Er ontwaart zich momenteel, niet alleen op het zichtbare forum maar ook via onze mailadressen, een ware hausse om allerlei wilde verhalen en theorieën te spuien over gebeurtenissen tijdens de Slag om de Grebbeberg. Het is daarom wellicht goed om in algemene zin bepaalde mensen een overdenking mee te geven.
Oorlog is een verschrikkelijk iets. Het brengt het summum aan slechtheid in mensen boven, drijft ze tot waanzin en maakt van keurige mensen soms wilde beesten. Een gevecht meemaken verandert de deelnemers voor altijd, onwillekeurig hoe 'hard' ze van nature zijn. De chaos van een slagveld, het onbegrip voor gebeurtenissen, het ontbreken van een (begrijpelijke) context en het door de aderen gieren van adrenaline zijn zomaar enige fenomenen die daarbij komen kijken. De deelnemers worden ineens geconfronteerd met dood en verderf, doodsangst in optima forma, stank, een kakofonie aan geluid, terreur, krijsende gewonden, afschuwelijke beelden, honger, dorst, slaaptekort en nog veel meer.
Krijgsverslagen welke door officieren tijdens de strijd werden gemaakt, analoog aan hun instructies om dagboeken bij te houden, werden op bevel van Winkelman vernietigd. De meeste officieren gehoorzaamden. Het betekende dat de meest accurate verslagen van de strijd - niet alleen bij de Grebbeberg - werden vernietigd. Nog dezelfde maand - mei 1940 - werd officieren gevraagd om alsnog hun krijgsbelevenissen op te tekenen en middels hun bataljonscommandanten te doen verzamelen en indienen. Kort nadien startte een militaire commissie onder leiding van de overste Nierstrasz (voorheen staf Veldleger) met de eerste onderzoeken naar de krijgskundige gebeurtenissen tijdens de periode 10-17 mei 1940. Dat onderzoek duurde tot in 1941, toen Nierstrasz door de bezetter gedwongen werd zijn boeken te sluiten.
Na de oorlog werden de krijgshistorische onderzoeken spoedig wederom opgepakt. Krijgskundige onderzoeken door officieren als Van Hilten, Wilson en Nierstrasz, gedragsonderzoeken door de commissies die gingen over onderscheidingen en officierengedragingen en na enige tijd de onderzoeken door de parlementaire enquete commissie. Uit die naoorlogse periode dateren de meeste verslagen, zeker die van niet-officieren. De meeste verslagen die daaruit voortkwamen waren tenminste zes jaar na dato opgemaakt.
De combinatie van de intensie van de beleefde oorlogsmomenten, een regelmatig indrukwekkende bezetting - voor veel militairen gepaard gaande met jarenlange internering - en een langere tijdsspanne van tenminste zes jaar na de te beschrijven gebeurtenissen, maakt dat krijgsverslagen op details heel vaak weinig betrouwbaar zijn. Daar komt nog bij dat veel van de gewone militairen nauwelijks geletterd waren, laat staan dat zij in staat waren hun belevenissen kundig aan het papier toe te vertrouwen. Hoofdpunten, belangrijke gebeurtenissen en onvergetelijke details werden meestal in essentie wel accuraat beschreven. Context en regelmatig toegevoegde sterk subjectieve details waren echter maar al te vaak sterk gemutileerd. Daarbij was een aanzienlijk deel van de reconstructies door een veel erger 'virus' aangetast, dat van de overlevering. Veel militairen hadden kort na de strijd twee maanden lang alleen elkaar als gezelschap en vanaf 1942 of 1943 opnieuw - na het heroproepen in krijgsgevangenschap van ons leger - zuiver militaire kameraden om zich heen. Er ontstond onwillekeurig een defaitische cultus, een gevormde overtuiging dat men in mei 1940 geslachtofferd was door het eigen volk en door de eigen regering om met een inferieur leger ten strijde te trekken tegenover een oppermachtige vijand. Die invloed was op sommige krijgsverslagen onomstotelijk sterk, op vele andere van enige invloed en slechts relatief weinig verslagschrijvers konden zich eraan onttrekken.
Al deze argumenten bieden voor navorsing, voor historische onderzoeken, heel duidelijk een uitdaging t.a.v. de interpretatie van krijgsverslagen en aanverwante epistels. Het vergt veel kennis, kunde, vaardigheid, systematiek en analytisch vermogen om dergelijke 'bronnen' in een zo juist mogelijke context terug te zetten. Zelfs bij een uitgebreid in kaart gebracht gevecht als rond de Grebbeberg, waarbij ca. 500 militairen traceerbare verslagen en rapporten schreven, blijven aanzienlijke hiaten in de reconstructie bestaan.
Na de strijd werd er direct onder leiding van de Duitsers overal in den lande overgegaan tot de droeve operatie gevallenen te bergen, van beide partijen. De Duitse gevallenen werden door de Duitsers zelf verzorgd; de Nederlandse vrijwel altijd door Nederlandse militairen (of burgers), die slechts zijdelings door de Duitsers werden bijgestaan. Over en weer was er wel veel respect en de Duitsers hechten er evenzo aan dat de Nederlandse lijkbezorging zorgvuldig gebeurde. De insteek was zaken zorgvuldig en respectvol af te handelen en op een kundige wijze te administreren. Ook tijdens de oorlog, tijdens de bezetting, kregen Nederlandse autoriteiten vaak alle ruimte om de lijkbezorging en identiteitsonderzoeken vakkundig te kunnen verrichten. De Duitse medewerking was in deze over het algemeen formeel maar niet obstructief.
Bij de grote slagen (op Nederlandse schaal) waren er allerhande uitdagingen om alle lichamen goed en snel te bergen en te identificeren. De uitdagingen in Rotterdam en omstreken waren wat dat betreft een veelvoud groter dan bij de Grebbeberg, waar het kleine niet stedelijk gevechtsgebied veel overzichtelijker was dan het door brand en verwoesting geteisterde Rotterdam. In Crooswijk liggen thans vrijwel alle gevallenen van de strijd bij Waalhaven en in Rotterdam. In mei 1940 werden door de Duitse en Nederlandse gravendiensten enige massagraven gemaakt. Toen nog separaat op Waalhaven en op Crooswijk. In die massagraven, identiek aan die op de Grebbeberg, lagen ook militairen waarvan onzeker was wie zij waren. Enkele bleven vermist, zowel Duitse als Nederlandse militairen. Niet anders dan op de Grebbeberg, maar wel groter in aantal, wat deels werd veroorzaakt door de grote branden in Rotterdam en het relatief grotere aantal gesneuvelden wegens (lucht)bombardementen.
In enkele dagen werden rond Rotterdam zo'n 700 mensen begraven, op de Grebbeberg ongeveer 450. Dat waren massale gebeurtenissen, emotioneel evenzo. Alles diende snel te gebeuren, te meer daar vele gesneuvelden al lange tijd overleden waren en ontbinding van de lichamen, mede door het warmere lenteweer, al was ingezet. Uit alles blijkt dat er met waardigheid met de taak werd omgegaan en dat men trachte zaken zo zorgvuldig mogelijk vast te leggen. Talloze militairen werden in eerste instantie ongeidentificeerd begraven. Vele zouden in de twee jaar nadien nog worden geidentificeerd.
De private onderzoekers die menen dat er complotten of anderszins bewuste onregelmatigheden plaatsvonden (en vinden) ten aanzien van begravingen, hebben kennelijk onvoldoende vermogen om zich voldoende in te leven in de dagen dat hun relatie (of onderzoeksonderwerp) sneuvelde en (in de meeste gevallen) ter aarde werd besteld. Welk complot ze ontwaren of welke opzet ze vermoeden en welk doel zou worden gediend bij het kennelijk moedwillig kwijt maken van de lichamen is geen mens duidelijk. Men wil kennelijk niet inzien dat in oorlogstijd de lijkbezorging van geheel andere orde is dan in vredestijd. Men wil kennelijk ook niet inzien dat anno nu een heel ereveld omgraven - de grafrust van honderden mannen schenden - niet in verhouding zou staan tot de identificatie van één, twee of drie man. Dat terwijl in de jaren tussen 1940 en nu talloze pogingen zijn gedaan niet-geïdentificeerde lichamen alsnog te identificeren. Recent nog is middels DNA onderzoek gezocht naar een 'match' met de ene onbekende soldaat op het Grebbeveld. Door het ontberen van succes wordt inmiddels door sommige lieden een weg bewandeld waarbij complotdenken en achterklap gewoongoed zijn geworden. Een weg ook waarbij men nietsontziend organisaties en personen betrekt, beschimpt en (be)lastert.
Als ik de berichten van de laatste tijd moet volgen op dit forum en in onze mail, word ik, met gevoel voor understatement, niet vrolijk van de suggesties en het complotdenken van bepaalde mensen. Het heeft er alle schijn van dat een groep nabestaanden van de Grebbe vermisten elkaar net zo besmet heeft met complotdenken als de militairen elkaar tijdens krijgsgevangenschap indertijd besmet hebben met defaitische verhalen. Vasthoudendheid is een mooie eigenschap, maar als er tegen beter weten in geredeneerd wordt en als men alle gevoel voor nuance en realiteit verliest, wordt het spoedig irritant of - zoals in het geval van enkele familieleden van Grebbe vermisten - regelrechte terreur. Niet alleen Stichting de Greb / Stichting Kennispunt Mei 1940 wordt door enkele lieden met berichten en mails van onoirbare snit lastig gevallen. Ook de 94-jarige weduwe van de dominee van Nood (betrokken bij de begravingen), bepaalde journalisten en instanties worden op volkomen onoirbare wijze benaderd. Niet respectvol, maar op een brutale overrompelende en intimiderende wijze.
Er is vanuit onze Stichtingen alle respect voor overledenen en de geschiedenis. Wij zetten ons al meer dan 10 jaar in om juist hun nagedachtenis, hun geschiedenis te eren door de strijd zo degelijk en betrouwbaar mogelijk te reconstrueren. Onze bijzonder goed bezochte websites en off-line adviezen bij talloze onderzoeken zijn daar getuigenis van. Wij zijn ook altijd geporteerd van het meedenken en daar waar mogelijk ondersteunen van persoonlijke en officiële onderzoeken. Ook daar kunnen voldoende mensen en organisaties van getuigen. Wij passen echter voor de terreur en toonzetting van sommige frequente bezoekers en mail-schrijvers.
Dat laatste geldt in uitgesproken vorm voor de familie Hoefnagel. Wij noemen de naam volledig, om anderen te waarschuwen. Deze familie opereert middels een modus operandi die niet alleen volstrekt onoirbaar is, maar in feite alle normen van fatsoen met voeten treedt. Details besparen wij het publieke domein, maar de laatste dagen zijn ons berichten onder ogen gekomen, ook aan derden gericht, die alle vormen van betamelijkheid overschrijden. Als een missie verwordt tot een onwerkelijke kruistocht, treden mensen soms buiten de paden van fatsoen en beschaving. Wij werken daar niet aan mee. Er zijn gelieerd aan de voornoemde familie nog enige mensen actief, maar zij weten het vooralsnog beperkt te houden tot berichten die wij weliswaar als ongewenst achten, maar wij niet als onbetamelijk zouden willen sorteren. Desondanks zullen hun berichten (ook) niet meer worden geplaatst.
Het is voor ons buitengewoon teleurstellend dat wij tot het bannen van bepaalde mensen moeten overgaan en onze medewerking in het op zich interessante leerstuk omtrent de gebeurtenissen rond de begravingen via die route moeten beëindigen. Er is echter alle aanleiding voor om paal en perk te stellen aan de modus operandi van sommige mensen en dit bovendien in het openbaar te stellen, omdat hun terreur zich niet tot onze Stichtingen beperkt.
Let wel. Wij laten ons niet intimideren. Onze activiteiten worden geenszins gematigd of getemperd door dit soort excessen. Het is echter tegelijkertijd een waarschuwing aan anderen. Op dit forum en in onze mail wordt ruimte geboden voor emotie, voor felle discussie, voor eigen ideëen die afwijken van het geijkte, maar basaal fatsoen en een zekere mate van rationele handel en wandel blijft het ijkpunt. Dat geldt zeker voor deze discussiegroep. Het bewaken van de kaders doen wij met vrij strikte hand. Wij wensen onze discussiegroep niet te laten verworden tot het schoolplein waar alles gezegd en gedebiteerd kan worden. Ook niet jegens derden of instanties. Fatsoen en beschaving willen wij hoog in het vaandel houden. » Dit bericht is geplaatst op 8 juni 2010 11:34 |