de Japanners, die nooit een behoorlijk uitgerust leger hadden, toonden aan dat zij de tegenstander konden verpletteren. Dat waren dan nog tamelijk symetrische oorlogen. De asymetrische oorlogen, zoals we vandaag de dag vooral kennen, tonen helemaal aan dat middelen niet doorslaggevend zijn. Kijk maar eens naar de grote conflicten na WOII. Korea mag dan nog een oorlog heten waar uiteindelijk twee supermachten tegenover elkaar stonden, maar bij Vietnam was dat al een heel stuk minder aan de orde. Die oorlog werd door de VS verloren. Afghanistan voor de Sovjets was een rampzalige onderneming. Dat geldt straks ook voor de NATO, die met veertig landen en met geregelde legers, aan handen en voeten geboden aan oorlogsrecht in extremis, een volkomen asymetrische oorlog vechten tegen een ongrijpbare tegenstander, in een onmogelijke geostrategische omgeving, omringd door vijandige of tenminste onsympathieke landen.
De moderne conflicten tonen eens te meer aan dat het metier oorlogvoeren ontzettend veel aspecten kent en onwezenlijk complex is, ondanks moderne technologie en ondanks mogelijk de best getrainde militairen ooit. In mei en juni 1940 was het allemaal nog een stuk eenvoudiger, en toch werden Nederland, België, Frankrijk en het BEF verpletterend verslagen. Ken uzelf en ken de vijand, dan loopt uw zege geen gevaar. In die eenvoudige wetmatigheid zit echter een ongelofelijke lading verborgen. Anno 1940 dachten we de vijand te kennen [quod non], maar kenden we (Geallieerden) vooral onszelf niet. » Deze reactie is geplaatst op 8 januari 2010 01:52 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Vanaf heden is het boek van W.D. Jagtenberg in de winkel of rechtstreeks bij Uitgeverij Aspekt verkrijgbaar. Voor 19.95 exclusief verzendkosten. http://www.uitgeverijaspekt.nl/» Deze reactie is geplaatst op 9 januari 2010 12:58 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
In Rijnpost, Veluwepost en Rhenens Betuwse Courant een artikel van Martin Brink:
‘Ik beschuldig’: één lange aanklacht
Door Martin Brink
WAGENINGEN/RHENEN – ‘Ik beschuldig’, vrij naar de verdedigingsrede van Dreyfus en betiteld door Emile Zola, heet het boek dat op 24 december verscheen en waarin Grebbeberg-veteraan Wim Jagtenberg opnieuw flink van leer trekt tegen de onderzoekers van het Ministerie van Defensie. Het is één lange aanklacht, niet nieuw, maar nu Jagtenberg duidelijk in de late herfst van zijn leven zit, is het voor hem de ultieme missie om recht te halen. In de loop der tijd lijkt hij het gelijk aan zijn kant te krijgen, al zullen de professionele onderzoekers dat nooit toegeven.
Het bezwaar van een tegenpublicatie, zoals ‘Ik beschuldig’, is dat men eigenlijk eerst het boek moet lezen waartegen geageerd wordt. Beter gezegd boeken want het gaat om Mei 1940, een publicatie verricht door de historici van het Miniserie van Defensie en ‘Ik had mijn Roode-Kruisband afgedaan’.
Van Mei 1940 kwam in 1990 de eerste druk uit. De tweede die op verschillende punten was gewijzigd, in 2005 tegelijk met ‘Ik had mijn Roode-Kruisband afgedaan’. In alle werken wordt melding gedaan dat het SS Regiment Der Fuhrer bij de slag om de Grebbeberg in beperkte mate het oorlogsrecht had overtreden en dat het de Nederlanders waren die deze hadden uitgelokt. De auteurs, de historici Herman Amersfoort en Piet Kamphuis, beschuldigden bovendien soldaat Michgelbrink, Ridder MWO, van oorlogsmisdaden, zonder dat er duidelijke nuances waren aangebracht. Het waren conclusies die niet wetenschappelijk werden gestaafd. In ‘Ik had mijn Roode-Kruisband afgedaan’ onderzocht en concludeerde professor Amersfoort over oorlogsmisdaden net zoals gebeurde in de eerste druk van Mei 1940, waar veel kritiek op kwam.
‘Ergens in Nederland’
Wat menigeen niet weet was dat deze stellingname al in 1989 begon, bij de presentatie in Rhenen van het herdenkingsboek ‘Ergens in Nederland’. Amersfoort was door de Veenendaalse auteurs uitgenodigd als spreker. In zijn betoog ageerde hij tegen het gegeven dat de aanval op Scherpenzeel zou zijn afgeslagen. Het was het simpelweg terugtrekken van de aanvallende partij, zo omschreef hij. Dat gaf ter plaatse discussie in een zaal vol oud-strijders.
Alle publicaties vanaf 1990 leidde tot veel rumoer onder oudstrijders. Wim Jagtenberg uit Wageningen (nu in Doorn woonachtig) was de eerste die ageerde. Dat deed hij onder meer via een zelf uitgegeven pamflet onder de titel ‘Geschiedvervalsing over de meidagen van 1940’. Toen hij vernam dat er een tweede druk zat aan te komen, poogde hij via de rechtbank om passages gewijzigd te krijgen danwel voorinzage te krijgen. Het liep op niets uit, slechts een mediacircus was het gevolg. In ‘Ik beschuldig’ wordt dat haarfijn en chronologisch uit de doeken gedaan. Reacties van oudstrijders, de verhalen in de media, de verzoenende pogingen, verslagen van gesprekken, nieuwe bewijzen: het staat er allemaal in. Het enige wat ontbreekt is een reactie van de officiële krijgshistorici. Die hullen zich in angstig stilzwijgen, zoals ze altijd al hebben gedaan.
Tegenstrijdig
Of deze publicatie zin heeft? Het is een tegenstrijdig gevoel. Enerzijds krijgen Grebbebergstrijders eerherstel, anderzijds zit slechts een heel kleine groep te wachten op dergelijke openbaarmakingen die alles weg hebben van het aan de schandpaal nagelen van eigenwijze onderzoekers die wars zijn van geluiden buiten hetgeen in hun archiefdozen is te vinden. Derhalve zal het zeker geen bestseller worden, maar meer een curieuze uitgave, als voetnoot in de Grebbeberghistorie waarin de strijd nog immer voortwoedt.
‘Ik beschuldig. Vijftien jaar strijd tegen het Ministerie van Defensie over haar boek Mei 1940. de Strijd op Nederlands grondgebied’, Ing. W.D. Jagtenberg m.m.v. Lkol. b.d. E.H. Brongers en drs T.O.P. Jagtenberg, Uitgeverij Aspekt Soesterberg, ISBN 9789059119093, 224 blz., paperback, ill., 19,95 euro, in elke boekwinkel verkrijgbaar.
FOTO:
Een foto van de herdenking op donderdag 4 mei 1950 op het Ereveld Rhenen. Generaal Mr H.J. Kruls, chef van de Generale Staf, spreekt over hetgeen tien jaar eerder heeft plaatsgevonden. Anno 2010 woedt de strijdt nog steeds voort, al is het nog slechts op papier en uitgevochten door de laatste ervaringsdeskundigen en eigenwijze historici. Foto: Collectie M. Brink/Veenendaal. » Deze reactie is geplaatst op 9 januari 2010 13:03 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
In de Gelderlander, vrijdag 8 januari 2010:
Veteraan (94) wraakt ‘vervalste’ historie door Paul Bolwerk DOORN
– Al vijftien jaar voert Wim Jagtenberg een verbitterde strijd tegen Defensie. Vandaag verschijnt zijn boek Ik beschuldig. Met dat 222 pagina’s tellende werk stelt de 94-jarige Grebbeberg-veteraan de ‘vervalste’ geschiedenis van mei 1940 aan de kaak.
De gepensioneerde graslanddeskundige van het Centraal Instituut Landbouwkundig Onderzoek (CI-LO) in Wageningen koesterde de verwachting heel lang van zijn oude dag te kunnen genieten. Tot 1990.
In dat jaar verschijnt Mei 1940, De strijd op Nederlands grondgebied, geschreven door twee medewerkers van de sectie Militaire Geschiedenis van het ministerie van Defensie. Het boek vormt een trendbreuk met een halve eeuw geschiedschrijving over de Tweede Wereldoorlog.
De auteurs, Herman Amersfoort en Piet Kamphuis, willen hiermee de eerste dagen van de strijd op Nederlands grondgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog ‘tot ware proporties’ terugbrengen.
Volgens deze schrijvers is door de Duitsers ‘niet opvallend meer inbreuken op het oorlogsrecht gepleegd dan aan Nederlandse zijde’. De auteurs beweren dat het stereotiepe vijandbeeld (goede Nederlanders, slechte Duitsers) de geschiedschrijving tot dan toe te veel had beïnvloed.
„Het is een onwetenschappelijk en tendentieus verslag. Een vervalsing van de geschiedschrijving”, foetert oorlogsveteraanWim Jagtenberg .
Mei 1940 raakte Jagtenberg gewond tijdens de strijd om de Grebbeberg, een belangrijke verdedigingslinie tegen de Duitse opmars. Daar maakte hij mee hoe de SS, het elitekorps van het Duitse leger, Nederlandse krijgsgevangenen als menselijk schild gebruikte tegen de beschieteningen door het Nederlandse leger. Ook Jagtenberg ondervond dit aan den lijve, waardoor hij gewond raakte en blijvend invalide werd. Op tal van andere plaatsen op en bij de Grebbeberg werden gevangenen, aldus Jagtenberg, mishandeld en neergeschoten.
Wim Jagtenberg , voormalig inwoner van het Maas en Waalse dorp Boven-Leeuwen, besloot het er niet bij te laten zitten. Hij verzocht het ministerie van Defensie om een kritische toetsing van het boek Mei 1940.
„Tevergeefs”, constateert Jagtenberg .
In 1995 besluit de oud-veteraan tot een tegenzet met de brochure: Geschiedvervalsing over de Meidagen van 1940, Kiest Defensie vóór de SS en tegen haar veteranen?
Jagtenberg krijgt bijval van onder anderen de nationale geschiedschrijver Lou de Jong, bijzonder hoogleraar in de geschiedenis Harry van Wijnen en Soldaat van Oranje, Eric Hazelhoff Roelfzema.
Het mag allemaal niet baten. De hoogbejaarde Jagtenberg ( 94) spreekt van ‘ondraaglijk onrecht’. Het is zijn drijfveer om Ik beschuldig, vrij naar Franse schrijver en pamflettist Emile Zola – ‘J’accuse’ –, te schrijven. Een boek, waaraan hij vijftien jaar heeft gewerkt om de geschiedvervalsing ‘met feiten’ te weerleggen.
Hij schrijft het als eerbetoon aan de gesneuvelde kameraden. „Ik heb het er levend van af gebracht. Als christen ben ik daar heel dankbaar voor.” Jagtenberg : „ Of het boek wat uithaalt? Ik hoop van wel, maar verwacht het niet.” » Deze reactie is geplaatst op 9 januari 2010 13:13 |
|
|
|
Goedenavond allen,
Sinds 2 dagen heb ik het boek "ik beschuldig " van de Dhr Jagtenberg.
Ik heb hem nu bijna uit ,eerst conculsie.
Stuitend zoals Defensie en Politiek met dit soort zaken om gaan, zoals men stelt "geweld als gepleegd door de SS was afwijkening van de norm".
Mijn opa was vetreraan van deze oorlog , als ik hem bovenstaand had verteld had ik zeker ruzie met deze goedaarige man gehad.
Ik VIND dat MIddalkoop verantwoordelijk is voor al wat bij Defensie gebeurd ook dit de oneer die ook over mijn niet meer in levende opa wordt gestort zal ik mij niet bij neerleggen totdat eer hersteld ongeacht wat Politiek of Defensie doet of gaat doen.
Ik wens mijn opa niet vergeleken wordt met SS enz...
Ik veracht ook Defensie door dit al die jaren te laten slepen.
Voor de Dhr Jagtenberg zo lang ik leef (ben 41)zal ik niet opgeven waar dan ook tegen dit onrecht te strijden , dit kan en mag niet..... » Deze reactie is geplaatst op 9 januari 2010 19:26 |
|
|
|
Het boek van Jagtenberg heb ik nog niet in huis, maar ik heb wel een opmerking over de Blitzkrieg van 1940 in Frankrijk. Alistair Horne, een WO-1 specialist, legt in 'To lose a battle. France 1940' de nadruk op het falend Franse militair leiderschap in 1940 en koppelt het aan de politieke malaise waarin het land in de jaren dertig was geraakt. Daarbij het verschil in leiderschap. Het Franse leger werd in 1940 geleid door mensen die in 14-18 al een rol van betekenis hadden gespeeld: Weygand en Petain met name, terwijl in Duitsland een lager kader uit Wo-1 aan het bewind was gekomen. Hitler is er een extreem voorbeeld van. Frankrijk kon daar alleen De Gaulle tegenover stellen, een ondergeschikte in Wo-1 en als officier in 1940 een succesvol tankcommandant. We hadden het nog niet over de Maginot-linie die als een Berlijnse muur het falen van Frankrijk vertegenwoordigde. Met de Atlantikwal begingen de Duitsers dezelfde fout. Zo snel konden de inzichten verloren gaan. Of niet? » Deze reactie is geplaatst op 11 januari 2010 00:38 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Het antwoord op de vraag 'waar het aan lag' is veel complexer dan alleen te wijzen op Frans leiderschap. Iedere mislukking is immers terug te herleiden tot falend leiderschap. Is het niet direct dan wel indirect. Maar de vervolgvraag is dan 'waarom faalde dat Franse leiderschap?', maar ook 'waarom faalde het Duitse leiderschap niet?'
Om met het laatste te beginnen. Het Duitse leiderschap kreeg een sterke impuls door de verloren oorlog 1914-1918. En paradoxaal genoeg is verlies vaak de beste basis voor grote winst nadien. Waarom werden de Japanse en Duitse economieën naoologs de twee sterkste van de wereld? Het antwoord op die vraag is complex, maar lag ook vooral in a) de mogelijkheid van onderaf weer geheel nieuw op te bouwen, b) nuchterheid en bescheidenheid bij het geleden verlies en c) leren van de fouten. In het naoorlogse Duitse leger van 1919, werd al spoedig het traktaat van Versailles opgelegd. Dat betekende geen beperking maar een ketening van het Duitse leger. Dat vroeg om inventiviteit. Het 100,000 leger, dat bovendien slechts uit beroepsmilitairen mocht bestaan met lange dienstverbanden (ter voorkoming van het oefenen van brede delegaties uit het Duitse volk), werd gebouwd rond de beste militairen. Alleen de veelbelovende militairen mochten blijven. Het leger werd aan alle kanten ook beperkt in de middelen, dus diende men effectief om te gaan met bescheiden middelen. Uit de beknotting kwam ook de opzet voort alle rangen voor de daaropvolgende rang te oefenen. Bovendien werd men gedwongen om samenwerkingen te zoeken, onder meer ook door de economische sanctie dat alles wat maar naar oorlogsindustrie riekte te verbieden. Zo zochten Krupps, Rheinmetall, Siemens, etc allemaal buitenlandse samenwerkingen, die hun kennis enorm verrijkte. De militaire samenwerking werd met de Sovjets gezocht, die het Duitse leger aan alle kanten faciliteerden. Enzovoort, enzovoort. Het interbellum was van de Duitsers buitengewoon leerzaam, omdat men gedwongen werd inventief een leger op te bouwen. Bovendien, wellicht het meest belangrijke aspect, werd de Duitse trots zwaar gekrenkt door het onwerkelijke Versailles traktaat. Zo gekrenkt dat er weinig motivatie voor nodig was van het Duitse volk een militaristische 'eenheid' te smeden, die hongerig was naar een opgeschoond blazoen en wraak op de erfvijanden Frankrijk en Engeland.
Daar tegenover stonden de Fransen en Britten. Beiden zelfgenoegzaam, waarbij de Fransen vooral in het zwaard der eigen arrogantie vielen. Ze geloofden namelijk heilig in hun onverwinning van 1918, hoewel daar weinig aanleiding toe was. In de periode 1918-1939 ontwikkelde Duitsland een geheel modern concept voor moderne oorlogsvoering, waarbij men in feite een 'fusion kitchen' maakte van allerlei impressies die men elders had opgedaan. Van de Sovjets leerde men de potentie kennen van dynamische luchtlandingstroepen en parachutisten, Britse strategen als Fuller en L-Hart die de strategie van het moderne slagveld voorschreven en de concentratie van tankeenheden, William Mitchell die de kracht van duikbommenwerpers toonde, de Britten die tijdens WOI zo efficient de maritieme blokkade hadden aangetoond en ga zo maar door. Aan Franse zijde bleef men in de conservatieve doctrine geloven. De kracht van gesloten dispositieven, de verdeling van krachten, de combinatie van een passieve en actieve verdediging en de strikte hiërarchie van de bevelsketen. Bovendien faalden de Fransen in te zien dat de verbonden wapenen sinds WOI een derde dimensie hadden gekregen middels een tactische luchtmacht. Het was dus precies zoals Clausewitz een eeuw voordien al optekende: de aanvaller voert de oorlog van vandaag, de verdediger die van gisteren.
Het is natuurlijk bepaald niet zo dat Charles de Gaulles - met zijn 'vers l'armee de metier' - de enige Franse talentvolle officier was. Absoluut niet. Hij werd bekend, omdat hij de kans kreeg als brigade generaal en omdat hij charisma had. Maar als je kijkt naar een oudere generaal als Prételat, die al in 1938 tijdens een krijgsspel berekende dat de Duitsers in 60 uur over de Maas zouden kunnen zijn, en kort nadien aan de Franse legerleiding een brochure overhandigde waarbij hij de beperkte waarde van de Maginotlinie aantoonde, dan zie je dat er meer potente Franse hoge officieren waren. Maar het is een gegeven dat vrijwel alle seniore bevelhebbers, zeker de legercommandanten, van de oude stempel waren. Aangesteld door de oude garde, waarbij voor talent (dat tegenspraak meebracht) geen ruimte was. Maar dat was er in het Duitse leger ook niet geweest. Paradoxaal genoeg was het Hitler die na zijn coupe binnen de legerleiding (von Fritsch) langzamerhand een grote schoonmaak hield. Desondanks was voor de inval in het westen het gros van het Duitse leger door oude vossen geleid. Pas bij de veldtocht tegen de Sovjets waren de talenten echt naar voren geschoven. Manstein werd echter in de winter van 1940 nog opzij gezet door zijn meerderen, en het was dat Hitler per ongeluk geporteerd raakte van Mansteins onverhoopt bij hem bekend geworden plannen, want anders was Manstein zomaar uit beeld geraakt. Guderian was tot voor kort divisiecommandant (2e PD) geweest, maar een witte raaf onder de Duitse veldcommandanten. Zijn superieuren vonden hem een lastig sujet, maar wegens zijn flair werd hij door Hitler gewaardeerd. Erwin Rommel, de vaak overdreven gevierde Duitse generaal/veldmaarschalk, was tot aan de Westfeldzug een behouden generaal geweest, die een uitgesproken criticus was van Manstein. Pas tijdens de Westfeldzug fuseerde Rommel zijn durf en prestatiedrang met de doctrine van Guderian. Nadien zou Rommel pas een werkelijke progressieve generaal worden. Franz Halder, de Duitse chef-staf landmacht, was ook helemaal niet de durfal en progressieve Duitse chef die menigeen van hem maakt. Hij was voordat hij door Hitler werd gedwongen tot 'out of the box' denken een conservatieve strateeg, zij het een excellente detaillist. Nee, de crux van het verhaal was dat de Duitse tankdivisies geleid werden door officieren die goeddeels door Guderian waren 'begeistert' vlak voor de Westfeldzug, gecombineerd met de doordrongenheid van de voorhoedes van het Duitse leger van de Auftragstaktik.
De zelfstandigheid van het Duitse kader was doorslaggevend in mei en juni 1940. Maar dat was niet opeens ontstaan. De tactiek van concentratie van mensen en middelen en de operationele vrijheid der kaderleden dateerde al uit de 1870-1871 oorlog. Toen werden de Fransen al verrast. In 1914 werdeb de Fransen weer verrast en was het een operationele blunder aan Duitse kant, die de strijd voor Parijs eind van dat jaar deed vastlopen. Maar de Duitsers waren de Fransen weer strategisch en tactisch de baas geweest. Toen moest Duitsland echter een oorlog op twee fronten voeren en werd het de Fransen niet fataal. In 1940 werden de Fransen voor de derde keer verrast en die keer was het direct fataal. De verregaande mechanisatie en motorisatie deed het verschil in efficiëntie exponentieel doorslaan in Duits voordeel. Dat verschil, tot driemaal toe, is niet simpelweg terug te voeren tot slecht Frans leiderschap. Het is het totale pakket aan voorwaarden waarin de Fransen op alle fronten - op één na (het potentieel aan mensen en middelen) - werden afgetroefd.
Het is inderdaad de gewoonte politieke malaises als hoofdoorzaken voor falend militair leiderschap aan te dragen. Ik geloof daar niet in. De politiek is een exponent van een land, van een volk. Politieke leiders worden gekozen. Een parlement en een kabinet zijn slechts de exponenten van een volk. Ze staan als het ware model voor een volk, voor een natie. Zoals Duitsland anno 1933 'klaar' was voor een dictator als Hitler, zo waren Nederland, België en Frankrijk ontzettend ambivalent in hun politieke voorkeuren. De landen waren vol tegenstellingen omdat de twintigste eeuw behalve de eeuw van de grote oorlogen ook de eeuw was van de vorming van sociale kaders. Dat was een (relatief) stille revolutie, die de overwinnaars of neutralen van WOI, die niet onder het juk van Versailles zuchten, zich konden permitteren, maar hen ook afleidde van de noodzakelijke weerbaarheid. Duitsland was daarentegen veel eenduidiger georiënteerd, hoewel ook daar de sociale onlusten tot aan 1933 voortduurden. Maar dankzij het Versailles verdrag won het nationalisme het van het verstand. En toen Hitler de Duitsers met economische maatregelen wist te motiveren, Duitsland weer wist te verenigen, kwam een momentum tot stand dat ongekende mogelijkheden bood. Was dat de politiek van Hitler en zijn trawanten of de was het 't Duitse volk dat zo receptief stond tegenover sterk leiderschap dat hen weer zelfvertrouwen en trots gaf? Ik denk het laatste. De politiek als verantwoordelijke aanwijzen voor de staat waarin een land verkeert, of waarin de defensie van een land verkeert, acht ik dan ook een onwerkelijke versmalling van de causaliteit. Het zwakke Nederlands, Belgische en Franse militaire leiderschap was volgens mij een gevolg van een indolentie die bij de bevolkingen achter die leiderschappen leefde ten aanzien van een mogelijke nieuwe dreiging.
Tenslotte. De Maginotlinie vertegenwoordigde wat mij betreft het Franse falen niet. Ik zie niet in met welk recht dat geconcludeerd zou moeten worden. De Maginotlinie werd door de Duitsers omzeild, en dus deed ze in die zin haar rol eer aan. De Franse legerleiding wist best dat de strijd niet aan de Maginot zou worden gevoerd, maar in België of Noord-Frankrijk. Dat gebeurde ook, maar niet volgens de voorwaarden waar de Fransen en Britten zich op hadden ingesteld. Het Franse falen werd gemarkeerd door twee zaken: de ambitieuze strategie Dyle-Breda waardoor het Franse dispositief veel te ver werd opgerekt en de onderschatting van de 'korte route' door de Ardennen. De Maginotlinie speelde in het Fall Gelb geen enkele rol, behalve dat ze niet werd aangevallen. Dat in Fall Rot de Maginotlinie geen rol meer speelde is vanzelfsprekend. » Deze reactie is geplaatst op 11 januari 2010 02:03 |
|
|
|
Geachte heer Jacob,
Dank u zeer voor uw "eerste reactie" van 9 januari. Ik hoop dat er meer van u zullen volgen.
Ik vind uw woorden bondig, open, zakelijk en overtuigend.
Ik hoop ook dat er meer lezers van onze site hun mening zo open zullen geven, vooral ook zij die een geheel andere mening hebben dan u en ik.
Met de inhoud van uw woorden ben ik het eens. Vooral ook met hetgeen u schrijft over minister Middelkoop.
In dat verband het volgende:
Eergisteren las ik in het Reformatorisch Dagblad dat "Halt", het bureau alternatieve straffen, bekend dat jongeren bij hen niet alleen een werksstraf moeten ondergaan, maar verplicht worden excuses te gaan aanbieden aan de benadeelden. De persoonlijke confrontatie met de slachtoffers blijkt naar de toekomst toe een weerhoudende werking te hebben.
Dat deed mij denken aan een derde straf voor de overtreders van wetten, namelijk de straf die men voeger "penitentie" noemde. (boetedoening, als opgelopen straf voor bedreven zonden of kwaad).
Defensie heeft haar veteranen veel onrecht en pijn aangedaan door hen zonder enig steekhoudend bewijs te betichten van oorlogsmisdaden die zij nooit begingen.
Zou het niet heilzaam zijn voor de voorlichting van ons volk en voor de auteurs, als de minister deze drie straffen ook zou toepassen op de auteurs van "Mei 1940"?
Met vriendelijke groet,
W. D. Jagtenberg » Deze reactie is geplaatst op 11 januari 2010 15:26 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
» Deze reactie is geplaatst op 21 januari 2010 13:42 |
|
|
|
Meneer Jagtenberg,
Ik ben als eerste dankbaar voor u reactie.
Ik ben zo als deze site weet kleinzoon van een veteraan gediend hebbend in het 20/44 RI.
Ik voel mij daardoor persoonlijk bij dit geheel betrokken.
Mede daardoor heb ik niet al steun maar ook actie ondernomen namlijk 2x mail naar Defensie , zo als verwacht geen antwoord.
1x mail naar CU (Slob) waar in ik in zijn mail verwijs naar zijn/mijn christelijk veranwoordelijkheid , wederom geen antwoord.
Het geen antwoord krijgen verbaas ik mij niet over het werkt alleen druk verhoogend op de autoriteiten.
Verder heb 2x progamma op dit probleem gewezen, en als deze afwijzen zal ik zelf verder gaan tot dat hier iets aan is gedaan.
En zoalsbuiten mijn werkkring heb ik tegenwoordig contacten met meerdere amateur-historici en zal dit ook daar onder de aandacht brengen.
Bij deze lezers deze site in de zaak ""Sosabowski"" is de staat ook om gegaan dus waarom nu ook niet???
Ik roep dus op tot actie , doet zoals ik en geef voor al niet op.
Mocht u dit niet op site willen zetten ,ik vind dat niet erg maar zet dit door naar de DHR Jagtenberg (Joost heeft mijn gegevens...)
Met vriendelijke groet,
Jakob Rebel
rest reeds bekend. » Deze reactie is geplaatst op 31 januari 2010 19:13 |
|
|
|
Deel 2 van mijn reactie,
Dhr Jagtenberg , ik werk in de vrije sector en wij kennen maar 1 straf op falen in een functie en dat is ontslag.
In mijn sector zouden deze 2 heren al heel lang geleden al naar een andere functie of een andere uitdaging mogen zoeken.
Als onze ministers maar beter waren ??!!
Zie het antwoord Balkende op het rapport Irak,hoe zwak wil je overkomen op andere delen van de bevolking ????
GR
Jakob
rest bekend » Deze reactie is geplaatst op 31 januari 2010 19:32 |
|
|
|
Verdediger
“als wij zeggen dat iets zo is dan is het zo” (reactie van de CEO van het ministerie van landbouw op mijn informatie uit de praktijk)
De besluitvorming die hieruit voortvloeide was o.a. het ruimen van dieren.
Dergelijke ervaringen komen meer voor, deze arrogantie is algemeen bekend.
Dat echter verdedigers van onze democratie dit ervaren is hoogst kwalijk.
Wim Jagtenberg is al oud, van hem en van zijn reeds overleden collega veteranen hebben we geen weerstand meer te verwachten, moeten ze gedacht hebben.
De heren Amersfoort en Kamphuis hebben met hun “mei 1940 “ echter buiten de waard gerekend.
Met meer dan uitzonderlijke waardering moet de prestatie van de 94-jarige schrijver van eerst “geschiedvervalsing” en daarna ”ik beschuldig” worden gelezen en beoordeeld.
De onstuitbare drang om rechtvaardiging en eerherstel van onze strijders in 1940 heeft, ondanks de behandeling die hij daarin onderging, geresulteerd in zijn op schrift gestelde werk.
Een wetenschappelijke topprestatie die echte gegevens veilig stelt voor de toekomst, de heer Jagtenberg toont hiermee een bijzonder hoogleraar te zijn die klasse en beschaving toont in zijn houding en werk.
Als eerlijkheid gaat zegevieren, zal het waarschijnlijk zo zijn dat dit boek naast mei 1940 op de Nederlandse Defensie Academie gedoceerd wordt, zodat toekomstige leiders objectieve informatie als leidraad voor hun handelen zullen gebruiken.
Met trots op mijn verre familielid “ oom Wim “ teken ik,
Gert Jagtenberg, dierenarts te Lunteren » Deze reactie is geplaatst op 2 februari 2010 10:21 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
Uit een doorgaans goed ingelichte bron kwam het nieuws tot ons dat in april 2010 het boek 'Mei 1940' van het NIMH, fractioneel redactioneel herzien op basis van enig recent promotiewerk, het licht gaat zien op de Amerikaanse markt. Koninklijke Brill uit Leiden gaat het uitgeven. » Deze reactie is geplaatst op 2 februari 2010 10:28 |
|
|
|
Ik ben benieuwd naar een reactie op het boek van Jan Blokker jr ("Oorlog in je achtertuin. Verhalen van de Grebbelinie", uitgeverij Waanders 2010). Blokker verantwoordt op blz 17 zijn aanpak. Hij heeft na zoveel jaar maar een beperkt aantal getuigen kunnen horen. Zijn boek kan dus niet een totaalbeeld geven. En dan vervolgt hij dat een historisch totaalbeeld aan de indiviuele ervaringen geen recht doet. Dat het individu zich daar niet in herkent hoort bij de geschiedschrijving. Een voorbeeld van het bezwaar tegen het zich niet herkennen in het totaalbeeld is volgens Blokker jr. de reactie van Jagtenberg. Begrijp ik het goed dan wordt Jagtenberg hier afgeserveerd in de afdeling 'oorlog in mijn achtertuin'. De titel van het boek wijst op de kortzichtigheid van de betrokkenen en suggereert een gebrek aan historisch perspectief waar de historicus mee begiftigd is. Exit Jagtenberg. » Deze reactie is geplaatst op 27 maart 2010 23:58 |
|
|
(redactie)
Totaal berichten: 2.114
|
De familie Blokker heeft zo zijn eigen aanpak van zaken. Daarvan kan je gecharmeerd zijn of niet.
Voor de rest moeten we er volgens mij geen woorden aan vuil maken. Ik geloof niet dat 'Oorlog in je achtertuin' dat waard is namelijk. » Deze reactie is geplaatst op 28 maart 2010 00:40 |
|
|